Na het verbieden van criminele motorclubs als Satudarah, Hells Angels en No Surrender, neemt het aantal kleine motorclubs in Nederland snel toe. Dat blijkt uit een monitoringsonderzoek van de politie.
Het aantal leden van de verboden clubs neemt af, maar bij leden van nieuwe clubs ziet de politie drie keer zoveel verdenkingen van geweldsdelicten als bij leden van traditionele clubs en anderhalf keer zoveel als bij leden van verboden clubs. Zes vragen aan officier van justitie Niels Huisman. Bij het landelijk parket is hij portefeuillehouder motorbendes – of: ‘Outlaw Motor Gangs’, zoals het parket het noemt.
In totaal lijkt het aantal misdrijven door leden van motorclubs licht af te nemen. Betekent dat goed nieuws?
„Het aantal verdenkingen neemt af. Maar dat is dus alleen waar we zicht op hebben. Vroeger hadden leden van motorclubs een hesje aan en werden ze gecontroleerd, omdat ze een logo op hun rug hadden staan. Nu controleer je pas als ze iets verkeerds doen en heb je geen idee meer of iemand lid is van een club. Dus het dark number, wat normaal is bij criminaliteit, neemt weer toe.”
Wordt het probleem dan echt kleiner of zie je er minder van?
„Dat is moeilijk te zeggen. Hoewel je minder criminaliteit op straat ziet, zijn er nu veel kleine clubs, met nog meer criminele aantrekkingskracht dan voorheen.”
Bij die nieuwe, kleine clubs zie je bovendien relatief veel geweldsincidenten. Is de criminaliteit dan niet gewoon verplaatst?
„Ik weet niet of je dat zo stellig kan zeggen. Satudarah is nu verboden, maar je ziet kleine clubs die dezelfde kleurstelling gebruiken: zwart-geel. Een enkele keer is het gelukt om iemand veroordeeld te krijgen voor het voortzetten van een verboden club. Maar in een ander geval leidde vervolging tot vrijspraak, omdat er te weinig bewijs was. Een deel van de nieuwe clubs is dus gewoon een voortzetting, of je dat nou hard kan maken of niet.”
Wordt vervolging dan niet alleen maar lastiger, omdat je moet aantonen dat iets een voortzetting is?
„In een enkel geval lukt het om dat aan te tonen, in een ander geval is de rechter niet overtuigd dat het één-op-één een voortzetting is en dan moeten we weer verder bewijs opbouwen. Dat kan best lastig zijn, ja.”
Heeft het dan wel zin gehad om die grotere clubs te verbieden, als criminaliteit zich voortzet in andere clubs en je dat dan opnieuw moet bewijzen?
„De beroepscriminelen in bijvoorbeeld de cocaïnehandel, die zijn natuurlijk niet verdwenen. Dat hadden we ook niet verwacht. De vraag was inderdaad: moeten we clubs wel verbieden, als we er tenminste zicht op hebben? Uiteindelijk hebben we dat wel gedaan om de intimidatie in het straatbeeld te verminderen. En dat lijkt te lukken.”
„Daarnaast – en nu ga ik een beetje speculeren – hebben motorclubs in internationale criminaliteitsnetwerken een bepaalde positie. En hoe groter de naam van de club, hoe groter de betrouwbaarheid. Ik kan me voorstellen dat kleinere clubs minder makkelijk zaken kunnen doen, omdat die zich minder hebben bewezen als betrouwbare partner. Dat is niet iets wat we nu kunnen vaststellen, maar dat zou een positief effect kunnen zijn op de criminaliteitsbestrijding.”
Het effect op de criminaliteitsbestrijding valt dus nog te bezien. Wat is dan het voordeel van het opbreken van die grote, criminele clubs?
„Dat is echt het straatbeeld. Dat uitdagende ‘wij zijn onaantastbaar en de politie kan ons niks maken’ met voorbijrijdende groepen, dat is echt minder. En dat was ook een belangrijk doel. Maar we moeten niet denken dat nieuwe clubs allemaal lief zijn. We moeten net zo goed waakzaam blijven.”
De studenten in de zaal vinden het maar lastig te plaatsen. D66-leider Rob Jetten die klinkt als Elon Musk, in zijn voormalige rol als bijzonder overheidsambtenaar bezuinigingen?
