De lucht is blauw boven Almere maar Mario Marinov heeft een onvervalste rotochtend. Hij staat op een dak in het noorden van de stad en stuurt een team aan dat zonnepanelen installeert. Af en toe roept hij een aanwijzing in het Bulgaars. Zijn ploeg spreekt ook Nederlands, maar moedertaal moet misverstand voorkomen als het om technische zaken als stroomomvormers en groepenkasten gaat.
Gisteravond heeft Marinov (28) zelf de bus ingeladen. Vroeger kon hij daar iemand voor inhuren. Zul je net zien: vanmorgen rond zeven uur wilde het ding niet starten na het tanken. En dus moest de ploeg alternatief vervoer regelen en alles overladen. De panelen, de ladderlift en niet te vergeten: het veiligheidsanker à 240 kilo.
Aan de klus op deze rijtjeswoning in Almere verdient Marinov niets. Om geld over te houden na kostenaftrek, moet hij per dag minstens twee „daken doen”. En vandaag bleef het dus bij één aanvraag. Maar thuisblijven is geen optie. Zijn installatiebedrijf werkt in opdracht van andere partijen en als je een afspraak niet nakomt, huurt niemand je meer in. „Het is overleven. En je kunt beter je verlies nemen dan helemaal stilstaan.”
Het humeur van Marinov staat symbool voor de stemming in de zonnepanelensector. De vraag naar panelen is in een vrije val, onder meer nadat de salderingsregeling ter discussie kwam te staan en energiebedrijven aankondigden kosten te gaan heffen voor het terugleveren van stroom. Grote bedrijven zoals Essent en Vattenfall brengen dit in rekening bij hun consumenten, sinds begin deze maand.
Volgens de branchevereniging van installateurs, Techniek Nederland, gaat het om een halvering van de consumentenmarkt sinds september 2023. Sommige installatiebedrijven melden dalingen tot wel 95 procent, zegt voorzitter Doekle Terpstra.
Lees ook
Het einde van het ‘zonnepanelenparadijs’ komt met het afschaffen van saldering in zicht
Brandbrief
Deze malaise volgt op een gouden periode. Volgens cijfers van de Kamer van Koophandel verdriedubbelde het aantal bedrijven dat zonnepanelen installeert sinds 2021 van 1.078 naar 3.291 begin dit jaar. In het afgelopen kwartaal was na jaren van groei voor het eerst sprake van een daling: 73 bedrijven stopten tussen april en juni.
Terpstra waarschuwde begin vorige maand in een brandbrief aan demissionair minister Rob Jetten (D66, klimaat en energie) voor een „golf aan faillissementen”. Deze zijn volgens hem te wijten aan door „politiek jojobeleid” veroorzaakte onzekerheid bij de consument.
Tekenend voor die onzekerheid is de kwestie van de salderingsregeling. Dit is een stimuleringsmaatregel die zonnepanelenbezitters in staat stelt om de stroom die ze leveren af te strepen tegen de elektriciteit die ze in minder zonnige periodes inkopen. Afgelopen jaar kwam Jetten met een wetsvoorstel om de regeling stap voor stap af te bouwen.
Nu weten zelfs mijn eigen ouders niet meer of panelen op het dak lonen – bij wijze van spreken
In februari werd duidelijk dat het afbouwen van de regeling niet doorging, onder meer omdat de PVV en BBB in de Eerste Kamer tegen het wetsvoorstel stemden. Maar in het coalitieakkoord dat dezelfde partijen drie maanden later presenteerden, stond dat de regeling tóch wordt afgeschaft. En niet stapsgewijs maar in één klap, vanaf 2027. De Tweede Kamer riep het nieuwe kabinet vervolgens op om uiterlijk op Prinsjesdag met een uitwerking van het plan te komen, om de onzekerheid niet te lang te laten duren.
Marinov noemt het wisselende beleid „de gekte van de politiek”. Tegenwoordig is hij niet alleen expert in hellingshoeken en kabelroutes, maar weet hij ook alles van de beleidsmaatregelen, omdat die directe invloed hebben op de vraag naar zonnepanelen en dus op zijn agenda.
Inmiddels heeft hij negen van de zestien werknemers ontslagen die hij afgelopen zomer nog in dienst had. „Ik kan niet tegen een installateur zeggen: over twee weken heb ik een klus voor je en daarna moet je weer drie weken wachten. Dan is het tijd om afscheid te nemen.”
Paniektelefoontjes
Vroeger was het helder. „Als u deze panelen koopt, dan heeft u ze in zoveel jaar terugverdiend.” Danny van Caam, eigenaar van Zonnestroom Collectief – het bedrijf waar Marinov vandaag voor werkt – slaat met vlakke hand op de bestuurstafel. Bam! „Dat was nog eens krachtig communiceren met de klant. Nu weten zelfs mijn eigen ouders niet meer of panelen op het dak lonen – bij wijze van spreken.”
Het antwoord is nog steeds ja, bezweert Van Caam (35). Terwijl hij praat, wijst mede-eigenaar Yigael Soesan (41) afwisselend van het plafond naar de vloer. De verkoopaantallen gingen van zo’n veertig stuks per week naar een stuk of tien – in de slechtste periode slechts twee, een aantal weken terug.
De zakenpartners zeggen dat de vraag nu weer wat aantrekt. „Het is een kwestie van snel schakelen”, zegt Soesan. „Na het laatste nieuws over de afschaffing van de salderingswet, hebben we een paar korte nachten gehad en het aanbod omgegooid. Op onze website zie je nu alleen maar zonnepanelen in combinatie met een thuisbatterij staan. Consumenten willen namelijk niet meer afhankelijk zijn van wat de overheid en energiebedrijven doen.”
Met verbazing kijken beiden naar hoe hevig de markt schommelt. Volgens Van Caam spelen de media daar ook een rol in. Soesan wijst in de richting van de salesafdeling: „Als De Telegraaf op vrijdag een artikel plaatst met de vraag of zonnepanelenbezitters hun panelen weg willen laten halen vanwege de terugleverkosten, weten wij al dat we op maandag moeten puinruimen. Dan krijgen we paniektelefoontjes van mensen die hun aanvraag willen annuleren.”
Van Caam: „Terwijl zonnepanelen nog nooit zo goedkoop zijn geweest. En een terugverdientijd van acht jaar is nog steeds een rendement van bijna 13 procent. Waar kun je dat nog krijgen? Dat leg je ze dan uit: zo erg is het allemaal niet.”
