‘Nederlands burgerschap houdt niet op aan de Noordzee – de doorwerking van het verleden kun je niet zomaar stopzetten’

Naar Nederland vertrokken Surinamers waren burgers van het koninkrijk toen het land in 1975 onafhankelijk werd. Maar hoe gelijkwaardig was hun burgerschap in Nederland daarna?

Politicoloog Eline Westra (1993) promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam op een onderzoek naar ‘postkoloniaal burgerschap’. Dat idee houdt in dat het koloniale verleden doorwerkt in juridische en sociale regelingen rond burgerschap. Migranten uit een voormalige kolonie, zoals Surinamers in Nederland na 1975, voelden het als onrecht om voortaan te gelden als ‘gewone’ buitenlanders.

Aan de hand van archiefonderzoek en interviews met Surinaamse burgers en activisten belicht ze controverses rond de regelingen voor migratie en sociale rechten na de onafhankelijkheid van het rijksdeel. Surinaamse organisaties streden in de jaren zeventig vergeefs voor erkenning van leefvormen als ‘concubinaat’ (ongehuwd samenwonen) en ‘kweekjes’ (tijdelijke pleegkinderen). Met de visumplicht die in 1981 werd ingevoerd werd dat als onrecht ervaren door Surinaamse organisaties. Ze voelden zich behandeld als willekeurige vreemdelingen, vertelt Westra, inmiddels postdoc onderzoeker aan de Universiteit Leiden.

Waarom is dat onrecht? Suriname was al zes jaar onafhankelijk.

„Nederland was kort na de onafhankelijkheid ook nog opmerkelijk inclusief met de regels voor gezinshereniging. Na de eenzijdige visumplicht in 1981 zijn ook die sterk aangescherpt. Het argument was dat ‘concubinaat’ als vorm van samenleven in Suriname juridisch niet goed geregeld was. Maar wat vooral speelde was het stereotiepe idee dat Surinamers ‘sjoemelen’ met gezinnen, dat je vaak niet weet wie de vader is. In de praktijk betekende het dat een ongehuwde Surinaamse moeder niet langer de vader van haar kinderen naar Nederland kon laten komen. Terwijl concubinaat heel gebruikelijk was in Suriname toen het nog deel was van het koninkrijk, al was het huwelijk ook daar de norm. Het is een voorbeeld van postkoloniale ongelijkheid die had kunnen worden voorkomen met een bredere opvatting van Nederlands burgerschap.”

Wat zou die inhouden?

„Dat je verschillende manieren hebt om als voormalig rijksgenoten volwaardig Nederlander te zijn, met je culturele verschillen. Dat is waar Surinaamse organisaties destijds voor streden, een ‘gedifferentieerd burgerschap’. Ik denk dat dit nog steeds waardevol is. Nederland houdt niet op bij de Noordzee. We hebben nog steeds Caribisch Nederland en Nederland zelf staat ook in een postkoloniale context. Natuurlijk heel anders dan Suriname of Indonesië, maar ook Nederland is gevormd door de koloniale ervaring.”

De strenge visumplicht maakte heen en weer reizen veel moeilijker

Zou gedifferentieerd burgerschap niet leiden tot rechtsongelijkheid?

„Nee, het zou juist een manier zijn geweest om ongelijkheid te verminderen die een erfenis is van het verleden. Wat de Surinaamse organisaties die ik onderzocht destijds echt een klap in hun gezicht vonden was dat ze na drie eeuwen gedwongen onderdeel te zijn geweest van het koninkrijk nu ineens wettelijk werden behandeld als alle andere buitenlanders. De strenge visumplicht maakte heen en weer reizen veel moeilijker. Terwijl bijna alle Surinamers banden hebben met familie hier.”

Suriname drong aan op afschaffing van de visumplicht, maar vreesde ook dat veel mensen dan naar Nederland zouden vertrekken.

„Ja, dat dilemma kwam al heel vroeg aan bod in de besprekingen over onafhankelijkheid. Surinaamse leiders zaten in tweestrijd. Zij vonden het verwerpelijk dat hun voormalig landgenoten in Nederland ongelijk werden behandeld. Aan de andere kant wilden ze niet dat zoveel mensen het land verlieten en keken ze soms neer op Surinamers die naar Nederland gingen. Het is typisch een postkoloniale spanning waar geen eenduidig antwoord op te geven is.”

Het besef van een koloniale erfenis is er toch inmiddels? Voor ongedocumenteerde Surinamers in Nederland is een regeling gekomen.

„Die regeling was maar tijdelijk en zou wat mij betreft mogen worden uitgebreid. Ja, Suriname is in november vijftig jaar onafhankelijk, maar hoe lang is dat op een gedeelde geschiedenis van drie eeuwen? Politieke onafhankelijkheid is natuurlijk een grote gebeurtenis, maar de doorwerking van het verleden kun je niet zomaar stopzetten. Het gesprek daarover is pas net begonnen.”

Een regeling voor Surinamers in Nederland die voor 1975 geen AOW hadden opgebouwd is kennelijk vergeten bij de onderhandelingen.

„Dat zei een activist ook tegen me, die was teleurgesteld in de Surinaamse delegatie: ze hebben onze belangen onvoldoende verdedigd. Suriname had geen oudedagvoorziening ingevoerd, en dat leidde bij de onafhankelijkheid tot een AOW-gat bij Surinamers in Nederland. Aan de andere kant vermoedde hij dat Nederland zich er ook niet heel sterk voor heeft ingezet. Historisch gezien zijn mensen in de kolonies heel lang uitgesloten van sociale rechten. Omdat ze als minderen werden gezien en als fundamenteel anders. Een uiting van koloniaal denken.”

De vrees van het kabinet voor grote migratie was wel reëel: bijna de helft van de Surinamers wilde weg.

„Maar dan is het wel goed om door te vragen: waarom is er een angst voor de komst van deze mensen? Van mensen die Nederlands spreken en als Nederlander zijn geboren. Daar schuilen stereotiepe ideeën achter over mensen van kleur. Ook klasse speelde een rol, de grote groepen die in de jaren zeventig kwamen waren niet de elite of studenten.”

Zou ‘gedifferentieerd burgerschap’ nu nog een aanbeveling zijn?

„Ik gebruik het begrip vooral om te laten zien hoe mensen uit de voormalige kolonie hun burgerschap destijds beleefden. Ik wilde het niet hebben over de latere integratie van Surinaamse Nederlanders, daar is al zoveel literatuur over.”

Ben je hoopvol over de toekomst van postkoloniaal burgerschap?

„Het is goed is dat de stilte om kolonialisme eindelijk is doorbroken. Vooral dankzij decennia werk van organisaties en activisten. Politiek is een ander verhaal, daar zie ik nu weinig ruimte. Maar in de samenleving is het gesprek geopend. Dat vind ik hoopvol.”