Jetten is de laatste spreker op een congres voor bestuurskundestudenten in Amsterdam, half mei. Hij wil „de bezem halen” door de vastgelopen overheid, zegt hij. Want dat is volgens de D66-leider het grootste probleem van deze tijd. Als er geen oplossing komt, verliest Nederland haar concurrerende economie, lukt het niet om genoeg woningen te bouwen en blijft migratie een probleem. „We hebben een radicaal andere overheid nodig.”
Op het D66-congres een paar weken daarvoor hekelde Jetten ook al de Belastingdienst. „Als organisaties als de Belastingdienst tien jaar nodig hebben voor eerlijker belastingen, dan bouwen we wel een nieuwe dienst.” Een regel erbij betekent twee regels eraf, zei hij ook.
Ik kan eigenlijk geen regenboogzebrapad meer zien
Waarom doet Jetten als Musk en zijn ronkende kettingzaag, wil een bestuurskundestudent in Amsterdam weten. Een ander vraagt waarin D66 verschilt van de PVV in de wens om regels te verminderen, of te omzeilen, omdat de ‘crisis’ in het openbaar bestuur erom vraagt.
Klimaatdrammer
De afgelopen maanden is het sociaal-liberale D66 langzaam van toon veranderd. Minder links, minder woke, en juist nationaler en steviger.
Onder voormalige partijleiders Alexander Pechtold en Sigrid Kaag werd D66 groot als anti-Wilders partij. En toen Jetten in 2023 partijleider werd, stond hij bekend als iemand die de partij naar links wilde trekken.
De klimaatminister uit het kabinet-Rutte IV droeg een tijd lang trots de geuzennaam die VVD’er Klaas Dijkhoff hem gaf: klimaatdrammer. In lezingen sprak Jetten uitvoerig over vermogensongelijkheid en pleitte hij voor een samenleving waarin niemand wordt uitgesloten op basis van postcode of afkomst.
Deze zaterdag wordt Jetten waarschijnlijk herkozen als lijsttrekker. En natuurlijk, zijn D66 heeft het nog steeds over een weerbare democratie en rechtsstaat, een schonere economie, over aanhoudende steun voor Oekraïne en het belang van Europa.
Maar in de Tweede Kamergang van D66 hangt nu een poster van Jetten in reflecterend hesje, met een bouwhelm op het hoofd. Rob de Bouwer, laat de partijleider zich nu graag noemen. In belangrijke debatten heeft Jetten het veel over Nederland, en vertelt hij bijvoorbeeld hoe trots hij is op de Nederlandse olympische sporters.
Jetten maakt zich nog steeds zorgen over conservatieve krachten die gestructureerde campagnes voeren tegen trans personen, lesbische moeders en homo’s. Maar hij slaat deze maand op een D66-middag in Utrecht ook een steviger toon aan: „Ik kan eigenlijk geen regenboogzebrapad meer zien”, zegt hij. Wat hij wil: hand in hand kunnen lopen met zijn vriend door alle steden. „Laten we de komende tijd inzetten op veiligheid en vrijheid van de queergemeenschap, en iets minder discussie voeren over de symboliek.”
Partijleider Rob Jetten spreekt de leden toe tijdens een partijcongres van D66 in Breda. Foto Rob Engelaar/ANP
Deze week kondigde Jetten bovendien een „koerswijziging” op asiel en migratie aan — waarbij de rechtsere taal opviel. „Aso’s” moeten aangepakt worden, internationale verdragen mogen opengebroken en asielaanvragen moeten worden behandeld aan Europese buitengrenzen. De partij pleit voor het eerst voor een Canadees model, waarbij asielzoekers alleen op uitnodiging komen.
Wat is er gebeurd met de linkse, klimaatdrammende Rob Jetten?
Het antwoord op die vraag begint bij de forse verkiezingsnederlaag van november 2023. D66 verloor vijftien van de 24 zetels.
De grote beloften van ‘nieuw leiderschap’ onder vorige partijleider Sigrid Kaag, heeft de partij niet waar kunnen maken, zo analyseerde het wetenschappelijk partijbureau de verkiezingsuitslag. D66 kampte in die tijd met een aantal integriteitsaffaires. De partij moest minder belerend worden en minder technocratisch. En het ontbrak de partij aan een duidelijke kleur in regeringsjaren, viel in de analyse te lezen.
