Nederwijn wordt steeds beter, maar vooral Nederlanders laten het afweten

Een verschrompeld druifje bungelt vergeten aan een tak. Koude tenen in modderige laarzen stappen tussen dorre ranken. Dit is niet het zonovergoten beeld dat de meeste mensen van een wijngaard hebben. Maar het is wel de realiteit voor Ron Langeveld (52) en Monique van der Goes (55), die op een gure winterochtend in december dik aangekleed tussen de wijnranken staan op hun Wijngaard Dassemus in het Brabantse Chaam. Met elektrische snoeischaren knippen ze de hele winter, zoals alle wijnboeren, hun wijnranken terug. 15.000 planten op 6 hectare grond die stuk voor stuk worden bijgesnoeid.

Het koppel knipt als een machine, stil en gestaag. „Het is onze vorm van meditatie”, vertelt Monique. Af en toe wordt er overlegd welke tak nou wel of niet gekortwiekt wordt. Het luistert nauw: te kort knippen levert volgend jaar geheid een tros minder op, laat de tak te lang en de rank zit dan te vol, waardoor de trossen niet optimaal groeien.


Wijngaard Dassemus is aan de ene kant een schoolvoorbeeld van de Nederlandse wijnteelt; klein begonnen in de jaren nul, gestaag gegroeid en inmiddels wordt de wijn geschonken in menig toprestaurant. Aan de andere kant zijn ze een uitzondering in Nederland. Met hun biologisch-dynamische teelt, het niet gebruiken van bestrijdingsmiddelen en de productie van ‘natuurwijn’ – waarbij de druif met minimale toevoegingen verandert in wijn. Al gebruiken Ron en Monique die laatste term liever niet. „Het stopt je gelijk in een hokje.”

Er komen in Nederland steeds meer wijnboeren bij. In 2003 waren er dertig wijndruiventelers op 35 hectare in Nederland. In 2023 waren er rond de tweehonderd wijngaarden op ruim 300 hectare. Een klein deel daarvan is groot genoeg om buiten de eigen boerderij te verkopen, zoals aan restaurants en via wijnwinkels. Vanuit de glooiende heuvels en kalkgronden van Limburg is het wijngebied gestaag verspreid over de rest van het land, van Zeeland tot de Waddeneilanden.

Ron Langeveld (l) en Monique van der Goes, snoeien de wijnranken op hun Wijngaard Dassemus in het Brabantse Chaam.
Foto John van Hamond

De groei is te danken aan nieuwe klimaatbestendige druivensoorten en een steeds warmer klimaat, waardoor er sinds 2015 elk jaar zo’n twintig hectare aan wijngaard bijkomt in Nederland. Inmiddels schieten de ranken door heel Noord-Europa uit de grond, tot aan Noorwegen toe. Dat geldt eveneens voor de Baltische Staten en Oost-Europa.

Dat wil overigens niet zeggen dat de nieuwe wijnboeren in de ‘koudere’ landen, waaronder Nederland, niet tegen problemen aanlopen. „Vorig jaar hadden we de beste oogst ooit, dit jaar de slechtste. De bestuiving van de trossen werd verstoord door constante regen in de zomer”, vertelt Monique voor ze door het zompige gras richting de opslag snelt; de douane komt de accijnsbetalingen controleren.

Passie en doorzettingsvermogen

Het Brabantse koppel is van het actieve en eigenzinnige type. Voor hun woning braken ze het houten skelet af van een oude boerderij enkele kilometers verderop, om het op eigen terrein weer op te bouwen. Om wijn te maken in Nederland is passie en doorzettingsvermogen nodig. Het duurde twintig jaar voor Monique en Ron alle investeringen terugverdienen. Ze begonnen in 2003, en pas sinds dit jaar kunnen ze beiden leven van hun wijngaard. Om winstgevend te zijn, maakten ze de laatste twee decennia, net als de meeste commerciële wijnmakers in Nederland, ook op opdracht wijn van andermans druiven. Ron: „Mensen brengen hun druiven, en daar maken wij dan wijn van. Het is goede oefening maar nu onze eigen wijngaard groeit, begint het te veel werk te worden voor ons.”

