Goedemorgen! Het is dinsdag 18 februari. De vingers zijn hier nog koud van de buitenwereld, maar toch gaan we zo goed en zo kwaad als dat kan van start met het belangrijkste economische nieuws vanochtend. Dat komt met name uit Nederland.
Nederland heeft in 2024 voor 7 procent meer geëxporteerd naar China, meldt het CBS vanochtend. Het gaat vooral om machines, waarbij het bureau nog even specifiek chipmachines aanstipt. Lees: ASML. Het CBS contrasteert de Nederlandse gegevens met Duitsland, waar de export naar China afneemt. Het wegvallen van exportmarkt China geldt als één van de redenen voor de huidige recessie in Duitsland. (Een positief verhaal over de Duitse economie lees je vanochtend hier).
Ongeveer zes op de tien werkgevers hebben nog altijd last van krapte op de arbeidsmarkt,meldt het UWV vanochtend. Dat was een jaar geleden ongeveer hetzelfde. Ongeveer de helft van de werkgevers past het werk aan om met de krapte om te kunnen gaan, door bijvoorbeeld werknemers bij te scholen zodat ze meerdere functies kunnen vervullen.
Tot slot zijn er nog goede cijfers van zuivelcoöperatie FrieslandCampina: draaide het in 2023 nog verlies, in 2024 werd een winst van 321 miljoen euro genoteerd. Reden daarvoor is onder meer een hogere vraag van kindervoeding uit China, oftewel melkpoeder. En ook dat draagt dus weer bij aan die hogere export naar het land.
Lees hier het blog van gisteren terug:
Lees ook
Defensiebedrijven profiteren van ongekende onmin tussen VS en Europa
Een productielocatie van FrieslandCampina. Foto Lex van Lieshout/ANP
Wanneer de Duitsers deze zondag naar de stembus gaan, doen ze dat niet onder normale economische omstandigheden. Hun economie, lang de motor van Europa, staat al twee jaar in z’n achteruit. Vorig jaar kromp het Duitse bbp met 0,2 procent, in 2023 met 0,3 procent. Duitse kranten berichten bijna dagelijks over ontslagen, vooral in de industrie. In januari steeg de Duitse werkloosheid van 6 naar 6,4 procent.
Waar liggen de wortels van deze malaise? En trouwens: is ‘malaise’ het juiste woord om de Duitse situatie te omschrijven? Economisch journalist en commentator Wolfgang Münchau gebruikt in zijn eind vorig jaar verschenen boek herhaaldelijk een sterker woord: „neergang” (decline). In het boek Kaput. The end of the German Miracle [‘Kaput’ met één t, de Engelse spelling] betoogt Münchau dat het over en uit is voor het naoorlogse Wirtschaftswunder. Hij noemt de Duitse crisis „structureel”.
Münchau is Duitser, maar woont al jaren in het Verenigd Koninkrijk. Hij schrijft de nieuwsbrief Eurointelligence, waarin hij politici vaak in gepeperde taal verwijt de politieke en economische problemen in Europa te onderschatten.
In Kaput krijgen de Duitse politiek en het Duitse zakenleven ervan langs. Het Duitse bankensysteem is versplinterd, wars van risico en gepolitiseerd, schrijft Münchau. Bij zowel politici als ondernemingen in Duitsland signaleert hij een afkeer van, of zelfs angst voor, digitale technologieën („technofobie”, noemt hij het), waardoor Duitsland in de economische achterhoede belandde op het gebied van mobiele telefonie, glasvezel, de elektrische auto en kunstmatige intelligentie (AI).
Intussen, zo gaat Münchau verder, verkeek de Duitse elite zich op geopolitieke risico’s: autoritaire staten bleken noch betrouwbaar als energieleverancier (Rusland), noch als afzetmarkt (China). En de typisch Duitse fixatie op begrotingsdiscipline staat investeringen in infrastructuur in de weg.
Geen van deze punten is origineel of verrassend, maar dat wil niet zeggen dat Kaput geen waarde heeft. Münchau maakt met kleurrijke voorbeelden inzichtelijk hoe een land dat lang succesvol is geweest, vast kan komen te zitten in oude overtuigingen die niet meer voldoen.