Sindsdien zoekt D66 een weg terug omhoog — al blijkt die uit peilingen nog niet gevonden. De partij met negen Kamerzetels blijft al een jaar op zo’n tien zetels steken.
Academici
D66, dat vaak wordt gezien als een wat elitaire partij voor hogeropgeleiden, moet een partij voor méér Nederlanders worden, zeggen D66’ers in de Tweede Kamer. We waren te veel bezig met minderheden, te weinig met de meerderheid, zegt iemand uit de D66-top. Het nieuwe doel is: verbreed de achterban, en ga terug naar het politieke midden.
Je wil jezelf niet onaantrekkelijk voor kiezers maken, verduidelijkt een D66-Kamerlid, door op woke-thema’s te hameren — hoe belangrijk die voor de partij ook blijven. De meeste kiezers zijn volgens deze D66’er gewone mensen in een rijtjeshuis. En die mensen maken zich zorgen over het tekort aan woningen, of de gezondheidszorg.
D66 presenteerde daarom het afgelopen half jaar plannen over die onderwerpen. D66-Kamerlid Wieke Paulusma vertelde bijvoorbeeld eind mei in Nijmegen hoe zij 30 miljard euro die nu uitgegeven wordt aan onbewezen medische behandelingen, juist wil investeren in preventie.
Een woonplan kwam er ook, van D66-Kamerlid Hans Vijlbrief. Hij presenteerde het samen met Rob Jetten in april. D66 schrijft daarin „radicaal” te willen „dereguleren ten gunste van de woningzoeker”. Bezwaarmakers tegen bouwplannen krijgen teveel rechtsbescherming ten opzichte van de woningzoekenden, vindt de partij. Om uit deze crisis te komen, moet er een noodwet komen. Een noodwet waar overigens niet het parlement mee zou worden omzeild, verzekerde Vijlbrief bij de persconferentie van het plan.
De top van D66 laat zich volgens bronnen inspireren door het boek Abundance (2025) van Ezra Klein en Derek Thompson. Volgens deze auteurs hebben vooral linkse en progressieve politici een woud aan regels opgetuigd om burgers te beschermen. Dat zit vooruitgang in de weg, en leidt tot stilstand.
De auteurs vinden dat bestuurders zich niet moeten laten leiden door angst voor schaarste en hoge kosten, maar door vooruitgangsgeloof en technologische mogelijkheden. Juist progressieve partijen moeten laten zien dat dit kan, schrijven ze – en dat is wat D66 nu probeert.
Aansluiting bij rechts
Met een middenkoers lijkt D66 alvast aansluiting te zoeken bij rechtse partijen voor een nieuw kabinet. Daarbij hoopt D66 teleurgestelde VVD’ers te vangen, nu de liberalen onder leiding van Dilan Yesilgöz een politiek fiasco met de radicaalrechtse PVV achter de rug hebben.
En, zeggen D66’ers, links is al zo klein in Nederland. Willen we als progressieve partijen íets voor elkaar krijgen, dan kunnen wij beter mensen uit het midden overhalen.
Er zijn gewoon heel veel mensen in Nederland die zeggen: ik ben het zat
Jetten vindt ook dat linkse en progressieve partijen een antwoord op het ‘migratieprobleem’ moeten hebben. Hij begrijpt de kritiek in de samenleving, zei hij in de podcast De Jesse Frederik Show van De Correspondent van begin juni: „Er zijn gewoon heel veel mensen in Nederland die zeggen: ik ben het zat. Als je in Budel of Ter Apel woont, en altijd maar last van overlastgevers hebt. Of als je in een volkswijk woont in Rotterdam, waar een massale instroom van arbeidsmigranten is gekomen.”
De nieuwe koers van D66, en de poging om electoraal te verbreden, is een riskante strategie, zegt opiniepeiler Peter Kanne van Ipsos I&O. „In zo’n korte tijd kun je het imago van een partij niet bijstellen”, zegt hij. Beelden die mensen hebben bij een partij zijn namelijk hardnekkig. De meeste mensen kiezen nog steeds voor D66 vanwege de thema’s onderwijs en klimaat, ziet Kanne.
Maar juist met die onderwerpen, zo ervaren D66’ers, trek je in deze tijd moeilijk de aandacht van kiezers. En daarom probeert de partij nu een ander thema te claimen: wonen.