Lees ook
Valt je huis onder rijksbeschermd stadsgezicht? Dan geen opvallende zonnepanelen
Mensen mogen helemaal zelf bepalen of ze kinderen krijgen, of ze roken en drinken, of ze een tatoeage nemen, op welke politieke partij ze stemmen. Maar waarom mogen we dan niet zelf beslissen over de manier en het moment waarop we sterven? Dat is de vraag die verdachte Jos van Wijk (75), die met zijn hele naam genoemd wil worden, opwierp tijdens de zittingsdagen in april in de grote rechtszaak rondom zelfdodingsmiddel ‘middel X’. Hij vindt het niet meer dan normaal dat mensen het moment van hun sterven bepalen. „Zeker in de situatie van mensen die hebben vastgesteld dat voor henzelf de waarde van het leven dusdanig is afgenomen dat ze geen toekomstperspectief meer zien, en de dood verkiezen boven het leven.”
In de rechtbank van Arnhem wordt deze donderdag uitspraak gedaan in deze zaak, waarin zes mensen worden verdacht van deelname aan een samenwerkingsverband dat heeft bijgedragen aan het verstrekken van een zelfdodingsmiddel. Hulp bij zelfdoding is in Nederland strafbaar. Sommige verdachten, zoals de 74-jarige Tineke B., verstrekten het middel zelf, en anderen, zoals Jos van Wijk, worden er door het Openbaar Ministerie van verdacht op verschillende manieren te hebben meegewerkt aan de verspreiding van het middel. Er zijn straffen tot tweeënhalf jaar cel geëist.
De verdachten kenden elkaar door hun inzet voor Coöperatie Laatste Wil (CLW), een organisatie met dertigduizend leden die in 2013 is opgericht met als doel het vinden en verstrekken van een legaal zelfdodingsmiddel – CLW zei altijd binnen de grenzen van de wet te willen blijven. De insteek van CLW, zei oud-bestuurder Van Wijk tijdens de zitting, was om de politiek in actie te laten komen om „regelgeving zo aan te passen dat de doelstellingen van CLW kunnen worden verwezenlijkt, dat er meer mogelijkheden komen tot daadwerkelijke zelfbeschikking”.
‘Een oorlogsverhaal’
Twee dagen na de laatste zittingsdag op 25 april overleed de 80-jarige zevende verdachte, „meneer Loek”, zoals de rechters hem omwille van de anonimiteit noemden. De 80-jarige vergeleek wat hij deed tijdens de zitting met „een oorlogsverhaal”. „In de oorlog mocht je heel goede dingen niet doen, want dan kreeg je de Duitsers achter je aan. Wij deden ook hele goede dingen.”
Dat is de kern van deze rechtszaak: zijn deze mensen een progressieve voorhoede of, zoals het OM hun ziet, een ongebruikelijke groep criminelen? Alle verdachten zijn tussen de zeventig en tachtig jaar oud. Ze hebben geen strafblad.
Deze week werd bekend dat ook een verdachte in een andere zaak rondom middel X is overleden. De 77-jarige Tom de M., die het middel naar eigen zeggen uit idealisme verkocht, hoorde onlangs 2,5 jaar cel eisen en pleegde nog voor het vonnis zelfmoord. Hoe hij dat deed is niet bekend. De M. was ook betrokken bij CLW.
Lees ook
Grootste strafzaak over hulp bij zelfdoding: absolute zelfbeschikking versus bescherming van het ‘recht op leven’
Sterven zonder sturing
De roep om regie over het levenseinde speelt niet alleen in de rechtbank, maar klinkt ook steeds luider in de hele samenleving, ziet onderzoeker Els van Wijngaarden. Zij is zorgethicus en universitair hoofddocent bij het Radboudumc in Nijmegen, waar ze een onderzoeksgroep leidt die zich onder meer bezighoudt met ouder worden en autonomie rondom het sterven.
Wijngaarden is niet betrokken bij het proces, maar volgt de zaak wel. De inspanningen van Coöperatie Laatste Wil en de rechtszaak die daar nu uit is voortgekomen, ziet zij als een „onderdeel van een bredere ontwikkeling” in het debat over het levenseinde. Van Wijngaarden zegt dat de moderne mens het in toenemende mate „een enge gedachte” vindt als het sterven ‘zomaar’ en zonder sturing gebeurt. „We zijn het sterven gaan zien als iets waar je bij moet ingrijpen”, zegt ze. „Mensen willen regie om allerlei angstscenario’s te voorkomen.”
Het is de taak van het OM om op te treden wanneer mensenlevens in gevaar worden gebrachtOfficier van justitietijdens de zitting in april
Tijdens de zittingen in april ging de officier van justitie al kort in op de maatschappelijke en politieke lading van het proces: „Mensen mogen en kunnen via de democratische weg invloed uitoefenen op de politiek en lobbyen om de huidige wet te veranderen. Het is niet de taak van het Openbaar Ministerie om zich hierin te mengen. Het is wél de taak van het Openbaar Ministerie om op te treden wanneer mensenlevens in gevaar worden gebracht.”
De huidige euthanasiewet, vinden de verdachten, gaat niet ver genoeg. Volgens die wet moet „uitzichtloos en ondraaglijk lijden” worden vastgesteld door een arts, voordat die het leven kan helpen beëindigen.Dat vinden de verdachten te veel inmenging. Verdachte Jos S. vroeg de officier tijdens een van de zittingsdagen om „de ramen en deuren van zijn benauwde juridische zolderkamer eens open te doen om te kijken wat er in de echte wereld gaande is”. Om te stoppen met „het krampachtige handhaven van oudtestamentische christelijke overtuigingen”. Hij wees op andere ontwikkelingen in de gezondheidszorg, handelingen die in de loop der jaren genormaliseerd zijn. „Ook abortus en euthanasie zijn en worden langzaam uit het strafrecht losgeweekt.”
Lees ook
Ze zouden hebben ‘gehandeld in de dood’ door middel X te verstrekken als een ‘clandestiene apotheek’
Zelf regisseren ‘klinkt moedig’
Van Wijngaarden vindt dat de huidige euthanasiewetgeving juridisch gezien „best heel veel mogelijkheden biedt”. bijvoorbeeld voor mensen die kampen met een stapeling van ouderdomsklachten of psychisch lijden. „Wat gezien wordt als ‘uitzichtloos en ondraaglijk lijden’ verschuift”, zegt zij. In 2022 zijn de landelijke richtlijnen voor euthanasie bijvoorbeeld geactualiseerd, er wordt dieper ingegaan op hoe om te gaan met euthanasie bij vergevorderde dementie. „En ‘anticiperend lijden’ is meer geaccepteerd en kan tegenwoordig gezien worden als ondraaglijk.” Dat gaat bijvoorbeeld over mensen met beginnende dementie die ondraaglijk lijden aan het vooruitzicht dat ze straks diep dement zullen zijn.
Het levenseinde helemaal zelf regisseren klinkt „heldhaftig en moedig”, zegt Van Wijngaarden. „Maar we moeten niet vergeten dat mensen er ook veel baat bij hebben als het sterven in zorg is ingebed, omdat ze het leven dan samen met anderen los kunnen laten.”
Lees ook
Luister hier naar NRC Vandaag over ‘middel X’: hoe ver mag zelfbeschikking gaan?
