N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Corruptie Nederland hoort nog tot de landen met weinig corruptiegevoeligheid in de publieke sector, maar de achtste plaats is de laagste sinds Transparancy International deze ranglijst publiceert.
Nederland is gezakt op de internationale ranglijst van minst corruptiegevoelige landen ter wereld. Oekraïne is het afgelopen jaar juist gestegen op die corruptie-ranglijst van Transparancy International die dinsdag is gepubliceerd.
Nederland heeft nog nooit zo laag op die jaarlijkse Corruption Perception Index gestaan. Transparancy International Nederland-directeur Louise van der Laan schrijft dat vooral toe aan achterblijvende regelgeving op het gebied van politieke integriteit, gebrekkige controle op financiering van politieke partijen en weinig toezicht op de invloed van lobbyisten.
Nederland bezet een achtste plaats op die wereldranglijst, twee plaatsen lager dan vorig jaar. Nederland hoort nog steeds tot de landen met weinig corruptiegevoeligheid in de publieke sector, maar stond met een achtste plaats nog nooit zo laag, sinds Transparancy International deze ranglijst publiceert.
Denemarken bovenaan
Denemarken voert de lijst aan, Somalië is hekkensluiter. Het Verenigd Koninkrijk daalde afgelopen jaar opvallend, mede vanwege een aantal schandalen waarbij naar voren kwam hoe makkelijk particulieren politieke invloed kunnen kopen. Oekraïne laat al tien jaar een stijgende lijn zien, het land klom op van plaats 144, tien jaar geleden naar een 116de plaats dit jaar. Hongarije laat al jaren een dalende lijn zien en is met een 77ste plaats het slechtst scorende land binnen de Europese Unie.
In de dinsdag gepubliceerde corruptie-index staan 180 landen vermeld in de volgorde van minst naar meest corrupt. In de afgelopen tien jaar is de ‘groei van de integriteit’ in de publieke sector wereldwijd gestagneerd en gaan volgens Van der Laan ook rijke westerse landen niet ‘vrijuit’. „Juist stabiele landen met een goede reputatie zijn ideaal om private winsten uit corruptie, oorlog of misdaad wit te wassen. Dat zijn landen met relatief weinig interne corruptie, maar ze dragen er indirect vaak aan bij dat kwetsbare landen corrupte zakenmensen en politici een veilige haven voor hun vermogen bieden.”
De gevolgen van storm Conall zijn woensdagavond vooral in het noorden en oosten van het land te merken. Op Vlieland werd windkracht 10 gemeten, met windstoten tot 130 kilometer per uur. In Lochem, in Gelderland, is een fietser om het leven gekomen door een omgevallen boom.
Het KNMI heeft vanwege het zware weer op woensdag code oranje afgekondigd voor de noordelijke provincies Noord-Holland, Flevoland, Friesland, Groningen, Overijssel en Drenthe. Deze waarschuwing geldt tot ongeveer middernacht.
Vooral de kustgebieden hebben last van harde windstoten. Zo werd ook in havenstad IJmuiden windkracht 9 gemeten. Het zwaartepunt van de storm op het vasteland is inmiddels voorbij, melden instanties, maar volgens Weeronline moet de storm in de late avonduren nog over het Waddengebied gaan. Daar gaat het nu flink tekeer. De veerdiensten van en naar de Waddeneilanden varen woensdag niet vanwege de storm.
Rijkswaterstaat heeft de stormvloedkering Ramspol bij Flevoland rond 22.00 uur gesloten. Volgens de organisatie waait het op het IJsselmeer woensdagavond namelijk harder dan verwacht.
Fietsslachtoffer
Het slachtoffer in Lochem was een vrouw van 19 jaar oud. De fietser overleed ter plekke toen de boom omviel, hulpdiensten konden niets meer doen.
Verder zijn er geen ernstige incidenten gemeld. Wel raakte de meldkamer van de brandweer in Overijssel en Gelderland overbelast door de vele meldingen die binnenkomen, laat de Veiligheidsregio IJsselland weten aan persbureau ANP. Ook de brandweer in Amsterdam kreeg „heel veel” meldingen binnen over bijvoorbeeld loslatende zonnepanelen. De autoriteiten roepen op alleen 112 te bellen in geval van ernstige nood.
Eerder op de dag werd gewaarschuwd voor grote files tijdens de avondspits. Op snelwegen belandden grote takken, gekantelde vrachtwagens en soms bomen, maar het werd vooral druk op de weg vanwege de waarschuwingen vooraf. De ANWB meldde rond 17.00 uur ongeveer duizend kilometer file in Nederland, desondanks geen recordlengte.