Neem het idee bij Duitse politici en ondernemers dat het met digitalisering zo’n vaart niet zou lopen. Toen in de jaren negentig de glasvezel doorbrak, zette bondskanselier Helmut Kohl liever in op analoge kabeltechniek. Bondskanselier Angela Merkel noemde het internet in 2013 nog Neuland (onbekend terrein) en maakte investeringen in snelle internetverbindingen nooit waar.
Is deze opmerkelijke Duitse moeite met het digitale tijdperk cultureel geworteld? En hoe? Ook na lezing van dit boek blijven deze vragen onbeantwoord.
Met name boeiend zijn de hoofdstukken waarin Münchau de diepe verwevenheid beschrijft van de Duitse politiek en het zakenleven, inclusief de banken. Zij versterkten elkaar in de overtuiging dat Duitslands economische model – in het kort: maximale export van industriegoederen, vooral benzineauto’s – het enige juiste was.
De sociaal-democraat Gerhard Schröder, bondskanselier tussen 1998 en 2005, belichaamt voor Münchau die verwevenheid. Schröder kwam mede aan de macht doordat hij als premier van deelstaat Nedersaksen een staalbedrijf had gered. In die functie was hij ook commissaris bij Volkswagen. Als bondskanselier ging hij nauwe banden aan met Rusland – in de eerste twee jaar als bondskanselier ontmoette hij Vladimir Poetin liefst elf keer. Duitsland werd steeds afhankelijker van Russisch gas. En slechts weinigen wilden de aard van Poetins regime onder ogen zien. Duitse politici en zakenlieden lieten zich liever fêteren op feesten en partijen op de Russische ambassade in Berlijn.
Allerlei politiek-zakelijke netwerken, ook vanuit de deelstaten, diepten de relaties met Rusland en China uit. De Duitse overheid nam risico’s van bedrijven op de Chinese markt over via kredietgaranties. Wat niemand wilde zien, is dat China zijn markt verder afsloot én dat dit land de Duitse rol als exportkampioen van de wereld zelf wilde overnemen. „Het Duitse model kwam neer op een ontkenning van de geopolitiek in het tijdperk van de geopolitiek”, zo vat Münchau het samen.
Kort door de bocht
De auteur noemt dit economische model, gericht op maximalisatie van export, „neomercantilisme”. Die term overtuigt niet helemaal. Bij een ‘mercantilistisch’ beleid hoort inderdaad exportbevordering, maar ook actieve hinder van de import, bijvoorbeeld via importtarieven – iets wat Duitsland niet valt te verwijten.
Münchau laat ook de term „ordoliberalisme” vallen. Dat is een twintigste-eeuwse stroming onder Duitse economen die een vrijemarkteconomie propageert op basis van een strikt juridisch kader, onder meer inzake mededinging. Münchau gebruikt de term om de nauwe Duitse banden tussen staat en bedrijfsleven te kenschetsen, terwijl het ordoliberalisme nu juist een heldere scheiding tussen het publieke en het private domein voorschrijft.
Zo komen we op een breder bezwaar tegen het boek: Münchau is niet altijd even precies in zijn woordkeuze. En soms is hij ronduit kort door de bocht. Het neerslaan door de Chinese regering van de Tiananmenprotesten in 1989, schrijft hij, was „het begin van een verandering van de westerse houding ten opzichte van China” – maar Duitsland was hier „grotendeels immuun” voor. Dat is een karikatuur: álle westerse landen stuurden al snel na ‘Tiananmen’ weer zakendelegaties naar China.
Het boek lijkt soms haastig geschreven. Tegen het einde ervan koppelt Münchau de economische problemen van Duitsland in een paar snelle zinnen aan de opkomst van de nationaal-populistische partij AfD, maar hij werkt dit op zich interessante verband niet uit. Al met al is dit boek, over zo’n belangrijk onderwerp, net te slordig om echt goed te zijn.
Steeds meer nieuwsbedrijven hakken de knoop door. Na soms lang geaarzeld te hebben, stellen ze hun artikelen – tegen betaling – ter beschikking aan de makers van kunstmatige intelligentie (AI). Afgelopen week waren het de Britse krant The Guardian en het grote Scandinavische mediabedrijf Schibsted die daar contracten voor sloten met het Amerikaanse OpenAI, maker van de populaire chatbot ChatGPT.
