De top van het Nederlandse zwemmen ligt de komende dagen in het Rie Mastenbroekbassin in Rotterdam-Zuid. Tijdens de Rotterdam Qualification Meet, die donderdag begint, kunnen zwemmers laten zien dat ze snel genoeg zijn om naar de Olympische Spelen te mogen.
Wie de olympische limieten al op zak heeft, kan in Rotterdam zijn tijden verder aanscherpen en laten zien wat-ie waard is. Zoals schoolslagspecialist Arno Kamminga, hij zwemt zondag naar verwachting de finale tegen zijn grote concurrent Adam Peaty, die er in Tokio met het olympisch goud op de 100 meter vandoor ging. Een mooi meetmoment, met nog minder dan 240 dagen voordat de Zomerspelen in Parijs beginnen.
Maar terwijl ‘Parijs’ dichterbij kruipt, is het onrustig in het Nederlandse zwemmen. Naar een van de belangrijkste zwemcoaches van Nederland, Mark Faber, is een onderzoek ingesteld vanwege mogelijk „ongepast gedrag”, bleek deze maand uit een onderzoeksverhaal van de Volkskrant.
Volgens het artikel zou Faber, die aan het hoofd staat van het High Performance Center in Amsterdam (HPC), denigrerende opmerkingen hebben gemaakt tegen sommige sporters. Volgens een anonieme bron zou hij bijvoorbeeld een opmerkingen hebben gemaakt over het gewicht van een zwemster. Om hoeveel klagers het gaat is niet duidelijk, maar volgens de Volkskrant zouden het er minstens vijf zijn.
Het onafhankelijke onderzoek naar Faber, in opdracht van de zwembond (KNZB) die in juni werd ingelicht over de klachten door het Centrum Veilige Sport, is nog niet afgerond. De zwembond wil voor die tijd niet inhoudelijk reageren op de beschuldigingen. Dat geldt ook voor Faber zelf en verschillende zwemmers en coaches die NRC benaderde.
De huidige onrust roept de vraag of op het topzwemmen in Nederland wel goed georganiseerd is. Faber had tot augustus een dubbele functie bij de bond. Sinds 2016 is hij coach van het HPC in Amsterdam, waar onder meer Kamminga en mede-schoolslagzwemmers Tes Schouten en Caspar Corbeau trainen. Maar na ‘Tokio’ werd hij daarnaast hoofdcoach van de hele Nederlandse zwemploeg. Die bestaat ook uit zwemmers van het andere HPC, in Eindhoven, en zwemmers van clubs in binnen- en buitenland.
Een deel van de klachten ontstond volgens de Volkskrant door die rol als hoofdcoach. Er zou bij sommige zwemmers het idee leven dat Faber ‘zijn’ topzwemmers – uit Amsterdam – zou bevoordelen.
In augustus legde Faber zijn functie als hoofdcoach neer. Dat was „nadrukkelijk” niet vanwege de ingediende klachten, zegt KNZB-directeur Aschwin Lankwarden tegen NRC. In het toen uitgestuurde persbericht zegt Faber dat de twee functies samen moeilijk te combineren blijken, en dat hij „meer focus [wil] hebben op het begeleiden van mijn sporters aan de badrand”. Technisch directeur van de KNZB Sjors Lommerts nam een aantal taken van Faber over.
Lommerts benadrukt dat alle Nederlandse topzwemmers „gelijke kansen” hebben, waar ze ook trainen. Wie snel genoeg zwemt, hoort erbij in de nationale ploeg, zegt hij. „Kwalificatiemomenten, limieten, alles is openbaar en vastgelegd in samenspraak met NOC-NSF.”
Dubbele constructie
Faber is niet de eerste die binnen de bond twee belangrijke functies tegelijkertijd bekleedde, als coach van eigen zwemmers én verantwoordelijke voor het gehele nationale team. Die dubbele constructie is al jaren gangbaar bij de KNZB.
Directeur Lankwarden erkent dat de bond daarmee wellicht kwetsbaar is voor de perceptie van voortrekken. „Dat zou natuurlijk kunnen.” Maar hij zegt ook dat deze gecombineerde functies een noodzakelijkheid zijn. „Je kunt je geld maar één keer uitgeven. Met de kennis en expertise die je in huis hebt, moet je proberen de beste keuzes te maken. En uiteindelijk hebben wij gewoon selectieprocedures.”
