Nederland kan een vleugje Billie Jean King gebruiken

Pauline Mulder (53) is geen bekende naam in het mondiale tennis, maar ze behoorde in de jaren tachtig als jeugdspeler tot de wereldtop. Op het officieuze WK van 1985 in Frankrijk won ze met haar dubbelpartner Nathalie Vandierendonck van de latere grandslamwinnaressen Conchita Martinez en Arantxa Sanchez Vicario.

Als ondernemer – ze stopte met tennis op haar twintigste – heeft Mulder veel baat gehad bij alles wat ze op en rond de baan leerde. „Ik was gedisciplineerd, vechtlustig en al jong zelfstandig”, zegt ze. „Door dominante trainers leerde ik grenzen stellen. Die eigenschappen zijn belangrijk voor vrouwelijke ondernemers, die gedoogd worden door mannen die elkaar de bal toespelen.”

Na haar tenniscarrière lanceerde Mulder een onderbroekenmerk voor mannen en hielp ze bekende Nederlanders merchandise voor supermarktketens te ontwikkelen. Sinds enkele jaren heeft ze een vastgoedbedrijf in Marbella. „Ik heb als ondernemer flink wat tegenwind gehad”, zegt ze, „maar wist mezelf altijd te herpakken. Dat heb ik toch mede aan die tennisbaan te danken. Ik heb me daar vaak naakt gevoeld, maar mentaal heeft het me gesterkt.”

Ik belde Mulder naar aanleiding van recent onderzoek van de Women’s Sports Foundation, een door oud-tennisster Billie Jean King (tegenwoordig grootinvesteerder) opgerichte organisatie die vrouwelijk leiderschap helpt ontwikkelen door middel van sport. Voor het onderzoek werden 2.886 Amerikaanse vrouwen tussen de twintig en tachtig bevraagd die als meisje een sport beoefenden (op uiteenlopende niveaus). Het merendeel zegt minstens één leidinggevende rol buiten het gezin te hebben: directeur, bedrijfsvoorzitter of lid van het managementteam.

De helft van de ondervraagden zegt dat de in hun sport opgedane vaardigheden een goede voorbereiding waren voor hun leidinggevende rol later. ‘Leren samenwerken’ wordt het vaakst genoemd, maar ook ‘omgaan met druk’, ‘leren van fouten’, ‘het verleggen van grenzen’, ‘omgaan met kritiek’, ‘effectieve communicatie’ en ‘goede besluitvorming’ zijn kwaliteiten die veel vrouwen tijdens het sporten als meisje hebben ontwikkeld.

Ook jongens maken zich die vaardigheden eigen tijdens het sporten, zegt Karen Issokson-Silver, werkzaam bij de researchtak van de Women’s Sports Foundation, maar zij hebben als volwassene veel meer kans op een leidinggevende functie dan meisjes. Daarom is het voor meisjes zo belangrijk dat ze de kans krijgen om te sporten. „Zelfs als meisjes niet sporten op de universiteit, of niet met de wereldtop meedoen, ontwikkelen ze kwaliteiten die ze later kunnen inzetten als leraren, artsen, advocaten, wetgevers, ondernemers of welk beroep ze ook willen uitoefenen”, zegt ze.

Zorgelijk noemt Issokson-Silver het hoge percentage twintigers – 80 procent van de ondervraagden – dat „barrières” heeft ervaren tijdens het sporten als meisje. Ze konden met moeite een clublidmaatschap betalen, waren vaak geblesseerd, voelden zich onveilig tijdens het sporten of kregen geen goede begeleiding van hun coach. „We zijn bezorgd dat minder meisjes gaan sporten door die barrières”, zegt Issokson-Silver. „Er staat veel op het spel: zelfvertrouwen, eigenwaarde, een positiever lichaamsbeeld, participatie op school en geestelijke gezondheid.”

Er staat veel op het spel: zelfvertrouwen, eigenwaarde, een positiever lichaamsbeeld, participatie op school en geestelijke gezondheid

Karen Issokson-Silver
medewerker Women’s Sports Foundation

In Nederland bestaat dergelijk onderzoek niet, zegt Agnes Elling, senior onderzoeker bij het Mulier Instituut. Ze spreekt van een „nogal neoliberaal feministisch perspectief”, dat niet aansluit bij haar eigen „meer sociaal-kritische bril”. Dat veel vrouwen in het bedrijfsleven aan wedstrijdsport hebben gedaan, komt volgens haar doordat zowel sporters als ondernemers vaker hoger opgeleide vrouwen zijn uit beter gesitueerde sociaal-economische milieus. „Sport en bedrijfsleven zijn beide traditioneel ‘mannelijke’ culturen, waarbij competitie en presteren leidende principes zijn. Ik zou eerder spreken van samenhang dan een causaal verband.”

Misschien heeft ze een punt, maar zelf zie ik de meerwaarde van zo’n onderzoek wel, ook voor Nederland. Hier is de trend namelijk al ingezet waar ze bij de Women’s Sports Foundation voor vrezen. Uit dit jaar gepresenteerd onderzoek van sportkoepel NOC-NSF blijkt dat de wekelijkse sportdeelname van meisjes een zorgelijke ontwikkeling vertoont. Waar het percentage sportende jongens tussen dertien en achttien jaar in 2023 met 6 procent steeg naar 71 procent, daalde het percentage sportende meiden met 4 procent naar 63 procent.

Ook de frequentie waarmee jongens en meiden sporten, loopt steeds verder uiteen. Waar jongens vaker zijn gaan sporten (van negen naar bijna tien keer per maand) zie je bij meiden een daling (van acht naar ruim zeven keer). Dat getal is zelfs lager dan tijdens de pandemie met de verschillende lockdowns en sluitingen van de binnensport, schrijven de onderzoekers. Een verklaring hebben ze niet.

Ik moest denken aan de column van Marijn de Vries over het tekort aan openbare plekken in Nederland voor meiden om te sporten. Ze had een congres over ‘de beweegvriendelijke ruimte’ bezocht en had zich verbaasd over hoe weinig moeite er wordt gedaan om juist die niet sportende tienermeiden iets goeds te bieden: „Waar zijn de meiden? Ze zitten veel meer binnen. Willen ze dan niet naar buiten? Jawel hoor. Ze willen ook graag skaten, basketballen, voetballen. Elkaar ontmoeten, kletsen in het park. Maar er is in de openbare ruimte eigenlijk geen plek voor hen; ze worden bekeken, nageroepen, lastiggevallen en weggehoond.”

Hoe zit het met de meiden die de afgelopen jaren hun lidmaatschap bij een sportclub opzegden? Waren het de hoge kosten van het lidmaatschap, voelden ze zich onveilig tijdens het sporten of kregen ze geen goede begeleiding van hun coach? Wat wordt er aan gedaan om die kloof te dichten? Lopen die meiden – het Amerikaanse onderzoek indachtig – niet meer mis dan fysiek en mentaal welzijn? Wordt hen de mogelijkheid ontnomen om kwaliteiten te ontwikkelen die van pas komen in hun werkzame bestaan als volwassen vrouw?

We doen in Nederland wel eens smalend over de Verenigde Staten, maar van één ding ben ik overtuigd: we kunnen hier wel een vleugje Billie Jean King gebruiken.