Bij de bekendmaking van zulke deals wordt de samenwerking steevast zonnig voorgesteld. Zowel The Guardian als Schibsted spreekt van „een strategisch partnerschap”. Het is een kans, zeggen ze, om hun kwaliteitsjournalistiek een bredere verspreiding te geven. Bovendien krijgen ze zelf de beschikking over ‘nieuwe innovatieve producten’ van OpenAI. Dat er voor de nieuwsbedrijven ook aanzienlijke risico’s aan zulke afspraken kleven, blijft bij voorkeur ongenoemd.
Eén van die risico’s is dat de nieuwsbedrijven de AI-makers helpen om zich tot geduchte concurrenten te ontwikkelen. Want als chatbots getraind en regelmatig gevoed worden met artikelen van kranten en andere nieuwsorganisaties, dan kunnen zij voor gebruikers een aantrekkelijk, goedkoop of zelfs gratis alternatief worden voor nieuwssites of een abonnement op een krant. De chatbots zouden de traditionele nieuwsorganisaties op den duur zelfs kunnen verdringen.
Betrouwbaarheid geschaad
Een ander risico is dat de chatbot journalistieke informatie verkeerd weergeeft, wat wel ‘hallucineren’ wordt genoemd. Daarmee wordt niet alleen de gebruiker op het verkeerde been gezet. Ook de betrouwbaarheid van het oorspronkelijke nieuwsmedium, als dat als bron wordt genoemd, wordt hierdoor geschaad. Uit recent onderzoek van de BBC naar ChatGPT, Copilot (van Microsoft), Gemini (Google) en Perplexity AI bleek dat de chatbots bij het samenvatten van BBC-berichten in 19 procent van de gevallen feitelijke onjuistheden introduceerden.
Toch zetten eerder onder meer de Financial Times, Le Monde, Time en de Duitse uitgever Axel Springer zich over zulke bezwaren heen om een deal met OpenAI te kunnen sluiten, net als het Spaanse Prisa (van onder meer El País), NewsCorp, het Amerikaanse tijdschriftenconcern Condé Nast, persbureau AP, en The Atlantic. Microsoft, Google, Meta en het Franse Mistral hebben ook nieuwsbedrijven aan zich weten te binden.
In sommige gevallen krijgt de AI-maker alleen toegang tot het archief van het nieuwsbedrijf, om daarmee zijn taalmodellen te trainen. Maar in andere gevallen krijgen ze ook ‘live’ toegang tot net gepubliceerde nieuwsartikelen, waarmee ze hun gebruikers van actuele ontwikkelingen op de hoogte kunnen houden.
De mediabedrijven die hun zogenoemde ‘content’ ter beschikking stellen aan de AI-makers, zien daarin niet alleen een welkome, extra inkomstenbron (uiteenlopend van 1 tot 5 miljoen dollar per jaar voor alleen het trainen van AI, tot tientallen of zelfs honderden miljoenen voor langer lopende contracten met grote concerns).
Lees ook
In de chatbot van de EO geeft bijbelfiguur Simson wijze levenslessen
De nieuwsbedrijven beschouwen de deals met AI-bedrijven ook als een correctie van een in hun ogen onrechtvaardige situatie, waardoor ze de afgelopen jaren veel geld zouden zijn misgelopen. Zonder daarvoor toestemming te vragen, laat staan te betalen, hebben AI-bedrijven de taalmodellen die de basis voor hun chatbots vormen jarenlang getraind met teksten die ze van het internet schraapten (‘scraping’), ook auteursrechtelijk beschermde artikelen van nieuwsorganisaties.
Voor The New York Times was dat reden om een rechtszaak tegen OpenAI te beginnen, wegens inbreuk op het intellectuele eigendom van de krant. Een aantal andere media (waaronder een groep Indiase en een groep Canadese media) heeft ook gekozen voor de tijdrovende (en kostbare) weg van de juridische confrontatie met AI-bedrijven.
Nederlandse media
Nederlandse nieuwsmedia hebben nog niet besloten of, en zo ja hoe, ze hun journalistiek zullen openstellen voor AI-bedrijven. NDP Nieuwsmedia (de brancheorganisatie van uitgevers van kranten, opiniebladen, nieuwssites en ook RTL Nieuws en BNR) volgt de deals die AI-partijen met uitgevers sluiten naar eigen zeggen nauwgezet. Maar „met de huidige stand van de techniek vinden we het integreren van nieuwscontent in AI-engines – met of zonder deal – bijzonder problematisch”, zegt directeur Herman Wolswinkel. „Vooral omdat we zien dat AI-engines nieuwsgebeurtenissen vaak onjuist weergeven. Wat doet dat met het vertrouwen van het publiek in de nieuwsvoorziening?”