Rob Jetten, hier op een eerder partijcongres, wil een andere koers varen: „Daarom zullen we soms ook een iets directere taal gebruiken dan alle nuance die je tot nu toe van D66 gewend bent geweest.” Foto Rob Engelaar/ANP
Dat D66 ook ‘issue-owner’ wil worden op wonen, kan Kanne zich voorstellen. Veel kiezers zien de woningnood als een van de grootste problemen in Nederland. Alleen is het heel lastig om wonen te claimen. Alle partijen willen meer woningen, de vraag is alleen hoe, zegt Kanne. Ook de VVD wil bouwen, bouwen, bouwen. Net als GroenLinks-PvdA.
Kiezers zien hem nog steeds als klimaatdrammer, niet als Rob de Bouwer
Ook beelden van partijleiders zijn hardnekkig, volgens Kanne. Als kiezers aan Rob Jetten denken, dan zien ze een capabele leider, maar ook iemand die heel progressief is. Zij zien hem nog steeds als klimaatdrammer, niet als Rob de Bouwer.
Overstappen
Het risico van de nieuwe koers van D66, zegt Kanne, is dat kiezers overstappen naar GroenLinks-PvdA, waar D66 het meest mee concurreert. Dubbel zoveel als met de VVD.
De nieuwe koers van D66 en de poging om bredere middengroepen aan te spreken „schuurt en botst”, zegt de opiniepeiler. „Je kunt beter een coherente, homogene groep aanspreken met een duidelijk verhaal. Dat levert misschien geen groei op, maar daarmee vervreemd je je achterban ook niet van je”, zegt hij.
Of de trouwe achterban van D66 zich vervreemd voelt, moet eind oktober blijken bij de landelijke verkiezingen.
De nieuwe, strengere migratievisie die Jetten deze week lanceerde, riep wel vragen op binnen de partij. Een deel van de leden vindt het te ver gaan, en is niet gelukkig met het proces: een koerswijziging bepalen de leden uiteindelijk, op een congres.
Ook in de Tweede Kamerfractie fronsten de wenkbrauwen. Willen we vluchtelingenverdragen aanpassen om mensenrechten beter te borgen, of om rechten af te pakken? En waarom het woord „aso’s”? Gaat D66 zo niet mee in het frame van rechts?
In het Tweede Kamerdebat donderdag over de asielnoodmaatregelenwet gebruikt Kamerlid Anne-Marijke Podt het woord „aso” niet. En ze zegt: „Laat ik heel helder zijn: de waarden onder het huidige vluchtelingenbeleid blijven voor D66 gelijk”
Ook het plan om eens flink de bezem door de overheid te halen, riep de afgelopen tijd kritische vragen op tijdens avondjes waarop Jetten sprak – bijvoorbeeld van ambtenaren zelf .
Bij de Jonge Democraten in Utrecht bevestigde Jetten dat de partij een koerswijziging heeft ingezet, en leek hij hen alvast een beetje te willen waarschuwen voor de komende maanden. „We gaan een campagne voeren om heel veel kiezers in het midden voor het eerst, of weer, bij D66 te krijgen. Daarom zullen we soms ook een iets directere taal gebruiken dan alle nuance die je tot nu toe van D66 gewend bent geweest.”
Lees ook
D66 wil helpen de plannen van kabinet-Schoof ‘beter’ te maken, zegt partijleider Jetten
Het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken heeft alle financiële steun voor ngo’s die migranten op zee redden opgeschort. Dat melden verschillende Duitse media.
De afgelopen jaren gaf de Duitsland onder de sociaaldemocratische regeringen van Olaf Scholz jaarlijks twee miljoen euro uit aan ngo’s die reddingsoperaties op de Middellandse Zee uitvoeren. Ook in het eerste kwartaal van dit jaar, vóór de definitieve begroting van 2025, gaf de Duitse regering nog 900.000 aan de ngo’s.
Het gaat om organisaties als Sea-Eye, SOS Humanity, SOS Méditerranée, RESQSHIP en Sant’Egidio. Deze organisaties hebben de afgelopen tien jaar naar eigen zeggen meer dan 175.000 mensen gered op de Middellandse Zee. In diezelfde periode zouden zo’n 29 duizend mensen zijn verdronken.