Vanwege de juridische risico’s die helpen bij zelfdoding met zich mee brengt, sterven veel mensen die middel X gebruiken alleen. Zij zijn soms bang dat hun naasten veroordeeld worden, hoewel dat weinig voorkomt. Coöperatie Laatste Wil ziet dat als een argument om hulp bij zelfdoding te legaliseren.
Het ene moment weten ze zeker: dit leven wil ik niet meer, en het andere moment zien ze er toch nog waarde in
Ambivalent over dood en leven
Uit eerder onderzoek van Van Wijngaarden bleek dat mensen op het moment suprême meestal een erg tweeslachtige houding hebben tegenover hun dood. „Mensen staan vaak net zo ambivalent tegenover het leven als tegenover de dood. Het ene moment weten ze zeker: dit leven wil ik niet meer, en het andere moment zien ze er toch nog waarde in.” Dat ziet zij ook als een belangrijke reden om aan het einde van het leven geen overhaaste beslissingen te nemen.
Tijdens het proces kwamen schrijnende voorbeelden ter sprake, van mensen die stierven met middel X, terwijl hun leven volgens naasten nog niet klaar was. Een 34-jarige vrouw met een jong gezin en psychische klachten overleed aan het middel dat zij voor een paar tientjes van een van de verdachten kocht.
Sinds 2015 zijn er in Nederland zeker 172 mensen gestorven nadat zij middel X gebruikten, bleek in april uit onderzoek geïnitieerd door stichting 113 Zelfmoordpreventie. De gemiddelde leeftijd van mensen die hun leven in deze periode met dit middel beëindigden was 59. Bij zeventig procent van hen werd een „psychiatrische voorgeschiedenis” geregistreerd. Onderzoeker Lizanne Schweren constateerde dat „de groep niet alleen bestaat uit ouderen die een weloverwogen keuze maken.”
Deze rechtszaak laat volgens Van Wijngaarden „ de paradox” zien waar Nederland in zit. „Er is zoveel ruimte voor keuzes en zelfbeschikking binnen de levenseindezorg, maar kennelijk geeft dat geen rust, en is er een blijvende roep om nog meer regie. Maar het is ook een kunst om te leven met het besef dat niet alles maakbaar is.”
Praten over zelfdoding kan bij de landelijke hulplijn 113 Zelfmoordpreventie. Telefoon 0800-0113 of www.113.nl.
Alexander van Hattem is een druk man. De 41-jarige Bosschenaar is namens de PVV Eerste Kamerlid, Statenlid in Noord-Brabant en raadslid in Den Bosch. En hij is óveral. Het afgelopen jaar miste hij nooit de maandelijkse Statenvergadering, ontbrak hij twee keer in de senaat en was hij slechts één keer afwezig in de gemeenteraad. En altijd debatteert hij actief mee.
Mogelijk krijgt hij het nog drukker. Van Hattem staat namelijk op plek 44 van de kandidatenlijst van de PVV voor de Tweede Kamer. Mochten er de komende jaren drie PVV-Kamerleden stoppen, dan kan hij de Eerste voor de Tweede Kamer verruilen.
Donderdag schuiven vier PVV-Kamerleden door naar het kabinet en worden de kandidaten op plekken 38 tot en met 41 van de lijst beëdigd als Kamerlid. Onder hen de 80-jarige Nico Uppelschoten, die bij aanvang van zijn Kamerlidmaatschap het oudste Kamerlid in de parlementaire geschiedenis wordt. Vanwege de zorg voor zijn dementerende vrouw twijfelde hij nog over het Kamerlidmaatschap. Uppelschoten, ook Statenlid in Drenthe, dacht op een onverkiesbare negenendertigste plek te staan.
NRC analyseerde de ‘kandidaten-vijver’ van de PVV op Europees, landelijk, provinciaal en lokaal niveau. Ook werd gekeken naar PVV’ers met dubbelfuncties: mensen als Van Hattem die behalve Kamerlid ook Statenlid of raadslid zijn – of zelfs alle drie.
Geen lege zetels
Heeft de partij genoeg mensen om al haar zetels in parlementen, Staten en raden te vullen? Het kortste antwoord is: ja. Nergens zijn op dit moment zetels leeg omdat er geen PVV’er voorhanden is.
Maar het aantal beschikbare mensen neemt op meerdere plekken af, blijkt uit het onderzoek. Zo had de PVV in Almere tien kandidaten (en vijf zetels), maar zijn er door tussentijdse afhakers en overstappers naar Kamer of Gedeputeerde Staten nog maar twee kandidaten over die naar de raad kunnen doorschuiven.
Ook landelijk dreigt (nog) geen acute lijstuitputting, maar komt het einde van de kandidatenlijsten wel in zicht. De partij kan zich in de Tweede Kamer drie afhakers veroorloven. Bij de vierde komt de partij voor de keuze waar het een zetel vrij wil laten; in de Eerste of de Tweede Kamer – iemand die niet op de lijst stond toevoegen kan niet. Ook is het niet mogelijk om in de Eerste én de Tweede Kamer te zitten.
De 45stee en tevens laatste kandidaat op de Tweede Kamerlijst is senator Gom van Strien. Maar als zowel Van Hattem (nummer 44) als Van Strien doorschuiven, komt de PVV een senator te kort. Op de Eerste Kamer-lijst is namelijk alleen Nicole Moinat nog beschikbaar, nu raadslid in Purmerend. Mocht het zover komen, dan lijkt het aannemelijker dat de PVV een zetel in de Tweede Kamer leeg laat. Daar heeft de coalitie met 88 zetels een ruime meerderheid, terwijl het voor een meerderheid in de senaat zeven zetels te kort komt. Als dat gebeurt, zou dat een unicum zijn; nooit bleef door lijstuitputting een zetel leeg in de Tweede Kamer.
Het toont de smalle marges waarbinnen de PVV werkt. Alle politieke partijen hebben moeite met het vinden van voldoende kandidaten; door teruglopende ledentallen krimpt de vijver al decennia. Maar in tegenstelling tot andere partijen heeft de PVV geen leden, geen partijorganisatie en geen bloeiend partijleven. Dat maakt de werving nog moeizamer. Al sinds de oprichting in 2004 draait de partij om Geert Wilders. De uitbouw naar de twaalf provincies verliep moeizaam; lokaal is de PVV in 29 van de 342 gemeenten vertegenwoordigd – in andere gemeenten bleken er onvoldoende kandidaten te zijn. Al vanaf het begin zijn er veel PVV’ers die meerdere functies combineren – op dit moment achttien. Bij andere partijen komt dat sporadischer voor, zeker bij landelijke politici.