Voor zover bekend heeft luchtvaartmaatschappij KLM zeker 114 vluchten van en naar Schiphol geannuleerd door het zware weer. Transavia en easyJet laten de vluchten vooralsnog doorgaan. Op het spoor zijn nog weinig problemen gemeld.
Yevhen Didenko (29) zit achter een glas bier in het centrum van Eindhoven. Hij laat foto’s zien van hoe zijn leven er normaal uitziet. Een selfie, in legeroutfit, bewapend. Het bootje waarop hij over de Donets patrouilleert. En een foto van een vriend die al twee jaar gevangen wordt gehouden in Rusland.
Zo nu en dan zoekt Didenko naar woorden, behalve wanneer hem gevraagd wordt naar zijn rol in de oorlog. Zijn titel komt er vloeiend en gedecideerd uit. „Ik ben officier van de speciale eenheid die de twaalfde brigade heet, onderdeel van de Nationale Garde van Oekraïne.” Hij kan voor het eerst in jaren naar een wedstrijd omdat hij moet herstellen van een operatie. Daarbij is een tumor op zijn lever weggehaald. Hij hoopt over een paar weken weer aan te sluiten bij zijn brigade.
Didenko is onderdeel van het Azovbataljon, een Oekraïense gevechtsgroep die in 2014 door vrijwilligers werd opgericht ten tijde van de Russische invasie van de Krim. En die bekendstaat als extreem-rechts, wat volgens Didenko niet het geval is. De twaalfde brigade vecht in de regio Donbas, rond Oost-Oekraïense steden als Marioepol, Luhansk en Donetsk.
Visitekaartje
Uit laatstgenoemde stad komt de succesvolste club van Oekraïne van deze eeuw: Sjachtar Donetsk. In 2002 werd Sjachtar voor het eerst landskampioen, afgelopen seizoen voor de vijftiende keer. De club groeide in de tussentijd uit tot het visitekaartje van het Oekraïense voetbal in Europa, met een plek in de kwartfinales van de Champions League in 2011 als beste prestatie tot dusver. In datzelfde toernooi is PSV woensdagavond de tegenstander.
Sjachtar Donetsk is een club zonder thuis, al tien jaar. De club speelt zijn wedstrijden in eigen land in Kyiv, Charkov en momenteel in het relatief veilige Lviv, in de buurt van de grens met Polen. Het stadion daar voldoet niet aan de vereisten voor Europese wedstrijden, waardoor Sjachtar voor die duels uitweek naar Warschau, Hamburg en Gelsenkirchen.
De wedstrijd in Eindhoven is voor Daria Meshcheriakova (35), sportjournalist voor het internationale medium Politico en de Oekraïense krant Tribuna, een goede gelegenheid om met collega’s uit Oekraïne af te spreken en eindelijk weer eens een voetbalteam uit haar vaderland aan het werk te zien.
Met haar voormalig partner woonde Meshcheriakova al eerder in Eindhoven. Daar raakte ze acht jaar geleden ook bevriend met landgenoot Oleksandr Zinchenko, toen een negentienjarig toptalent dat voor een jaar in zijn eentje naar PSV kwam – zonder iemand te kennen.
Nu is Zinchenko sterspeler van Oekraïne, het land waar Meshcheriakova naar terugkeerde en in maart 2022 weer ontvluchtte. Toen ze een week lang in haar badkamer voor Russische raketten schuilde, besloot ze te vluchten. Het voetbal in haar vaderland is sindsdien hard achteruitgegaan, vertelt ze in het Eindhovense stadsdeel Strijp, thuisbasis van PSV.
Sjachtar, als beste team, vertegenwoordigt nu heel het land
„Ons voetbal was erg gepolariseerd, voor 2014”, zegt Meshcheriakova. „Iedereen steunde de club uit zijn regio, het ging er fel aan toe. Maar door de oorlog zijn veel Oekraïners hun interesse voor voetbal, en sport in het algemeen, verloren. Ik ben van huis uit voor Zorya Luhansk, daar kom ik vandaan, maar bij Europese wedstrijden staan alle Oekraïners nu achter hetzelfde team. Sjachtar, als beste team, vertegenwoordigt nu heel het land.”
Versplinterde groep zonder honk
Soldaat Didenko en journalist Meshcheriakova zijn twee van de ongeveer duizend Sjachtar-fans die naar Eindhoven zijn afgereisd. Zo’n 250 Oekraïners zijn met de club meegegaan en hebben VIP-plekken, de overige 750 staan in het uitvak. Een groot deel woont niet meer in eigen land, ze zijn Oekraïne ontvlucht vanwege de oorlog.
