Na vijftien jaar krijgen Guinese slachtoffers van militair bloedbad eindelijk gerechtigheid

Pas helemaal op het eind, als de rechters in rode, hermelijnen mantels hun stoel naar achter schuiven en weglopen, durft Fatoumata Barry (44) te glimlachen. Urenlang heeft ze geluisterd naar het hoofd van dit speciale tribunaal. Hoe hij de ontkenningen en beschuldigingen herhaalde die de afgelopen twee jaar door deze met airco gekoelde zaal in Conakry, de hoofdstad van Guinee, klonken. Hoe hij wetsartikelen opsomde, en namen. Van slachtoffers. Van haar.

Als je zo lang op iets wacht, is het schakelen als het ineens zover is. Maar nu is Barry blij. „Héél blij”, herhaalt ze, terwijl haar buurvrouw op de publieke tribune in haar hand knijpt.

Het moment is historisch voor Guinee. Woensdag werden een oud-president en meerdere hooggeplaatste militairen door lokale rechters veroordeeld voor hun rol bij het bloedbad dat soldaten vijftien jaar geleden aanrichtten in de stad.


Lees ook

13 jaar na bloedbad Guinee ‘eindelijk gerechtigheid’

Een demonstrant wordt weggevoerd door politieagenten bij een oppositiebijeenkomst in een stadion in Conakry in 2009. Guinese militairen doden daar ten minste 157 mensen.

Ten minste 157 Guineeërs werden gedood toen op 28 september 2009 leden van de presidentiële garde, gendarmes en milities een voetbalstadion binnenstormden waarin duizenden zich hadden verzameld voor een protest van oppositiepartijen. De aanwezigen werden neergeschoten, opgejaagd, vertrapt. Vrouwen werden te midden van de chaos massaal verkracht, sommigen zo bruut dat ze aan hun verwondingen bezweken.

Sporen gewist

In de dagen erna werden de sporen van het geweld grondig gewist. Lichamen verdwenen, het stadion kreeg een nieuwe lik verf. Niemand werd opgepakt, laat staan veroordeeld. Zoals zo vaak in Guinee, waar leiders steeds weer regeren met de loop van hun geweer.

Tot deze week. Weggezakt in een zwart met gouden boubou, een traditioneel West-Afrikaans gewaad, hoorde Moussa Dadis Camara hoe een speciaal opgetuigd tribunaal hem schuldig bevond aan „misdaden tegen de menselijkheid”. Voormalig legerofficier Camara, inmiddels zestig jaar oud, greep in 2008 de macht in het West-Afrikaanse land. Woensdag is hij veroordeeld tot twintig jaar cel en het betalen van honderdduizenden euro’s aan schadevergoedingen aan slachtoffers en hun nabestaanden.

Nog zeven anderen van de in totaal elf gedaagden werden veroordeeld tot straffen van tien tot vijfentwintig jaar cel, evenals het betalen van schadevergoedingen. De zwaarste straf ging naar een van Camara’s ministers, een kolonel die sinds een gevangenisuitbraak afgelopen november op de vlucht is. Hun advocaten hebben al aangekondigd in beroep te gaan.

„Dit is geschiedenis”, verzucht Barry, die vorig jaar voor het tribunaal vertelde hoe soldaten haar jeans en slip die septemberdag kapotscheurden, haar naakt op de grond gooiden en met hun handen en een houten stok verkrachtten, om daarna over haar heen te urineren. Uit een mapje haalde Barry, gekleed in een paarse jurk en een sjaal om het haar, foto’s van zo’n stok.

Het was een van de meest aangrijpende momenten van dit langverwachte proces dat twee jaar geleden eindelijk begon, symbolisch op 28 september. Een datum met sowieso een historische lading voor Guinee: op die dag in 1958 begon het land zich los te maken van kolonisator Frankrijk. Het stadion in hartje Conakry waarin het bloedbad plaatsvond werd ernaar het vernoemd: het stade du 28 septembre.

13,9 miljoen rechters

Tweeëntwintig maanden lang hield het proces Guineeërs aan hun radio’s en televisies gekluisterd. De driewekelijks zittingen werden live uitgezonden. Op straat, op werk, bij theeverkopers op de hoek van de straat, overal werd naderhand gedebatteerd. Over de stoïcijnse ontkenningen van alle gedaagden en de gruwelen waarvan sommigen tot dan dachten dat het fabeltjes waren. Guinee werd een land van 13,9 miljoen rechters.

Ruim honderd slachtoffers namen het woord. Van de vrouwen die in het stadion werden verkracht, was Barry de enige die dit openlijk wilde doen: anderen vertelden de rechters achter gesloten deuren wat hen was overkomen. Uit schaamte. Maar ook uit angst voor represailles. Een deel van de gemeenschap afkomstig uit de regio Guinée forestière, waar Dadis Camara toe behoort, beschouwt hem nog altijd als een semi-god.