Het stoppen van de financiering is een langgekoesterde wens van de huidige conservatieve minister van Buitenlandse Zaken Johann Wadephul (CDU/CSU). Als oppositielid zei hij twee jaar geleden al dat dit soort reddingsoperaties „inhumane smokkelbendes in staat stellen hun gang te gaan”. Daar mag wat hem betreft geen Duits belastinggeld aan uitgegeven worden, benadrukte hij donderdag opnieuw tijdens een persconferentie.
‘Fataal’
De betrokken organisaties weerspreken deze beschuldigingen en reageren verbolgen op Wadephuls besluit. „Tien jaar lang hebben we het gat in de Middellandse Zee opgevuld dat eigenlijk door Europese staten en dus ook door Duitsland zou moeten worden opgevuld”, aldus Gorden Isler, directeur van Sea-Eye. Zijn organisatie is voor tien procent van zijn financiering afhankelijk van Duitse subsidies. Toch kan de „fatale” opschorting volgens Isler ervoor zorgen dat hun schepen niet kunnen uitvaren in noodsituaties.
Volgen Mirka Schäfer, woordvoerder van SOS Humanity, wordt het werk van dit soort organisaties steeds moeilijker. „Sinds 2015 hebben wij als maatschappelijk middenveld geweigerd te accepteren dat mensen sterven. Maar de belemmering via overheidsmaatregelen neemt nu alleen maar toe.”
De opschorting is slechts één van de velen maatregelen die Duitsland probeert te nemen in een poging migratie in te perken. Zo staat in het regeerakkoord bijvoorbeeld dat Duitsland zijn grenzen blijft controleren en familiehereniging de komende twee jaar wordt stopgezet. Oppositieleden vragen zich af of of deze maatregel bijdraagt aan dit doel. Parlementslid van Die Grünen, Jamila Schäfer, stelt dat de opschorting juist niet tot minder migratie zal leiden, maar vluchtroutes alleen maar dodelijker zal maken.
Twee natuurorganisaties, het Nederlandse Comité Schone Lucht en het Britse Biofuelwatch, hebben een formeel verzoek ingediend bij de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) om op te treden tegen mogelijk illegale houtimport door energiebedrijf RWE.
Volgens de organisaties heeft RWE, dat in Nederland verschillende elektriciteitscentrales exploiteert, in 2024 houtpellets (voor verbranding in de centrales) geïmporteerd uit Maleisië die niet voldoen aan de wettelijke duurzaamheidseisen.
Dat hebben de twee organisaties donderdag bekendgemaakt. Zij roepen de onafhankelijk toezichthouder op om „per onmiddellijk” op te treden tegen de vermeende misstanden. De NEa ziet toe op naleving van de duurzaamheidseisen.
RWE is een belangrijke stroomproducent in Nederland. Het bedrijf exploiteert meerdere energiecentrales, waaronder de Amer- en de Eemshavencentrale. In beide centrales gebruikt RWE biomassa als belangrijke brandstof. Biomassa wordt vaak als vervanger van steenkolen gebruikt.
Satellietbeelden
De Nederlandse wetgever heeft in het kader van de overgang naar een schonere energievoorziening het verbruik van steenkolen in energiecentrales verboden, vanaf uiterlijk 2030. RWE ontvangt subsidies die het verbruik van biomassa moeten stimuleren. Tot 2027 gaat dat volgens de twee natuurorganisaties om een bedrag van 2,5 miljard euro.
Daaraan zijn echter wel voorwaarden verbonden, die ervoor zouden moeten zorgen dat de biomassa ook duurzaam is. In het geval van houtpellets bijvoorbeeld dat daarvoor geen regenwoud of andere beschermde en natuurlijke bossen zijn gekapt, of kwetsbare veengebieden zijn gedraineerd. Tegenstanders van biomassa wijzen vaak op deze problematische kanten van systematische boskap voor stroomproductie.
De twee natuurorganisaties zeggen op basis van eigen onderzoek „nieuw bewijs” te hebben gevonden dat dit soort omstreden praktijken toch plaatsvinden rond de import van houtpellets die RWE gebruikt. Volgens het Comité Schone Lucht en Biofuelwatch zijn er bij twee vermoedelijke leveranciers van het energiebedrijf in Maleisië meerdere „schendingen” van de duurzaamheidsregels geweest. Zij baseren dat onder andere op satellietbeelden die ontbossing van regenwoud en ontwatering laten zien.