Lees ook
De PVV speelt op safe met een kandidatenlijst van loyale politici
Vergaderingen missen
Hoe goed het de PVV’ers lukt om twee zetels tegelijk te vullen, verschilt. Twaalf PVV’ers uit de Eerste of Tweede Kamer zijn op dit moment ook raadslid of Statenlid. Het donderdag te beëdigen Kamerlid Robert Rep is het zelfs allebei. Sommigen lukt het om vrijwel altijd bij vergaderingen te zijn, zoals Hidde Heutink uit Enschede. Willem Boutkan is regelmatig te laat bij de Statenvergaderingen van Flevoland, maar hij is er op een enkele keer na wél altijd. De Zuid-Hollandse Statenleden Jeremy Mooiman en Henk de Vree hoeven alleen het Malieveld over te steken en doen dat altijd; ze missen vrijwel geen vergadering.
Anderen doen dat wel. Raymond de Roon komt sinds zijn verkiezing in de Provinciale Staten van Zeeland in 2023 gemiddeld eens in de twee maanden naar de maandelijkse plenaire vergadering, blijkt uit de notulen. Vincent van den Born kwam sinds november naar vijf raadsvergaderingen in Den Helder en sloeg er zes over.
In de Tweede Kamer deed hij sinds zijn aantreden in november geen enkele keer mee aan een debat, bleek eerder deze week uit onderzoek van persbureau ANP. De PVV-fractie was sinds november afwezig bij relatief veel plenaire en commissiedebatten: honderd, een kwart van het totaal. Voor de grootste Kamerfractie valt dit aantal op. De kleinere fracties van GroenLinks/PvdA, VVD en NSC deden aan meer debatten mee, bleek uit de ANP-cijfers.
Landbouwwoordvoerder Jeanet Nijhof-Leeuw van de PVV was wel regelmatig bij Kamerdebatten, maar kwam tussen december en juni slechts naar één raadsvergadering in Hengelo. Maar dat heeft niks te maken met haar Kamerwerk, zegt ze. Door een voetblessure kón ze de reis naar Hengelo niet maken, ze zat lang in een rolstoel.
Sinds ze weer mobiel is, pakt Nijhof-Leeuw op woensdagavonden de trein van Den Haag naar Hengelo. Na de vergadering reist ze terug: om half één ’s nachts komt ze dan in Den Haag aan, de volgende ochtend is ze weer in de Tweede Kamer. Waarom ze niet stopte? Ze vindt, zegt ze, het raadswerk óók heel mooi.
Lees ook
Twee PVV-verlaters over Wilders en zijn partij: ‘Ze hebben geen idee wie er voor hun partij actief zijn’
Met de zomervakantie in aantocht lijkt de rust teruggekeerd op universiteiten, die maandenlang het toneel waren van felle solidariteitsacties voor de Palestijnen in Gaza. Studenten, docenten en anderen eisten dat universiteiten zich uitspraken tegen Israël en hun banden zouden verbreken met Israëlische onderzoeks- en onderwijsinstellingen. Dat mondde in universiteitssteden uit tot bezettingen van universiteitsgebouwen, die soms werden ontruimd door de ME. Een enkel protest daargelaten is het nu stiller.
Universiteiten zijn bezig met zelfonderzoek: ze hebben ethische commissies ingesteld die hun banden met Israël tegen het licht houden, om met een advies te komen of beëindiging wenselijk is. Het is afwachten of de uitkomst bevredigend zal zijn voor de actievoerders. Ze hebben aangekondigd dat ze de strijd niet opgeven. Mogelijk keren de barricades en tentenkampen na de zomervakantie terug.
1Hoe begon de discussie over Gaza op universiteiten in Nederland?
Meteen na de terreuraanval van Hamas in Israël, op 7 oktober 2023, waren er studenten en medewerkers die zich solidair verklaarden met de Palestijnen. In open brieven, petities, bij protestbijeenkomsten en op sociale media eisten ze dat de universiteiten stelling namen tegen het geweld van Israël.
Ze verweten de universiteiten hypocrisie, omdat die zich stilhielden terwijl ze in 2022 wel stelling hadden genomen tegen Rusland, toen dat land Oekraïne was binnengevallen. Het hoger onderwijs had toen, na een oproep van de minister van Onderwijs, de samenwerking met Russische onderwijs- en kennisinstellingen bevroren.
Veel protesten in de eerste maanden na 7 oktober hadden een vreedzaam karakter. Actievoerders organiseerden bijvoorbeeld ‘teach-ins’, waarbij ‘college’ werd gegeven over de situatie in Gaza.
Toch waren er ook momenten waarop de sfeer grimmiger werd. Tijdens een protestactie op het University College in Maastricht, begin november, hadden medewerkers van de receptie zich uit voorzorg opgesloten in hun kantoortje. De universiteit greep niet in. Twee gastdocenten trokken zich uit onvrede terug.
In reactie op die protesten kwamen universiteitsbesturen met verklaringen waarin ze lieten weten dat ze zeer geraakt waren door het geweld. Maar verder spraken ze zich niet uit over Israël, noch verbraken ze de banden met partners daar. Zoiets past niet bij een neutraal instituut, redeneerden ze, en het zou de academische vrijheid inperken.
Op de Universiteit Leiden liep de spanning in oktober zo hoog op dat de Haagse vestiging tijdelijk gesloten werd en er toegangscontroles werden ingesteld bij de ingang van universiteitsgebouwen. En bij een onaangekondigde ‘teach-in’ in Leiden, in november, kwam het tot strubbelingen met beveiligers, waarna studenten een klacht indienden wegens intimidatie.
In januari sloot ook de Universiteit van Amsterdam (UvA) korte tijd een aantal gebouwen (op Roeterseiland). Demonstranten hadden een sit-in aangekondigd, maar geen toestemming gevraagd. In maart bezetten actievoerders een brug naar het Amsterdam University College.
Wageningen
Studenten blokkeerden de weg naar de hoofdingang van de Wageningen University.Foto Wouter de Wilde
2Hoe ging dit over in massale bezettingen van universiteiten?
De grote bezettingen begonnen in Amsterdam. Doordat de universiteiten geen gehoor gaven aan de eisen van de actievoerders, besloten die een stap verder te gaan. Op maandag 6 mei zetten pro-Palestinademonstranten een tentenkamp op op de Roeterseilandcampus van UvA. De organisatoren waren geïnspireerd door de bezetting van Amerikaanse universiteiten door pro-Palestijnse actievoerders, met als bekendste voorbeeld die van Columbia University in New York in april.
Op Roeterseiland kwamen al snel honderden sympathisanten op het protest af. Ze wierpen in de loop van de avond barricades op. Die avond publiceerde de UvA een lijst met haar samenwerkingen met Israëlische organisaties – één van de eisen van de actievoerders.
De universiteit zei dat ze bereid was om de banden met Israël tijdelijk te bevriezen, mits de actievoerders het terrein zouden verlaten. Maar die namen daar geen genoegen mee: ze wilden pas weggaan als de universiteit de banden zou verbreken. Burgemeester Femke Halsema besloot over te gaan tot ontruiming. Enkele demonstranten gooiden met vuurwerk en bakstenen.