Waar fans van bezoekende clubs in Nederland vaak in groepen arriveren en in groten getale samen optrekken, geldt dat niet voor de Sjachtar-supporters. Zij zijn een versplinterde groep zonder honk. In de kroeg waar Didenko zit, komen twee Duitsers uit Neurenberg binnen met oranje-zwarte Sjachtar-sjaals. Ze hebben afgesproken met twee Oekraïners die al twintig jaar in Toscane wonen voor hun werk en die ze ontmoet hebben bij een Sjachtar-wedstrijd.
Didenko schudt misprijzend zijn hoofd. Hijzelf draagt een trui van Stone Island, een merk dat populair is in fanatieke supporterskringen, en in zijn nek prijkt een tatoeage van een oud clublogo van Sjachtar Donetsk met twee grote, gekruiste hamers – een verwijzing naar de mijnwerkersstreek Donbas. Hijzelf is een ultra. Dat zijn extreem fanatieke supporters die vuurwerkacties en de confrontatie niet schuwen. „Die ga je hier verder niet zien. Zij vechten allemaal aan het front, om ons land te verdedigen. Voor welke club ze ook staan.”
Lees ook
De Oekraïense topclub Sjachtar Donetsk is al acht jaar op de vlucht voor geweld
Zestien jaar was Vincent Karremans (38) toen zijn moeder overleed. Zijn vader stond in de overlevingsstand met de zorg voor drie jonge kinderen op zijn schouders. „Ik zie hem nog zo zitten aan zijn bureau, zwoegend op de erfbelasting.” Thuis werd daarom niet over de dood van zijn moeder gesproken, vertelt Karremans. „Met als gevolg dat je dat niet goed verwerkt. Ik ben gaan praten met een lerares van de middelbare school, dat heeft mij erg geholpen. Ik ga nu nog af en toe bij haar langs.”
Hij is haar dankbaar, maar hij had het er ook thuis meer over willen hebben. „Niemand die ons aanbood erover te praten, ook niet van de gemeente. Er werd eten gebracht, heel lief, maar er werd verder niet gepraat. We weten dat mentale problemen bij kinderen vaak ontstaan bij dit soort heftige momenten: verlies, vechtscheiding, overlijden van ouders. Als ze dan volwassen zijn, en de problemen niet direct zijn aangepakt, komen ze vaak alsnog in een lang behandeltraject. Dat zie ik ook in mijn omgeving.”
Karremans was eerder wethouder in Rotterdam en wordt gezien als groot politiek talent, met veel fans binnen zijn eigen VVD. De pijnlijke periode uit zijn jeugd leverde hem een inzicht op dat hem nu drijft als staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport: de samenleving moet een veel grotere rol spelen bij het aanpakken van mentale problemen van kinderen. Ouders, familieleden, buren, sportcoaches, leraren. Niet gelijk naar de jeugdzorg kijken. „We moeten toe naar een maatschappelijke dialoog daarover. Een vreselijk woord trouwens, ik heb het niet zelf bedacht. Misschien moet ik iets nieuws verzinnen, iets Rotterdams: ‘We motte prate’ ofzo.”
U bent van de VVD, maar u klinkt net als uw voorganger Maarten van Ooijen van de ChristenUnie, die ook een maatschappelijke discussie wilde.
„Ik heb Maarten onlangs hier uitgenodigd en we hebben uitgebreid gesproken. Dit is voor een heel groot deel hetzelfde als wat hij wilde. We waren het helemaal eens.”
Een grotere rol voor de samenleving is niet alleen goed voor de kinderen zelf, vertelt Karremans, het is ook noodzakelijk om de „vastgelopen jeugdzorg” weer op gang te krijgen. Die kent lange wachtlijsten, vooral voor kinderen die zwaardere, complexere zorg nodig hebben zoals bij zware depressies, anorexia of suïcidale neigingen. Snel hulp is dan belangrijk, omdat de problemen anders alleen maar groter worden. Te veel zorgaanbieders richten zich nu op ‘lichte’ zorg, zoals hulp bij tentamenstress, ziet hij. Karremans: „We moeten er zijn voor de kinderen die echt in nood zitten. En dat zijn we nu niet. Ons systeem werkt niet voor hen.”
Intussen lopen de kosten alsmaar op. Vorig jaar kostte de jeugdzorg 7,2 miljard euro, dit jaar wordt dat naar schatting 8,1 miljard, schreef Karremans eerder in een Kamerbrief. „Dat kan zo niet langer”, zegt hij nu.