Het was een uitdaging om een rendabele wijngaard op te bouwen, vertellen ze. De aanschaf van land, planten en materieel vraagt om een investering van tonnen. Druivenranken geven pas na een jaar of drie fruit, en de eerste jaren verdien je dus helemaal niets. „Wij hadden geluk dat mijn ouders al op dit terrein woonden en hielpen met de aanschaf van de eerste hectare. Het liep precies goed voor ons”, zegt Ron.

Wijnen voor de verkoop. Slechts een klein deel van de Nederlandse wijnboeren is groot genoeg om buiten de eigen boerderij te verkopen.
Foto John van Hamond

De drempel om in te stappen in de wijnteelt is dus hoog, en jarenlang bleef de interesse van Nederlanders in wijn van Hollandse bodem achter. „Als we op wijnbeurzen staan, komen de Fransen en Belgen graag proeven, maar lopen de Nederlanders voorbij”, aldus Monique.

Maar verandering is in zicht. Toprestaurants in Nederland schenken steeds vaker Nederwijn. „Wij begonnen er tien jaar geleden mee”, vertelt Robin Toen, sommelier van het Amsterdamse sterrenrestaurant Rijks. „De kwaliteit van Nederlandse wijnen is gewoon fantastisch, en het blijft beter worden. Ik merk dat er langzaamaan meer aandacht voor komt, en dat dit ook weer leidt tot een toename in wijnboeren en in de kwaliteit van hun wijnen.”

De kwaliteit van Nederlandse wijnen is gewoon fantastisch, en het blijft beter worden

Robin Toen
sterrenrestaurant Rijks

Schimmels op de loer

Aandacht of niet, er blijft een groot obstakel voor de Nederlandse wijnboer: het Nederlandse klimaat. Druiven houden van warmte, zon en niet te veel regen; niet altijd het plaatje in Nederland. Hierdoor worden Nederlandse druiven over het algemeen iets minder rijp, liggen schimmels op de loer door alle regen, en is er altijd het gevaar dat nachtvorst hele wijngaarden vernietigt, zeker nu planten steeds eerder beginnen te groeien – dan kan één nacht late nachtvorst al funest zijn. Het klimaat in Nederland vormt ook de smaak van de wijnen: fris, aromatisch en een beetje zuur. Sommelier Toen: „Het valt het beste te vergelijken met wijnen uit de Elzas en Duitsland.”

Om te compenseren voor minder rijpe druiven voegen Nederlandse wijnmakers vaak suiker toe aan hun wijn. Die toegevoegde suikers fermenteren de wijn naar het beoogde alcoholpercentage. Toch biedt het doorgaans wat kille Hollandse klimaat ook voordelen ten opzichte van warmere landen, als het om wijn maken gaat. In een warm land als Spanje moeten ze goed opletten om de druif te plukken voor die te rijp wordt. Ron: „Wij hoeven slechts te wachten tot het weer zo slecht wordt dat de druif niet verder rijpt.”

Links haalt Ron Langeveld gist uit een fles. Rechts een keramische amfoor waarin wijn bewaard wordt.

Foto’s: John van Hamond

Om schade door nachtvorst te voorkomen heeft bijna elke Nederlandse wijngaard een sproei-installatie die de kwetsbare knoppen beschermt door een dun laagje water op de planten te spuiten. Als dit bevriest komt er een klein beetje energie vrij dat de binnenkant van de knop verwarmt. Ron: „Je kan in Nederland eigenlijk geen wijn maken zonder zo’n installatie.” Maar de sproeiers hebben ook hun limiet. „In 2011 ging een groot gedeelte van onze oogst verloren door nachtvorst. Het duurde tot 2015 voor alle planten weer goed waren hersteld.”

Ook de kwantiteit van de oogst wordt bepaald door het klimaat. „Een gemiddelde Franse wijngaard kan twee keer zoveel druiven uit hun ranken halen als een Nederlandse wijngaard”, vertelt Ron. „Wij moeten veel trossen wegknippen om te zorgen dat de trossen die blijven hangen genoeg zonlicht krijgen om rijp te worden.”