De volgende dag, dinsdag, begon in Amsterdam een nieuw protest bij de Oudemanhuispoort, een UvA-locatie in de binnenstad. Ook dat liep uit de hand. Er werden stoeptegels uit de grond getrokken, barricades opgeworpen, en muren beklad. Woensdag ontruimde de ME het kamp.
Vanaf die dag sloegen de protesten over naar de rest van het land. In Utrecht bezetten pro-Palestina-betogers de universiteitsbibliotheek. De maandag erop vonden op verschillende universiteiten ‘walk outs’ plaats, waarbij studenten en medewerkers hun werk neerlegden en gezamenlijk naar buiten liepen. Op de universiteiten van Groningen, Eindhoven, Nijmegen en Maastricht werden tentenkampen opgezet. Nieuwe protesten in Amsterdam liepen telkens opnieuw uit de hand.
De weken erna hielden de protesten aan. Soms werd een tentenkamp een tijdje gedoogd door het universiteitsbestuur en de burgemeester, zoals in Nijmegen. Maar tot nu toe is bijna elk protest uiteindelijk beëindigd, vaak door de politie of de ME.
Groningen
Pro-Palestijnse betogers worden wakker bij de Rijksuniversiteit Groningen, waar ze de nacht hebben doorgebracht.Foto Jilmer Postma
3Wie zitten achter de protesten?
NRC zocht uit wie er achter de heftigste protesten, die op de UvA, zaten. De initiatiefnemers zijn twee organisaties: Students for Justice in Palestine (SJP), een internationaal netwerk met zijn oorsprong in de VS, en de hieraan gelieerde groep AU Free Palestine. Via sociale media als Instagram bereiken deze groepen ook andere pro-Palestijnse actiegroepen, zoals Students for Palestine, Dutch Scholars for Palestine. Gelijkgestemden houden contact met elkaar via appgroepen op onder meer Signal, zodat ze elkaar snel kunnen waarschuwen als er weer een actie begint.
SJP is volgens het Amerikaanse tijdschrift The New Yorker „de meest prominente pro-Palestina steungroep in Amerika […] niet alleen op campussen, maar ook in het algemeen”. De Nederlandse tak is opgericht in 2014 en heeft inmiddels afdelingen in Amsterdam, Maastricht, Utrecht, Nijmegen en Rotterdam. SJP organiseerde aanvankelijk vooral filmavonden en debatten op universiteiten, maar in 2023 veranderde de strategie. Sindsdien wordt alle energie gestoken in de strijd voor een ‘academische boycot’ van Israël.
Na de terreuraanval van Hamas op Israël, op 7 oktober, publiceerde een groot deel van de Nederlandse SJP-afdelingen op instructie van de Amerikaanse moederorganisatie een positieve boodschap over de bloedige gebeurtenissen.
SJP werkt samen met andere actiegroepen, zoals Extinction Rebellion en de kraakbeweging in Amsterdam. Ze vinden dat verschillende vormen van maatschappelijk onrecht samenhangen (‘intersectioneel’ zijn) en dus ook tegelijkertijd moeten worden bestreden. Al voor de Gaza-oorlog voerden deze groepen gezamenlijk actie op de UvA. Zo bezetten ze de universiteit in januari 2023 en eisten ze dat die niet langer zou samenwerken met Shell.
Lees ook
Wat gebeurde er op 7 oktober, die eerste bloedige dag van de Gaza-oorlog? Een reconstructie
4Wat willen de actievoerders?
Niet alle demonstranten willen hetzelfde. Sommige willen een volledige boycot van Israël, andere vinden dat bijvoorbeeld nog wel met individuele Israëlische onderzoekers samengewerkt kan worden.
Students for Justice in Palestine (SJP), een belangrijke organisator achter de protesten in Nederland, wil dat de universiteiten alle Israëlische hogeronderwijsinstellingen boycotten. Ze wil dat de Nederlandse universiteiten alle economische, academische en culturele banden met Israël doorknippen.
Dutch Scholars for Palestine (DSP) is iets concreter en genuanceerder. Ook die wil een boycot, maar schrijft wel: „Deze oproep is niet gericht tegen universiteiten omdat ze Israëlisch zijn, maar omdat ze allemaal […] betrokken en/of medeplichtig zijn aan institutionele discriminatie, apartheid, vervolging, bezetting en genocide”.
Concreet eist de organisatie beëindiging van alle institutionele uitwisselingsprogramma’s met Israëlische universiteiten, beëindiging van Israëlische institutionele deelname aan samenwerkingsprojecten waarbij Nederlandse universiteiten betrokken zijn, en het stopzetten van investeringen in Israëlische bedrijven die medeplichtig zijn aan mensenrechtenschendingen.
Ze benadrukt dat de boycot niet gericht is op individuen. Nederlandse onderzoekers zouden dus bijvoorbeeld wel op individueel niveau onderzoek kunnen doen met Israëlische wetenschappers.
Lees ook
Een allegaartje van actiegroepen en ’toolkits’ uit de VS: zo kwam het studentenprotest in Amsterdam tot stand
Maastricht
Betogers hebben een faculteitsgebouw van de Universiteit Maastricht bezet.Foto Marcel van Hoorn
5Wat gebeurde er bij protestacties die uit de hand liepen?
De eerste bezetting die door de ME werd beëindigd vond op maandag 6 mei plaats op de UvA. Daar hadden demonstranten hun kamp opgeslagen op het Amsterdamse Roeterseiland. In de loop van de avond was volgens de universiteit een „onveilige en grimmige situatie” ontstaan, waarbij „met vuurwerk gegooid” werd, „mensen zijn geslagen, de Israëlische vlag werd verbrand en barricades werden opgetrokken”.
Een deel van de actievoerders weigerde te vertrekken, waarna de ME ’s nachts ingreep. Er werden 169 mensen aangehouden.
In de avond van 7 mei werden opnieuw barricades opgeworpen, ditmaal op het Binnengasthuisterrein van de universiteit, in de binnenstad. Het kamp werd een halve dag later ontruimd door de ME. Ook hierbij werden tientallen demonstranten gearresteerd. Muren waren beklad met pro-Palestijnse leuzen. De UvA ging hierna een paar dagen dicht.
Op maandag 13 mei begon een nieuwe bezetting van de Roeterseilandcampus. Activisten, in het zwart gekleed en gemaskerd, drongen de vleugel binnen waar het college van bestuur zetelde, joegen iedereen naar buiten en richtten vernielingen aan. Ze spoten graffiti, vernielden computerschermen en gooiden boeken en papieren naar beneden. De ME maakte een einde aan deze bezetting. Er werden 36 mensen aangehouden. De universiteit ging opnieuw enkele dagen dicht.