470.000 van de 3,3 miljoen kinderen tot achttien jaar maken nu gebruik van jeugdzorg – dat is een op de zeven. In Rotterdam, vertelt Karremans, „zijn klassen waar zelfs een op de vier kinderen in de jeugdzorg zit. Een kwart van de klas!”
Wat dacht u toen u dat hoorde?
„Ik schrok me helemaal te pletter.”
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?
„Er wordt steeds makkelijker doorverwezen naar jeugdzorg, professionals vinden het moeilijk om nee te zeggen, en aanbod creëert vraag. Ouders spelen ook een rol, die eisen vaker hulp voor hun kind. Die nemen geen genoegen met ‘nee’ en denken ‘ik heb alles geprobeerd, ik weet het ook niet meer, ik wil dat het nu opgelost wordt’.”
Logisch toch? Je wil het beste voor je kind.
„Het is maar de vraag of dat medicaliseren van problemen het beste is voor het kind. We moeten ophouden met stickertjes plakken op elk kind dat iets ander gedrag vertoont. Als iemand een beetje druk is, of als een kind proefwerken eng vindt, is het tegenwoordig gelijk adhd of faalangst. En daar moet je dan voor behandeld worden. Tsja. Hoort erbij toch? Ik had vroeger ook faalangst, ik was ook heel onzeker. Bij opgroeien hoort vallen en opstaan. En dus ook faalangst als je een proefwerk hebt.”
Lees ook
Het leven is soms verrekte lastig, zegt hoogleraar Levi van Dam
Wat zou u tegen die ouders willen zeggen?
„Accepteer het als je kind niet in het perfecte plaatje past. Ren niet gelijk naar een professional toe. Praat met je kind. Een kind van twaalf gaat niet uit zichzelf naar een psycholoog toe, dat organiseren de ouders.”
Kinderen van nu leven in een lastige tijd. De invloed van sociale media, klimaatcrisis, oorlogen, prestatiedruk…
„Dat wordt altijd maar gezegd: de jeugd van nu heeft het heel zwaar. Maar elke generatie kent zijn eigen uitdagingen. Dat gold voor mijn ouders, mijzelf en mijn kinderen.”
Wat waren uw uitdagingen dan?
Het blijft even stil. „Pfff…goeie vraag. Nou ja, ik heb in een heel groot deel van mijn jeugd ook met sociale media te maken gehad. En we hadden de kredietcrisis in 2007, 2008. Toen heerste heel erg het gevoel ‘de wereld gaat eraan’. Wat veel kinderen nu met de klimaatcrisis hebben, hadden wij toen ook al. Het gaat om het kweken van weerbaarheid, dat je ergens tegen kan. Het leven zit nu eenmaal vol tegenslagen.”
We moeten ophouden met stickertjes plakken op elk kind dat iets ander gedrag vertoont
Karremans wil dat in 2028 nog maar een op de tien kinderen naar jeugdzorg gaat, zegt hij. Hij noemt het „een eerste stap”. „Uiteindelijk wil ik nog veel minder, bijvoorbeeld een op de vijftien. Het liefst zo min mogelijk.”
Zegt u het maar, wat gaan we dan niet meer doen? Dyslexie? Adhd?
„Dat kan van alles zijn. De lichtere problematiek. De inperking van de jeugdzorg betekent voor veel mensen straks echt een ‘nee’. Kinderen met zwaardere problematiek krijgen sneller een ‘ja’, waardoor ze minder lang hoeven te wachten.”
Maar wat valt er dan af?
„Laat ik een voorbeeld geven. In Utrecht was een groep meiden met faalangst. Normaal gaan die allemaal individueel naar een psycholoog en krijgen ze een behandeltraject op maat. Nu hebben ze daar een collectieve faalangst-workshop gedaan. Daarna had bijna niemand meer jeugdzorg nodig.
„Of neem vechtscheidingen. Je kan die ouders meer begeleiding geven en zich bewust laten worden van hun keuze. Bijvoorbeeld door iemand van de gemeente langs te sturen om een gesprek te voeren: ‘Pas op, je gaat nu scheiden, geen ruzie maken want dat heeft dit en dat soort gevolgen voor je kinderen’. Dan voorkom je dat een kind later op de wachtlijst voor jeugdzorg komt.”
Bent u niet bang dat hogere inkomens straks zelf hun jeugdhulp inkopen? Lagere inkomens, die het meest gebruikmaken van jeugdzorg, hebben daar geen geld voor.
„Dat is natuurlijk altijd lastig. Het zou niet moeten gaan om je inkomen, maar dat onderscheid hou je altijd. Dat geldt nu bijvoorbeeld al met bijles. Dus als jij geld hebt en je kiest ervoor je kind op een luxe zorgtraject te zetten; ik vraag me af of dat goed is voor je kind, maar ik kan je niet tegenhouden.”