Om met deze uitdagingen om te gaan, werken veel Nederlandse wijnboeren met zogenaamde pilzwiderstandsfähige Reben – Duits voor schimmelbestendige ranken, Piwi in het kort. Deze druiven zijn ooit door biologische boeren in Duitsland bedacht om minder bestrijdingsmiddelen te hoeven gebruiken.

En laten sommige Piwi-soorten het nou heel goed doen in een koud klimaat. De solarisdruif heeft bijvoorbeeld ongewoon grote bladeren, die meer zonlicht opnemen. Meer zonlicht betekent meer energie om zijn trossen met suiker te vullen. En dus wordt de druif vroeger rijp. In een warm klimaat te vroeg, maar hier precies op tijd. De nieuwe soorten, die sinds de jaren negentig in opkomst zijn, zorgen ervoor dat het potentiële wijngebied in Europa blijft groeien.

Twee kampen

In Nederland zijn twee kampen ontstaan op het gebied van deze druivensoorten. Nico Schipper, redacteur van website ‘De Nederlandse Wijngids’ legt uit waarom. „Aan de ene kant heb je puristen, die de voorkeur geven aan klassieke rassen zoals Chardonnay en Riesling. Zij zeggen vaak dat Piwi-druiven niet goed genoeg zijn om goede wijn te maken. Aan de andere kant staan degenen die geloven dat de nieuwe soorten beter geschikt zijn voor het Nederlandse klimaat, en dus een beter product opleveren.”

Maar door een langzaam maar zeker warmer wordend klimaat doen de klassieke druivensoorten het wel steeds beter in Nederland, en vervaagt de splitsing. Schipper: „Je ziet steeds meer wijngaarden waar zowel nieuw als klassiek wordt geplant, wat ook weer interessante nieuwe combinaties oplevert. Juist dat experimenteren is tekenend voor de Nederlandse wijnindustrie.”

De productieruimte van Dassemus. Waar het wijn maakt van in toenemende mate eigen druiven.
Foto John van Hamond

Voor een Franse wijnmaker is het lastig om te experimenteren; ze zitten wettelijk vast aan bepaalde druivensoorten, productiemethodes en zelfs een vastgelegd – en dus verplicht – gebruik van bestrijdingsmiddelen. Nederlandse wijnmakers hebben die beperkingen niet. Op Wijngaard Dassemus zijn sinds de oprichting al dertig verschillende druivensoorten uitgeprobeerd. Ron: „De helft hebben we ook weer uit de grond getrokken omdat we ze niet goed genoeg vonden. We blijven nieuwe soorten proberen, die andere wijnen opleveren.”

Het moge zo zijn dat druiven in Nederland nu nog minder goed groeien dan in een van de ‘klassieke’ wijnlanden, door klimaatverandering verandert er de komende decennia veel voor wijnboeren. En niet alleen hier. In Zuid-Europa wordt wijn maken steeds lastiger door opwarming en uitdroging. Bij een opwarming van twee graden kunnen grote delen van Zuid-Europa ongeschikt worden voor de teelt van druivensoorten die daar al eeuwen groeien. Ruim twintig jaar aan experimenteren zorgt ervoor dat de wijnteelt in Noord-Europa beter kan omgaan met klimaatverandering. Schipper: „We zijn het gewend om te innoveren en kunnen ons makkelijker aanpassen dan in Zuid-Frankrijk, waar nog steeds veel tegenstand is tegen Piwi-soorten.” Naast de eerdergenoemde gebruikte schimmelbestendige varianten voor noordelijker landen zijn er immers ook Piwi-soorten die het juist beter doen in droogte en hitte.

Het zal nog lang duren voor liefhebbers van Rioja, Pinot grigio en Bordeaux moeten vrezen voor hun wijn. Maar we hoeven in Nederland niet zo lang te wachten om onze eigen wijnen te drinken, vindt sommelier Robin Toen. „In Frankrijk en Italië worden ze bijna boos als je een fles bestelt die niet uit de regio komt. In Nederland is daar juist veel minder aandacht voor, terwijl onze wijnen zo mooi zijn.”