Hoe eerder en hoe harder en hoe vaker er op wordt getreden tegen mensen die ook geweld gebruiken, zelfs tegen de politie, hoe beter
Ook op maandag 17 juni liep een actie uit de hand, ditmaal op de locatie Science Park in Amsterdam-Oost. Gemaskerde activisten zetten een tentenkamp op, bouwden barricades, vernielden veiligheidscamera’s en blokkeerden doorgangen. De universiteit deed, nadat gesprekken op niets uitliepen, opnieuw aangifte van huisvredebreuk. Ditmaal verlieten de demonstranten het terrein voordat de ME ingreep. Op 21 juni ontruimde de ME opnieuw een gebouw op de Roeterseilandcampus.
Op andere universiteiten werd in mei en juni eveneens actie gevoerd, maar daar bleef het verhoudingsgewijs rustig vergeleken met de bezettingsacties aan de UvA. Toch greep de politie ook daar regelmatig in. In Utrecht werd een bezetting van de universiteit door de ME beëindigd. In Groningen beëindigde de politie een bezetting van het letterengebouw van de universiteit.
Aan de Radboud Universiteit in Nijmegen werden studenten eind mei uit het Erasmusgebouw gehaald, dat ze deels hadden bezet. Begin juni werd een tentenkamp op de campus ontruimd, nadat de actievoerders een ander universiteitsgebouw hadden bezet en beklad.
In Delft, waar ook een tentenkamp was opgezet, werden op 3 juni demonstrerende studenten aangehouden die na sluitingstijd weigerden te vertrekken uit het gebouw van de faculteit Werktuigbouwkunde. De TU deed aangifte van vernieling, huisvredebreuk en geweld.
6Waar en hoe wordt er nu nog geprotesteerd?
In juni schreven organisatoren van de protesten – namens veertien studentenprotestorganisaties – dat ze zullen doorgaan met protesteren totdat de universiteiten naar hen luisteren. Het was een reactie op de open brief van de rectores magnifici in Trouw, die schreven dat ze de banden met Israël niet categorisch zullen verbreken.
In Utrecht waren eind juni nog protesten aan de gang. De studenten waren teleurgesteld dat de universiteit niet met hen in dialoog was gegaan, hoewel dat was beloofd. Volgens het college van bestuur hadden de actievoerders alle voorstellen voor data afgewezen. De universiteit wilde met tien tot twaalf demonstranten, andere geïnteresseerden zouden via een livestream kunnen meekijken. Maar de actievoerders wilden dat er tweehonderd mensen live bij aanwezig zouden zijn. Het college van bestuur vreesde voor een bezetting, en sloot daardoor op 25 juni uit voorzorg een aantal panden in de binnenstad, waardoor onderwijsactiviteiten daar niet konden doorgaan. De universiteit deed ook tweemaal aangifte van bekladding van universiteitsgebouwen.
Ook werd er weer een gebouw op Roeterseiland bezet. Actievoerders wierpen daarnaast barricades op brachten vernielingen aan. De ME kwam weer om te ontruimen. Er werden actievoerders aangehouden.
In Nijmegen verplaatste het studentenprotest, dat wekenlang op de Radboud Universiteit plaatsvond tot het tentenkamp daar werd ontruimd, zich eind juni kortstondig naar de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Maar de actievoerders wilden niet demonstreren op het parkeerterrein dat de gemeente voor hen had vrijgehouden. In plaats daarvan liepen ze terug naar de plek waar eerst het tentenkamp bij de universiteit was. De opkomst was niet groot, volgens de actieleider omdat het collegejaar ten einde liep en veel studenten al weg waren. Maar dat betekende niet dat er helemaal geen acties meer zouden volgen, zeiden de actievoerders.
De tentenkampen die in mei bij universiteiten verrezen staan er her en der nog, maar ogen soms verlaten, bijvoorbeeld in Wageningen.
Lees ook
Nederlandse universiteiten bestuderen hun banden met Israël: ‘Heb je alternatieven?’
Utrecht
Pro Palastina demonstranten bezetten het plein van de bibliotheek van Universiteit van Utrecht. Foto Merlin Daleman
7Hoe reageren universiteiten op de protesten?
Op sommige universiteiten – zoals die van Amsterdam, Nijmegen, Eindhoven, Rotterdam en Delft – zijn universiteitsbesturen in de eerste weken in gesprek gegaan met actievoerders. Die gesprekken liepen op niets uit. Voor de demonstranten is de enige gewenste uitkomst namelijk het categorisch verbreken van de banden met Israël en de universiteiten willen daar niet aan. Ook verliepen gesprekken soms lastig omdat actievoerders met gezichtsbedekking aan tafel verschenen, zoals op de UvA.
Over het algemeen willen universiteitsbesturen en actievoerders nog steeds (of opnieuw) met elkaar in gesprek, maar die gesprekken komen moeilijk tot stand. Zo wil het bestuur van de Erasmus Universiteit Rotterdam een gesprek achter gesloten deuren, maar willen de demonstranten alleen een publiekelijk gesprek dat wordt opgenomen en gefilmd. In Wageningen beweren actievoerende studenten dat het universiteitsbestuur niet met hen in gesprek wil. Maar een woordvoerder van de universiteit noemde dat in NRC „framing”. „Ze willen een debat, maar alleen onder hun voorwaarden. Met ‘boycot Israël’ als startpunt en het eisen van verantwoording door het bestuur heb je niet de vorm van een academisch debat.”
Begin juni schreven de rectores magnifici van de Nederlandse universiteiten, in een open brief in Trouw, dat ze niet categorisch alle banden met Israël zullen verbreken. Dat past niet bij de academische vrijheid die ze hoog in het vaandel hebben staan. Ze zullen de samenwerkingen wel „zorgvuldig wegen”.
Er is alle aanleiding om te demonstreren tegen de humanitaire catastrofe in Gaza, maar houd het vreedzaam. Geweld is onacceptabel
Daar zijn ze nu mee bezig. Veel universiteiten hebben ethische commissies ingesteld om de banden met Israël te beoordelen. Iedere commissie zal haar eigen afweging maken, maar waar ze allemaal op zullen letten is bijvoorbeeld ‘dual-use’. Dat is het gebruik van onderzoekskennis voor militaire doeleinden.
De hoofdvraag die ze allemaal zullen proberen te beantwoorden is: waar ligt de balans tussen academische vrijheid en maatschappelijke verantwoordelijkheid? Onderweg naar het antwoord op die vraag loop je tegen allerlei deelvragen aan, vertelde Ruard Ganzevoort in NRC. Hij is de voorzitter van de ethische commissie van de Erasmus Universiteit. Bijvoorbeeld de vraag of de universiteit zich wel met politiek moet bezighouden. En de vraag of er op de betreffende Israëlische universiteit wel of geen ruimte is voor kritische geluiden.