Ze vond dat ze dit moest doen, zegt Barry, die na het bloedbad naar Senegal vluchtte en pas bij de start van het proces terugkeerde. Juíst publiekelijk. „We moeten dit soort dingen aan de kaak stellen als we niet willen dat de geschiedenis zich herhaalt.”

Het is de zware last die dit proces vanaf het begin met zich meedraagt. „Na vijftig, zestig jaar straffeloosheid moeten we de cyclus doorbreken”, zegt Alpha Amadou DS Bah, advocaat en coördinator van het collectief dat slachtoffers en nabestaanden bijstaat, daags voor het vonnis boven een walmende kop thee. „Dit is onze kans te laten zien dat niemand, zelfs geen president, uiteindelijk wegkomt met de misdaden die hij pleegt.”

Toch twijfelen veel Guineeërs of die boodschap aankomt bij het huidige regime, dat sinds een staatsgreep in 2021 opnieuw bestaat uit militairen. Zo bleven woensdag de stoelen van Bah en alle andere advocaten leeg vanwege een landelijke staking van de Orde van Advocaten. Die werd vorige maand afgekondigd uit protest tegen arbitraire arrestaties en geheime detenties die plaatsvinden onder de huidige president, Mamadi Doumbouya.

De druppel voor de staking was de verdwijning van twee activisten bekend om hun kritiek op de junta. Van hen is niets meer vernomen sinds de veiligheidsdiensten ze op 9 juli meenamen. De openbaar aanklager, de woordvoerder van de regering, de premier: niemand zegt te weten waar ze zijn.

Het is wrang, zegt Bah. Al vijftien jaar staat de advocaat in contact met slachtoffers van 28 september, onder wie familieleden van mannen en vrouwen wier lichamen nooit zijn gevonden. „Als je Dadis [Camara] op het gedaagdenbankje ziet zitten, dan zou je daar toch lessen uit moeten trekken? Helaas lijkt dat niet het geval.”

Toch was het juist de regering van Doumbouya die dit proces mogelijk maakte en Camara deed terugkeren uit Burkina Faso, waar hij sinds zijn val in 2010 in vrijheid woonde. Onder Alpha Condé, die in 2010 democratisch tot president werd verkozen, pakten onderzoeksrechters de zaak wel op, maar alleen na druk van onder meer het Internationaal Strafhof. Van politieke wil was geen sprake. Geld werd met moeite vrijgemaakt voor het proces, en onderzoeksrechters kregen gebrekkig toegang tot informatie.

Dagenlang vasthouden en martelen

Ondertussen behield een aantal mensen op sleutelposities hoge posities. Zoals de voortvluchtige oud-minister die onder Condé verantwoordelijk bleef voor de drugs- en georganiseerde misdaadbestrijding; volgens het tribunaal is hij schuldig aan (onder meer) het nog dagenlang vasthouden en martelen van honderden mensen.

De rechters baseerden zich daarbij vooral op de getuigenissen van slachtoffers: mede doordat na het bloedbad alle sporen in het stadion werden uitgewist, ontbrak het aan materieel bewijs. Ook daarom wilden de civiele partijen en het OM dat het tribunaal de beklaagden zou veroordelen voor „misdaden tegen de menselijkheid” en niet voor ‘gewone’ strafbare feiten, waar het proces mee begon. In het eerste geval volstaat aantoonbare hiërarchische verantwoordelijkheid.

Voor sommigen laat het proces een bittere smaak achter – evenals het feit dat uiteindelijk maar elf beklaagden in de rechtbank zaten (tien op het eind), terwijl honderden die dag moordden en verkrachtten. „Dit tribunaal is historisch, maar heeft het ook écht de waarheid naar buiten gebracht over 28 september 2009, en wie welk bevel gaf?”, vroeg het hoofdredactioneel commentaar van de veelgelezen nieuwssite Le Djely donderdag. Hun antwoord: niet echt, het vonnis is vooral symbolisch. Mede dat weerhield sommige slachtoffers van getuigen.

Mamadou Cherif Barry (56) deed dat wel. De garagehouder uit Conakry was dit voorjaar een van de laatste slachtoffers die het woord nam. Hij vertelde over zijn tienerzoon die die septemberdag thuis lunch was gaan halen maar op zijn weg terug door militairen met acht kogels werd doorzeefd – zelfs in de schaal met rijst zat een kogelgat. Barry bracht zijn lichaam naar het ziekenhuis, maar kreeg het nooit meer terug.

Tien jaar bewaarde Barry thuis, in een plastic tas, het met bloed doorweekte shirt van zijn zoon, voor het geval er een proces zou komen. Tot hij het vertrouwen daarin verloor en het shirt uit elkaar viel. Via de radio luisterde Cheriff woensdag naar het vonnis. „Honderd jaar cel is niet genoeg voor wat zij ons hebben aangedaan”, zegt hij. „Maar de rechters hebben hun best gedaan.”