Ook het feit dat vooral grote nieuwsbedrijven profiteren van afspraken met AI-bedrijven, en de kleinere uitgevers het nakijken hebben, vindt Wolswinkel zorgwekkend. „Dat kan op termijn vergaande consequenties hebben voor de pluriformiteit van de nieuwsvoorziening, zeker als AI-partijen de concurrentie op de nieuwsmarkt aangaan.”
Toch wil dat niet zeggen dat de Nederlandse uitgevers de deur voor AI-bedrijven dichthouden. Als ze een deal sluiten, dan bij voorkeur gezamenlijk. The Guardian en Schibsted hebben in hun taalgebieden op eigen houtje een contract met OpenAI gesloten, waardoor de AI-bedrijven andere nieuwsmedia in die taalgebieden eigenlijk niet meer nodig hebben.
„In Nederland houden nieuwsuitgevers het front gesloten”, zegt Wolswinkel. „Over gezamenlijk licenseren is met ons zeker te praten, maar alleen als het gepaard gaat met voorwaarden die de journalistiek beschermen. Maar ook een rechtsgang sluiten we zeker niet uit. Feit is helaas dat tot op de dag van vandaag het vakwerk van journalisten illegaal van nieuwssites wordt gescrapet.”
Ondertussen verkennen nieuwsorganisaties ook hoe ze kunstmatige intelligentie in hun eigen organisaties kunnen gebruiken. Deze week werd bekend dat The New York Times voor intern gebruik een eigen AI-model heeft ontwikkeld, genaamd Echo. De redactie zal een training krijgen in het gebruik van AI (bijvoorbeeld voor het ontwikkelen van ideeën en het maken van effectieve koppen). De krant zal kunstmatige intelligentie ook vaker gaan inzetten bij de ontwikkeling van nieuwe producten, zoals het toegankelijk maken van de eigen journalistiek in diverse talen.
Inge Vleemingh (40) heeft net de varkens gevoerd. Grote, borstelige beesten zijn het, een kruising tussen het roodharige Duroc-ras en een wild zwijn. Dol op krentenbollen van de lokale bakker. Ze groeien langzamer dan de meeste vleesvarkens, maar ze zijn robuust en kunnen het hele jaar buiten lopen.
En dat is wat Inge en haar man Heimen Vos (43) voor ogen hebben op hun gemengde bedrijf, met 17 hectare grond. Tweehonderd varkens, scharrelend op het land of in een stal met stro als het buiten te nat is, waarvan ze de mest kwijt kunnen op hun eigen akkers, waarop ze granen en peulvruchten voor menselijke consumptie verbouwen.
Maar die tweehonderd varkens – een fractie van de drieduizend dieren op een gemiddeld Nederlands vleesvarkensbedrijf – hebben ze nog niet. Want de vergunningen zijn niet rond. Met de stikstofuitspraak van de Raad van State in december zullen die vergunningen er voorlopig ook niet komen voor De Goed Gevulde Boerderij, vreest Inge. De onzekerheid is bovendien alleen maar toegenomen sinds de rechter in een zaak van Greenpeace eind januari oordeelde dat de staat zijn wettelijke stikstofdoelen moeten halen.
Inge wil er graag over vertellen. Want hoewel elke boer een ander verhaal heeft, treft het ‘stikstofslot’ veel meer boeren. Zolang het kabinet niet met nieuw beleid komt om uit de impasse te komen, kunnen boeren die dáchten dat ze nog stikstofruimte hadden of konden kopen geen kant op.
Of boeren nu stikstofrechten van andere boeren hadden gekocht of in hun eigen bedrijf minder stikstof uitstoten om met die ‘ruimte’ iets anders te doen – zowel voor extern als intern salderen, zoals dat heet, blijven aanvragen nu liggen. Dat betekent: niet verbouwen, niet verhuizen, niet verduurzamen. Ongeveer de helft van alle Nederlandse veehouders zit naar schatting van de Rabobank nu in juridische onzekerheid.