Twee leerstoelgroepen van de Radboud Universiteit – Humane Geografie en Milieubeheer en Politiek – besloten zelfstandig om de samenwerkingen met Israël op te zeggen. Dat betekent in de praktijk dat zij geen ondersteuning meer bieden aan formele studentenuitwisselingen.
De Universiteit Gent besloot tot nu toe als enige universiteit van Vlaanderen en Nederland om wél alle banden met Israëlische universiteiten en onderzoeksinstellingen stop te zetten. In een interview met NRC legde rector magnificus Rik Van de Walle uit waarom hij daarvoor gekozen heeft. „De mensenrechtenschendingen in Israël zijn toch wel bijzonder in termen van omvang, aard en duur. En dan is er de verwevenheid tussen Israëlische universiteiten en onderzoeksinstellingen aan de ene kant en overheid, defensie en veiligheidsdiensten aan de andere kant.”
Lees ook
In Gent verbreekt de rector wél de banden met Israëlische universiteiten
Delft
In Delft verstoppen demonstranten zich achter de borden op het campus van universiteit.Foto Merlin Daleman
8Wat zijn precies de banden van de universiteiten met Israël?
Eén van de eisen van de pro-Palestijnse actievoerders is dat universiteiten hun banden met Israël openbaren. De UvA en de Universiteit Utrecht (UU) hebben een integrale lijst gepubliceerd. De Erasmus Universiteit heeft intern een lijst gedeeld. Sommige andere universiteiten hebben hun samenwerking met Israël in grote lijnen geopenbaard. Zo schrijft de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) op haar website dat ze samenwerkt met Israël in „EU-onderzoeksprojecten en via directe samenwerkingen tussen individuele wetenschappers of groepen”. Ze schrijft ook dat ze lid is van Eurotech, een universiteitsalliantie waar ook het Israëlische Technion lid van is.
Dat universiteiten hun banden niet openbaren, of alleen in grote lijnen, komt doordat ze bijvoorbeeld bang zijn voor de veiligheid van onderzoekers. „Alles rondom dit onderwerp ligt zo ontzettend gevoelig. Publiceren kan tot herleidbaarheid naar individuen leiden. Dat moeten we goed overwegen, want wij hebben ook de veiligheid van ons onderwijspersoneel te garanderen”, zei een universiteitsbron tegen NRC.
De UvA zegt acht onderzoeksprojecten te hebben lopen waar Israëlische universiteiten aan meedoen. Het gaat uitsluitend om samenwerkingen in consortia met ook andere landen, gefinancierd met EU-geld. De onderzoeken gaan bijvoorbeeld over 6G-netwerken, de ‘digitale volwassenheid’ van kinderen en mensenrechten. Een ander onderzoek is gericht op de detectie van explosieven om aanslagen te voorkomen. De UvA benadrukt dat dat project niet bijdraagt aan het uitoefenen van militair geweld door Israël.
De UU doet vooral onderzoek met Israëlische universiteiten op het gebied van geneeskunde, bijvoorbeeld naar allogene celtherapie voor het hart, antibiotica en coronavaccins. Verder doen ze samen onderzoek naar onder andere klimaatverandering, corruptie en onderwijs. In sommige gevallen gaat het om onderzoeken in consortia met ook andere landen. Zowel de UvA als de UU hebben daarnaast afspraken met Israëlische universiteiten over studentenuitwisselingen.
Eind vorig jaar publiceerde de organisatie Stop Wapenhandel een lijst van samenwerkingsverbanden tussen Nederlandse universiteiten en Israëlische bedrijven, universiteiten en andere instellingen. Daaruit bleek bijvoorbeeld dat de Universiteit Delft samenwerkt met verschillende Israëlische wapenbedrijven.
Nagenoeg alle Nederlandse universiteiten staan op die lijst, maar het is niet zo dat alle samenwerkingen (direct) bijdragen aan de militaire acties van Israël.
Den Haag
Demonstranten in Den Haag, voor de universiteit.Foto Olivier Middendorp
9Heeft het zin om die banden te verbreken?
De actievoerders komen op voor de Palestijnen. En hoewel het verbreken van de banden de Gaza-oorlog niet direct zal stoppen, zien zij het wel als een stap in de juiste richting. „De hele veiligheidsindustrie van Israël is sterk verbonden met de universiteiten”, zei Erella Grassiani in NRC. De Israëlisch-Nederlandse Grassiani doet op de UvA onderzoek naar de Israëlische veiligheidsindustrie en het Israëlische nationalisme en militarisme. Ze steunt de studentenprotesten.
Grassiani: „Er wordt niet alleen onderzoek gedaan voor het leger – zoals het ontwikkelen van militaire technologieën – maar de banden zijn zó nauw dat bijvoorbeeld de grote wetenschappers op het gebied van cyberveiligheid ook degenen zijn die de cyberveiligheidsprogramma’s voor de staat opzetten. Sommige universiteiten hebben zelfs speciale studieprogramma’s voor soldaten.”
Die verwevenheid tussen de Israëlische universiteiten en het veiligheidsapparaat is problematisch, vindt Grassiani, omdat dat veiligheidsapparaat „heel diep medeplichtig” is aan het „schenden van mensenrechten” van Palestijnen in de Gaza-oorlog.
Door die verwevenheid vinden de actievoerders een samenwerking tussen Israëlische en Nederlandse universiteiten óók problematisch als die niet direct bijdraagt aan de militaire acties van Israël. Bovendien wordt het verbreken van de banden met Israël door veel actievoerders gezien als een signaal waarmee Nederland Israël kan laten voelen dat het de oorlog afkeurt.
Tegenstanders van de protesten vinden dat het géén zin heeft als Nederlandse universiteiten hun banden met Israël verbreken. Het complexe conflict kun je niet oplossen vanuit Nederland, betogen zij. En als Nederland de banden verbreekt, is er misschien al helemaal geen ruimte meer voor kritische stemmen op Israëlische universiteiten.
Sommigen wijzen ook op de academische vrijheid die beknot zou worden. In een onlangs gepubliceerd opiniestuk op de website van Vox, het universiteitsblad van de Radboud Universiteit, schrijven twintig studenten: „Het directe gevolg van het opzeggen van samenwerking is namelijk geen verbetering van de situatie in Gaza, maar het einde van de academische dialoog die onze universiteiten hoog in het vaandel houden. Daar is niemand mee geholpen, ook de Palestijnse bevolking niet.”
Lees ook
Te hard of juist te soft? Hoogleraren uiten kritiek op bestuur UvA
10Hoe kijken medewerkers van de universiteiten naar de protesten en de reactie van de universiteitsbestuurders?
Aan het begin van de studentenprotesten uitten medewerkers van de UvA in NRC stevige kritiek op het optreden van hun college van bestuur bij de studentenprotesten. Sommigen vonden het optreden te soft, anderen te hard.