Dat zegt ook Jacco Verhaeren, die in 2014 de KNZB verruilde voor de Australische zwembond. „Onze sport is erg meetbaar. Als iemand harder zwemt dan iemand anders, is dat duidelijk.” Verhaeren, inmiddels directeur van de Franse zwemploeg, heeft binnen de KNZB zelf ook een dubbele functie gehad: hij stond aan het hoofd in Eindhoven en was als technisch directeur verantwoordelijk voor de nationale ploeg. „Ik heb die twee rollen nooit als lastig ervaren. Maar je moet je ervan bewust zijn, je beslissingen goed uitleggen.”
Martin Truijens, die destijds coach was in Amsterdam, zegt prettig samen te hebben gewerkt met Verhaeren. „Ik had altijd het gevoel dat we het samen deden. Dat ging in goed vertrouwen.”
Toch kijkt Verhaeren vanwege zijn buitenlandervaring nu met andere ogen naar zijn toenmalige dubbelfunctie. „In Frankrijk of Australië zou dat ondenkbaar zijn. Dat heeft wel degelijk met perceptie te maken: het beeld is dat je nooit neutraal kunt zijn.”
Duidelijk is dat de ontstane situatie, met de Spelen van Parijs voor de deur, op een zeer ongelukkig moment komt voor het zwemmen – van ouds her een sport waar Nederland veel olympische medailles wint. „Het creëert veel onrust. En in het laatste seizoen voor de Spelen wil je dat niet”, zegt oud-zwemmer en NOS-analist Johan Kenkhuis.
Prettige groepsverhoudingen zijn belangrijk tijdens een groot toernooi, zegt hij, ook al doe je „het trucje alleen” als zwemmer . „Uiteindelijk is werksfeer en harmonie binnen de ploeg een voorwaarde om goed te presteren.” Hoe kan het dat er een cultuur is waar blijkbaar een deel van de zwemmers zich niet goed bij voelt, vraagt Kenkhuis zich af. „Daar moet je als bond heel eerlijk en kritisch naar kijken.” Hij merkt wel op dat de laatste WK, in juli in het Japanse Fukuoka, succesvol waren, met drie medailles en verschillende finaleplaatsen.
Één hoofdlocatie
Het Volkskrant-artikel schetst het beeld dat de centra in Amsterdam en Eindhoven uit elkaar groeien. Dat zou vooral voor de estafettes een nadeel zijn. Zo organiseren de coaches deels verschillende trainingsstages. Kenkhuis vindt dat geen goede zaak. „Een trainingskamp met zwemmers waar je normaal niet mee traint, geeft een ontzettende trainingsprikkel. En het is heel verbindend.”
Directeur Lankwarden ontkent dat er twee kampen zijn ontstaan. Coaches Patrick Pearson, van het HPC in Eindhoven, en Faber maken soms verschillende keuzes om „maatwerk” te bieden, zegt hij. „Maar ze hebben samen een route naar ‘Parijs’ afgesproken.”
Desalnietemin gaat de KNZB „op termijn”, in ieder geval pas na de Zomerspelen, wel over naar één hoofdlocatie. Gekozen wordt voor Eindhoven, maakte de bond al een tijd geleden bekend. Lankwarden: „Omdat we denken dat we meer aan kennisdeling kunnen doen als we alle faciliteiten en expertise bij elkaar hebben.” Daarbij spelen ook de financiën een rol, zegt Lankwarden.
Machtsstrijd in 2016
Het schrikbeeld in het zwemmen zijn de Olympische Spelen van Rio de Janeiro (2016), toen een machtsstrijd werd uitgevochten in de top van de zwembond tussen toenmalig technisch directeur Joop Alberda en teammanager Aad van Groningen. Alberda stapte drie weken voor de Spelen op. De ruzie zorgde voor een „domino-effect”, concludeerde een kritisch evaluatierapport, waardoor de staf in kampen uiteenviel.
Dat kostte ook de zwemmers „energie, die beter in prestaties gestopt had kunnen worden”, zegt Truijens, toen zwemcoach bij de KNZB, terugkijkend. In Rio werd door de ploeg, met onder meer Femke Heemskerk en Ranomi Kromowidjojo in het bad, geen enkele medaille gewonnen. „Bij ons speelde het veel dichter op de Spelen dan nu het geval is,” zegt Truijens, die nu als wielercoach werkt en de huidige situatie niet kent. „Maar ik hoop dat het opgelost wordt, want dit gaat ten koste van de prestaties.”
Of zoals Kenkhuis het zegt: „Je hoeft als zwemmers echt niet altijd bij elkaar te zijn, maar het moet straks in Parijs niet awkward zijn.”