Inge Vleemingh heeft de situatie van hun eigen bedrijf gisteravond nog even op een rijtje gezet. „Toen ik het aan Heimen liet zien, kreeg ik het wel even te kwaad.” Ze zijn al jaren bezig, zeker vier vergunningaanvragen staan nog uit, alleen al voor 160 varkens en de bouw van een nieuwe stal. „Alle seinen moeten op groen staan om door te kunnen.” Maar zolang het stikstofslot erop zit, zijn de andere vergunningen ook niets waard.
Foto’s Dieuwertje Bravenboer
Geen megastal
Het leek een toekomstbestendig plan. Heimens ouders hadden in het dorp Halle in de Achterhoek een bedrijf met tweeduizend varkens. Heimen stond als jonge boer al voor de vraag hoe hij het bedrijf zou voortzetten. Op de oude voet verder of de stal afbreken en een megastal in het dorp neerzetten, zag hij niet zitten.
Met Inge, landschapsarchitect en kleindochter van melkveehouders, kwamen in 2018 de eerste vijf zeugen op het erf. Samen kozen ze voor de transitie naar een natuurinclusief kringloopbedrijf, maar dan wel buiten het dorp. In de oude stal van Heimens ouders staan sinds 2020 geen varkens meer, maar de stikstofrechten hebben ze nog steeds.
Wat niet mocht: met 10 procent van de oude veestapel een gemengd bedrijf beginnen op een nieuwe locatie. Wat toen nog wel mocht, zegt Inge: „In de lege oude stal weer tweeduizend varkens neerzetten, dit twee jaar volhouden en dan verhuizen.”
Maar tweeduizend varkens houden in een dichte stal in het dorp, dat zagen Heimen en Inge niet zitten. „We kozen voor extern salderen: in 2022 kochten we stikstofrechten van de buurman op onze nieuwe locatie. Die waren nog geldig, want hij had nog koeien in zijn stal.” Van de rechten die ze van hem kochten, moest 30 procent worden afgeroomd. „Dat kwam ten bate van de natuur.”
De vergunning kregen ze, in juni vorig jaar. In eerste instantie voor slechts veertig varkens. Op die manier bleef de uitstoot zo laag dat ze de natuur in buurprovincie Overijssel niet zouden belasten en ze daar geen stempel hoefden te halen – want Overijssel zat al praktisch op slot. Met veertig varkens konden ze hun bedrijf in elk geval opstarten. Deze zomer deed Inge de aanvraag voor nog eens 160 varkens de deur uit.
De vleesproducten die Heimen Vos en Inge Vleemingh in het winkeltje op hun boerderij aanbieden. Foto Dieuwertje Bravenboer
Stil
En daar stopt het verhaal. Van de provincie Gelderland, die over de nieuwe aanvraag moest beslissen, hebben Heimen en Inge sinds de zomer geen uitsluitsel gekregen, en ook na de beide stikstofuitspraken bleef het stil. Sindsdien is ze er niet geruster op. Extern salderen, zoals De Goed Gevulde Boerderij doet, zou wel mogen, mits de vergunning nog in gebruik is – dus zolang de buurman zijn koeien heeft.
Maar grote onduidelijkheid is er nu over de toets die de provincie moet doen om te oordelen over de extra stikstofdepositie van hun bedrijf op overbelaste natuur – ook al is die minimaal, veel lager dan die van de koeien waarvan ze de rechten kopen. Voor die zogeheten ‘additionaliteit’ is nu geen beleid, en zolang er geen nieuw beleid is, blijven alle aanvragen liggen.
Hun aanvraag ligt op een „huizenhoge” stapel, zegt Inge. Wanneer zijn ze aan de beurt? En wat als blijkt dat de aangekochte stikstofruimte eerst nodig is voor natuurherstel? „Ik zie hoe slecht de natuur eraan toe is. Maar waar ik bang voor ben, is dat een bedrijf als dat van ons, dat juist met de natuur meewerkt, niet meer verder kan.”
Lees ook
Deze varkensboer zegt dat de stikstofuitspraak ‘laat zien dat we in Nederland tegen een betonnen muur aan zijn gelopen’
De Goed Gevulde Boerderij is niet het enige bedrijf in onzekerheid. Hoeveel boeren en andere bedrijven nu precies in dit niemandsland verkeren, weet niemand. De provincie Gelderland, centrum van de stikstofcrisis, schat dat zo’n driehonderd bedrijven aan de slag zijn gegaan met intern salderen, in de veronderstelling dat ze geen vergunning nodig hadden. Op de plank liggen nog circa vijfhonderd aanvragen waarover de provincie nu niet kan besluiten – en er ligt waarschijnlijk nog een veelvoud bij gemeenten in Gelderland.