‘Vernietiging van regenwoud’
Opmerkelijk is volgens de organisaties ook dat deze leveranciers officieel zijn goedgekeurd door certificeringsinstanties, waar de Nederlandse overheid weer op leunt bij het beoordelen van de houtpellets op de duurzaamheidcriteria – en dus voor de uiteindelijke toekenning van subsidies. Volgens het Comité Schone Lucht en Biofuelwatch werpen hun bevindingen daarom ook vragen op over de „validiteit en legitimiteit” van het Nederlandse certificeringsproces in het algemeen.
Waar RWE zijn houtpellets precies vandaan haalt, maakt het bedrijf niet bekend. Het Comité Schone Lucht en Biofuelwatch concluderen echter dat RWE houtpellets uit Maleisië moet hebben gehaald, omdat RWE volgens hun berekeningen in zijn eentje goed is voor de gehele import van houtpellets naar Nederland. Daaronder bevond zich volgens cijfers van het Europese statistiekbureau Eurostat in 2024 ook bijna 200.000 ton Maleisische houtpellets.
Vervolgens concluderen de twee organisaties dat RWE ook bij de bewuste leveranciers moet hebben ingekocht, omdat dat de enige twee Maleisische houtpelletbedrijven zijn die de certificaten hebben die RWE nodig heeft voor het verkrijgen van de subsidies.
Fenna Swart, directeur CSL zegt in een reactie: „Met dit bewijs worden de al langer bestaande vermoedens bevestigd. Het toont dat Maleisische houtpellets die gebruikt worden voor de Nederlandse markt, gekoppeld zijn aan de vernietiging van regenwoud en, in sommige gevallen, aan de ontwatering van veen. Dit is beide in strijd met de Nederlandse duurzaamheidscriteria op basis waarvan RWE miljarden euro’s aan overheidssubsidies ontvangt.”
Duurzaamheidscontroles
RWE laat in een schriftelijke reactie weten zich niet te herkennen in de tekst van het handhavingsverzoek. „RWE neemt de geldende regels omtrent de duurzaamheid van biomassa zeer serieus. Wij hebben de afgelopen jaren op basis van de geldende voorwaarden […] dan ook altijd kunnen aantonen dat de door ons geïmporteerde biomassa daaraan voldoet. Dit wordt ook gecontroleerd door een onafhankelijke, erkende en geaccrediteerde certificeerder.”
Volgens het energiebedrijf blijkt uit het handhavingsverzoek „dat de indieners de geldende regels omtrent het aantonen van duurzaamheid van biomassa niet of onvoldoende kennen. Voor verschillende categorieën biomassa gelden verschillende regels. Die worden verward in het handhavingsverzoek. RWE importeerde in 2024 bijvoorbeeld alleen pellets van residuen uit de houtverwerkende industrie en geen biomassa rechtstreeks uit bossen. En met een van de genoemde partijen in het handhavingsverzoek hebben wij helemaal geen handelsrelatie”.
De NEa laat in een schriftelijke reactie weten dat de rol van de toezichthouder er bij het toetsen van naleving van de duurzaamheidseisen uit bestaat om erop toe te zien dat de certificeringsinstanties de duurzaamheidscontroles ook goed uitvoeren. Dat zegt de toezichthouder „risicogericht” te doen, wat betekent dat „zij zich richt op de grootste risico’s in de markt en/of kan acteren op formele en informele signalen”.
Intrekken van subsidies
De NEa kan dan ook niet optreden tegen RWE bij eventuele overtredingen. Maar, aldus de verklaring: „Alhoewel we hier dus geen directe rol als handhaver hebben, is het signaal voor ons wel aanleiding om te spreken van een risico dat leidt tot een toezicht-actie.”
Die actie richt zich dan op de Maleisische certificeerder die zending als biomassa heeft beoordeeld, aldus de NEa, en bestaat uit het inwinnen van informatie bij bijvoorbeeld de certificatie-instellingen, de houders van de certificaten en toezichthouders in het buitenland.
Als er daadwerkelijk overtredingen hebben plaatsgevonden, is het uiteindelijk aan het ministerie van Klimaat en Groene Groei om handhavingsmaatregelen te treffen, bijvoorbeeld het intrekken van subsidies.