„Door aangifte te doen begon het bestuur met wat het laatste middel zou moeten zijn: heftige politie-inzet. De studenten proberen een genocide tegen te houden. Reageert de universiteit dan niet met respect, dan kom je in een ongelukkige spiraal terecht”, zei Natalie Scholz, universitair docent nieuwste geschiedenis. Victor Lamme, hoogleraar cognitieve neurowetenschap, zei dat hij niet begreep dat de UvA was ingegaan op de eis van de demonstranten om een lijst te publiceren met Israëlische samenwerkingen. „Het openbaren van zo’n lijst leidt tot verdachtmakingen en nog meer vragen. Transparantie is zelden een goed idee.”
In een opiniestuk in NRC betoogde Jessica V. Roitman, hoogleraar Joodse Studies aan de Vrije Universiteit Amsterdam, dat het verwerpelijk is dat universiteiten de laatste jaren steeds meer het academisch activisme aanmoedigen. „De chaotische protesten aan de Universiteit van Amsterdam laten zien dat universiteiten nu in een morele afgrond staren die ze zelf hebben gecreëerd. Dit gebeurt er als activistische academici complexe problemen behandelen als een simpele zaak – als een kwestie van slachtoffer versus slechterik. Dergelijke karakteriseringen dragen bij aan de polarisatie die vrede – zowel op campussen als in de rest van de wereld – steeds ongrijpbaarder zal maken.”
Er kwam ook kritiek op de brief die de rectores magnifici begin juni in Trouw plaatsten en waarin ze schreven dat ze de banden met Israël niet categorisch willen verbreken omwille van de academische vrijheid. „De brief van de rectoren lijkt eerder een tactische terugtrekking in de ivoren toren, waar de wetenschap niet verantwoordelijk wil zijn voor haar invloed in de maatschappij”, schreven Petra Verdonk en Younes Saramifar in NRC. Beiden zijn universitair hoofddocent aan respectievelijk het Amsterdam UMC en de VU.
Marc van Oostendorp, hoogleraar Nederlands aan de Radboud Universiteit, schreef in een opiniestuk in NRC dat hij het standpunt van de rectoren juist deelt, maar dat hij het verontrustend vindt dat zij geen ruimte maken voor debat. „Het standpunt van degenen die wel om een boycot vragen is, hoewel ik het niet precies deel, volgens mij ook legitiem, maar de rectoren doen in hun brief niet eens de moeite om er op in te gaan, het met argumenten te weerleggen – feitelijk doen ze die af als een misschien begrijpelijke emotie, maar wel een waar nu eenmaal hun stem, die ze presenteren als de stem van de wetenschap, tegenover staat.”
Bovendien, schreef Van Oostendorp, zou hij – vanwege dat gebrek aan debat – niet eens durven zeggen wat zijn collega’s „in doorsnee nu eigenlijk vinden” van de kwestie.
Lees ook
Rectoren beknotten de academische vrijheid
Rotterdam
In Rotterdam protesteren onder anderen studenten voor het Centraal Station.Foto Olivier Middendorp
11Hoe reageerden politici op de studentenprotesten?
Demissionair minister van Justitie Dilan Yesilgöz (VVD) noemde de actievoerders die geweld hadden gebruikt tegen de politie en eigendommen van de universiteit hadden vernield op X „puur tuig”. Ze vond dat de actievoerders „de rekening en de bijbehorende straffen” moeten krijgen. „Want dit accepteren we niet. Nooit.” Ook PVV-leider Geert Wilders vond dat de actievoerders „keihard” moesten worden aangepakt. „Hoe eerder en hoe harder en hoe vaker er op wordt getreden tegen mensen die ook geweld gebruiken, zelfs tegen de politie, hoe beter”, vond hij.
Demissionair premier Rutte schreef op X dat de acties „duidelijk over grenzen heen” gingen. „Demonstreren mag. Altijd. Maar geweld gebruiken tegen de politie en vernielingen aanrichten mag nooit. Stop daarmee!” Hij schreef ook dat het geweld in Gaza “steeds vaker en met steeds hardere woorden in de schoenen geschoven” werd van Joodse Nederlanders. „Onterecht! Het is een vorm van antisemitisme die we luid en duidelijk moeten blijven bestrijden.”
Sommige politici legden er nadruk op dat demonstratie een recht is, maar ook zij riepen de actievoerders op geen geweld te gebruiken. „Veel mensen gaan de straat op om te demonstreren. En dat mag, altijd”, schreef bijvoorbeeld D66-partijleider Rob Jetten. „Demonstreer met woorden. Niet met vernieling en geweld.” Volgens Frans Timmermans (GroenLinks-PvdA) is er „alle aanleiding” om te demonstreren tegen de „humanitaire catastrofe die in Gaza wordt aangericht”, maar „geweld is onacceptabel”. BBB-leider Caroline van der Plas vond dat de demonstranten „veel te ver gaan”. „Iedereen in Nederland heeft demonstratierecht”, zei zij. „Maar niemand heeft volgens mij het recht om hele straten uit elkaar te halen, te blokkeren, om geweld te plegen.”
In mei riep de Kamer tijdens het vragenuur op tot een identificatieplicht in het hoger onderwijs. Demissionair Onderwijsminister Mariëlle Paul (VVD) beloofde de Kamer hierover in gesprek te gaan met de onderwijsinstellingen. Maar de verantwoordelijkheid om maatregelen te nemen om de veiligheid te garanderen lag volgens haar bij het onderwijs.
De UvA liet daarop weten geen voorstander te zijn van een identificatieplicht. Dat druist volgens rector magnificus Peter-Paul Verbeek in tegen de open cultuur van de universiteit. Universiteiten maakten wel een demonstratieprotocol bekend, waarin onder meer stond dat ze niet meer zouden onderhandelen met gemaskerde demonstranten die zich niet wilden identificeren.
Demissionair minister Robbert Dijkgraaf (Onderwijs, D66) schreef eind mei in een brief aan de Tweede Kamer dat hij het „niet wenselijk” vond als onderwijsinstellingen hun samenwerking met Israëlische instellingen stopzetten vanwege druk, intimidatie of dreiging van demonstranten. Dat strookt volgens hem niet met de academische kernwaarde dat wetenschappers zelf in vrijheid bepalen met wie zij onderzoek doen. Universiteiten moeten beslissingen over internationale samenwerking nemen „op basis van zorgvuldige, inhoudelijke en democratische processen”. Een „open en stevige discussie” moet volgens hem wel mogelijk zijn. Dijkgraaf liet ook weten dat hij „met afschuw” had gekeken naar de „kleine groep demonstranten die niet komt voor een vreedzaam protest, maar uit is op escalatie en vernieling”.
Amsterdam
De politie ontruimt de barricades van pro-Palestinademonstranten op het Binnengasthuisterrein van de Universiteit van Amsterdam.Foto Wouter de Wilde
Lees ook
Bombardement van een prof en de bezetting van een kernreactor: studentenprotesten zijn eeuwenoud