Kabinet, gemeenten, zorgaanbieders en cliëntenorganisaties presenteerden in het voorjaar van 2023 de Hervormingsagenda Jeugd. Daarin staat dat gemeenten maatregelen moeten nemen om de jeugdzorg in te perken en de komende jaren honderden miljoenen moeten besparen, oplopend tot 1,1 miljard euro vanaf 2028. Onderdeel van die plannen is de Wet reikwijdte, die duidelijk moet maken wanneer straks wel en wanneer geen jeugdhulp ingezet moet worden. Maar die wet is vertraagd, bleek deze maand tijdens een Kamerdebat, en komt pas eind volgend jaar naar de Tweede Kamer.
De oppositie in de Kamer verweet Karremans daarop „een gebrek aan urgentie”. Onzin, vindt hij zelf: „Ik ben hier letterlijk elke dag mee bezig. Echt elke dag. Maar dit is een heel ingewikkelde vraag. Je kan niet even snel een lijstje maken van ‘dit wel en dit niet’. Het gaat ook over kinderen met multiproblematiek, bijvoorbeeld én een eetstoornis, én een angststoornis, én een trauma. Daar kan je niet even snel één ding uittrekken.”
Gevolg van de vertraagde wet is wel dat de jeugdzorgkosten bij gemeenten blijven oplopen en tot grote financiële tekorten leiden. Vorig jaar ging het om 628 miljoen euro, dit jaar naar schatting om 828 miljoen. In gemeenteraden wordt nu gesproken over sluiten van zwembaden of de bibliotheek om de tekorten op te vangen.
Wat zegt u tegen die gemeenten?
„Gemeenten moeten de mouwen opstropen. Ze kunnen nu al veel doen. Zorg voor stevige wijkteams met hulpverleners die in een vroeg stadium bij mensen met problemen thuiskomen, zodat je voorkomt dat kinderen later in de jeugdzorg belanden. Zorg ervoor dat huisartsen niet te snel doorverwijzen naar jeugdzorg. Een aantal gemeenten heeft al goed draaiende wijkteams, maar heel veel gemeenten hebben dat nog niet.”
Dat is wel heel makkelijk over de schutting gooien.
„Het is een decentraal stelsel. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de jeugdzorg, maar ik ben natuurlijk verantwoordelijk voor het stelsel. Dit is een gezamenlijk opgave. Ik zie ook wel dat er een probleem is. Maar dat is wat anders dan dat gemeenten denken: ‘Wij hebben een probleem en het Rijk lost het wel op’. Al die facturen naar mij sturen? Allemaal leuk en aardig, maar zo werkt het niet.”
Vlak voordat Karremans staatssecretaris werd, rondde hij als wethouder de Rotterdamse voorjaarsnota af. De stad was vele miljoenen extra aan jeugdzorg kwijt. Dat ging ten koste van onderhoud aan wegen, onkruidbestrijding, vrijwilligersorganisaties en zelfs de grote vuurwerkshow – dat leverde toch weer 1 miljoen euro op. „We moesten overal schrapen. De kinderboerderij sluiten stond ook op de bezuinigingslijst, maar die hebben we weten te redden.”
In Rotterdam had Karremans jeugdzorg niet in zijn portefeuille – wel mobiliteit, handhaving, buitenruimte, integratie en samenleven. Maar elke dinsdag bespraken de wethouders alles uit alle portefeuilles. „Omdat jeugdzorg zorgde voor grote tekorten, ben ik daar ingedoken. Ook uit eigenbelang. Want als je dat niet beteugelt, heb je ook in je eigen portefeuille een probleem.”
Wat hij maar wil zeggen: „Ik wéét wat bezuinigen betekent. Dat snap ik echt.”
Hij wijst ook op de deskundigencommissie onder leiding van Tamara van Ark, die nu de uitvoering van de Hervormingsagenda Jeugd en de financiële consequenties evalueert, en begin volgend jaar met een advies komt.
Als die commissie zegt dat gemeenten er geld bij moeten krijgen, komt dat er dan? Gemeenten stemmen vrijdag tijdens een vergadering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten over een voorstel om u daar zo nodig juridisch toe te dwingen.
„Dat moeten we zien bij de Voorjaarsnota. Er zijn veel bewindslieden die daar een financiële claim neerleggen, ik natuurlijk ook als er iets uit de commissie komt. Maar elke keer geld erbij is uiteindelijk geen oplossing. We zullen toch harde keuzes moeten maken.”
Lees ook
Hervormingen in de jeugdzorg: ambities volop, maar wie gelooft er in?