De provincie heeft boeren hierover nog niet individueel geïnformeerd. „We onderzoeken nog hoe en wanneer we weer verder kunnen met vergunningverlening”, mailt een woordvoerder. Op de website van de provincie staat dat BBB-gedeputeerde Ans Mol wil „voorkomen dat Gelderland op slot gaat” – wat de facto al gebeurd is.
De stikstofuitspraken waar boeren nu tegenaan lopen, zijn generiek: ze gelden voor iedereen en er is nauwelijks ruimte om uitzonderingen te maken voor boeren die juist bezig waren met verduurzaming. Inge en Heimen kijken er met een dubbel gevoel naar.
Lees ook
‘De gemeente kiest liever voor geld dan voor grutto’s’
Het valt moeilijk te verkroppen als de „botte bijl” ook op hun bedrijf valt. Alle mest gebruiken ze op hun eigen akkers. Dat is ruige mest bovendien – de varkens doen hun behoefte op stro, waardoor urine en poep gescheiden blijven en de ammoniak- en stikstofuitstoot minimaal is. Juist die grondgebonden veehouderij, waarbij de boer genoeg land heeft voor de eigen mest, wordt gezien als een van de wegen om uit de stikstofcrisis te komen.
„In mijn hart ben ik blij”, zegt Inge, dat de overheid wordt gedwongen de stikstofdoelen te halen. Maar als ze aan de toekomst van haar eigen bedrijf denkt, krijgt ze buikpijn. „Het slaat helemaal nergens op dat wij met een papierwinkel bezig zijn die niet op ons van toepassing is, en die ons toch de kop kan kosten. Ik ben alleen maar met die vergunningen bezig. ‘Wanneer kom je weer buiten’, zegt Heimen soms.”
Extensiveren raakt voor boeren die dat willen buiten bereik, schetst Inge. Boeren die zelf hun veestapel willen verkleinen, kunnen hun stikstofrechten niet meer verkopen. Een bestaand bedrijf kopen en dat extensiveren is onbetaalbaar. Minder produceren, zonder met nieuwe activiteiten het verlies aan inkomsten te kunnen compenseren, dat kan niet uit.
Aan de provincie en de gemeente Bronckhorst ligt het niet, zegt Inge. „Die zijn van goede wil, maar ze weten net zo weinig als wij. En het enige wat Wiersma [minister van Landbouw, BBB] zegt, is: ‘We gaan ons beraden.’ Maar waar blijft het plan? En wat wordt onze rol daarin? Achter ons soort boeren zit geen lobby van grote agrobedrijven. Ik vrees dat de strategie van de BBB is om dit uit te zingen, tot alle kleine boeren zijn gestopt en een paar grote boeren overblijven.”
Inge rekent voor wat het vergunningencircus hun tot nu toe heeft gekost: 15.000 euro voor de stikstofrechten van de buurman en advieskosten voor de eerste vergunning, en nog eens 10.000 euro voor de aanvraag die nu op de plank ligt. Veel geld voor een kleinschalig bedrijf.
Haar gezicht klaart op als ze de vraag krijgt waar ze de energie vandaan haalt om door te gaan. Enthousiast vertelt Inge hoe zij en Heimen een inkomen uit hun bedrijf halen. Met rondleidingen en workshops, en een boerderijwinkel waar ze hun honing en kip verkopen, en meel, olie en bier van eigen gewassen. Aan een kilo varkensvlees, zegt Inge, houden we tien keer meer over dan wanneer het naar de supermarkt zou gaan. „Alleen de slager in het dorp zit er tussen.”
Ze verbouwen quinoa, gerst, amarant en bonen, en huttentut, een plant met oliehoudend zaden. Gewassen waarvoor ze niet hoeven te ploegen – beter voor de bodem – en die door mensen gegeten kunnen worden. Geen kunstmest, geen pesticiden. „Alles wat erbij komt, moet iets bijdragen aan de kringloop.”
Beiden halen ze er hun inkomen uit, maar extensieve landbouw is voor de boer intensief. „Wat wij doen, kan je afdoen als Ot-en-Sienromantiek, of hobbyisme. Maar zoveel mensenwerk heeft waarde, het maakt ons gelukkig.”