Paz con la Naturaleza luidt de slogan van COP 16, de grote internationale biodiversiteitsconferentie die deze maandag van start gaat in Colombia. Vrede met de natuur. Tien dagen komen wetenschappers, onderhandelaars, bedrijven en belangengroepen van over de hele wereld samen op deze door de Verenigde Naties georganiseerde conference of the parties om concrete doelen te stellen voor het behoud van soortenrijkdom.
Het logo van COP16 – de veelkleurige, endemische inírida-bloem die met 36 blaadjes de 23 doelen en de 13 Colombiaanse ecoregio’s vertegenwoordigt – oogt hoopvol. De verwachtingen zijn dan ook hooggespannen: twee jaar geleden, tijdens COP 15 in het Canadese Montreal, werd na bijna twee weken moeizaam onderhandelen een biodiversiteitsakkoord gesloten, over behoud, bescherming en duurzaam gebruik van de natuur. 196 landen ondertekenden dit Kunming-Montreal Global Biodiversity Framework, kortweg KMGBF (vanwege corona werd COP 15 opgesplitst: deel 1 vond virtueel plaats in 2021 vanuit het Chinese Kunming; daarna volgde een live-top in Canada eind 2022). Vooral de 30 procent-doelstelling sprong in het oog: vóór 2030 zou 30 procent van het totale aardoppervlak, zowel land en binnenwateren als zee, effectief moeten worden beschermd.
Complexe relatie
COP 16 duurt tot 1 november en staat bekend als ‘implementatietop’, waarbij wordt besproken hoe de doelen van het KMGBF kunnen worden bereikt. Gastland Colombia heeft een complexe relatie met natuurbescherming: het behoort tot de landen met de hoogste soortenrijkdom ter wereld, maar was in 2023 óók het land waar de meeste natuurbeschermers werden vermoord.
De slogan Paz con la Naturaleza is volgens promovendus Bob Kreiken – die namens de Technische Universiteit Delft naar de top afreist – dan ook niet toevallig gekozen. „Ieder gastland kiest zijn eigen thema, en Colombia heeft de VN-slogan Making Peace with Nature geadopteerd, gezien de sterke verwevenheid van conflict en natuurverlies in Colombia. Ook lijkt het een knipoog te zijn naar de vredesovereenkomst die acht jaar geleden in Colombia met de FARC-rebellen is gesloten. De biodiversiteit in die gebieden wordt voor de eerste keer door biologen onderzocht, maar neemt ook af door de sterke ontbossing sinds 2016.”
Kreiken is expert op het gebied van DSI, digital sequence information. „Kort gezegd: wie heeft er zeggenschap over gegevens die voortkomen uit genetische bronnen, en wie profiteert ervan? Dat vormde twee jaar geleden een belangrijk onderwerp in Montreal, en dat zal nu niet anders zijn.”
Vaak zijn landen met hoge inkomens rijk aan biotechnologie en ontwikkelingslanden rijk aan biodiversiteit. Het idee is daarom dat buitenlandse wetenschappers en bedrijven samen met lokale wetenschappers, overheden en inheemse volken onderzoek doen aan genetische bronnen, en ook technologieën delen. „Maar aan de uitvoering ervan zitten nogal wat haken en ogen”, zegt Kreiken. „Hoe zit het bijvoorbeeld met het eigendomsrecht als je niet het oorspronkelijke materiaal exporteert, maar alleen de dna-gegevens digitaal verzendt naar het buitenland?”
De top gaat ook over: leuk en aardig die doelen, maar hoe wordt het betaald?
In Cali zal Kreiken in gesprek gaan met Colombianen over de onderzoekscapaciteit in hun land. „Zelfs als door het VN-systeem redelijk wat geld wordt opgehaald met DSI, dan is daarmee nog niet gegarandeerd dat het onderzoek in ontwikkelingslanden automatisch een boost krijgt. Voor degelijk biodiversiteitsonderzoek is ook innovatief beleid nodig, en goede onderzoeksinfrastructuur.”
Minstens zo divers als het thema biodiversiteit is de top zelf, benadrukt Kreiken. „Er zijn tientallen werkgroepen over heel uiteenlopende onderwerpen, van mens-dierconflicten en gendergelijkheid tot genetische modificatie en DSI. Net als in Montreal is er in Cali een nadrukkelijke rol voor vertegenwoordigers van inheemse volken weggelegd. Zij zullen met wetenschappers, bedrijven en diplomaten in gesprek gaan over het behoud van traditionele kennis en de toepassing ervan in natuurbescherming.”
Speciale aandacht gaat ook uit naar Afro-Zuid-Amerikaanse gemeenschappen die de afgelopen eeuwen gewassen gekweekt hebben die resistent zijn tegen droogte en allerlei ziekten. Die ‘verborgen kennis’ zal nu zichtbaarder worden gemaakt. Kreiken: „Maar de top gaat ook over een overkoepelende vraagstuk: leuk en aardig die doelen, maar hoe wordt het enorme financieringsgat gedicht? Naar schatting is er nu al 800 miljard nodig voor de biodiversiteit, 700 miljard meer dan de huidige uitgaven.”
Pijnlijk langzaam
Waar COP 15 ging over het vaststellen van doelen om de natuur te beschermen, ligt bij COP 16 dus de nadruk op het maken van concrete plannen.
„Zo’n top is extreem belangrijk vanwege de internationale insteek”, zegt programmaleider Jeanne Nel die vanuit Wageningen University & Research de Wageningse deelname aan de top coördineert. „De onderhandelingen kunnen pijnlijk langzaam gaan, maar het is een startpunt. Mijn hoop is dat landen door deze editie worden gemotiveerd om concrete stappen te ondernemen.”
Van de vorige reeks biodiversiteitsdoelen, die in 2010 werden vastgelegd in het Japanse Nagoya, zijn van de twintig gestelde doelen er slechts zes gedeeltelijk gehaald vóór de streefdatum (het jaar 2020). Toch ziet Nel het nu positiever in. „Die doelen destijds waren te vaag; inmiddels is er wel lering getrokken uit die fouten. Al vind ik de rol van Nederland hierin buitengewoon zorgelijk. Een van de taken voor elk land was om voor COP 16 met een National Biodiversity Strategy and Action Plan te komen. Maar Nederland heeft begin deze maand laten weten die al gemaakte plannen niet in te leveren.” Er komt ook geen politieke afvaardiging naar de top.
Mijn hoop is dat landen worden gemotiveerd om concrete stappen te ondernemen
Een thema waar de Wageningse delegatie op zal focussen is agrobiodiversiteit. Nel: „Een van de manieren om het 30-30-doel te bereiken is door in de landbouw samen te werken met de natuur.” Haar collega Peter Bourke vult aan: „Nog te vaak ligt de focus op een hoge opbrengst, en maakt het minder uit hoe die opbrengst bereikt wordt – bijvoorbeeld met veel kunstmest en pesticiden. Terwijl je die hoge opbrengst ook kunt behouden in een biodiverse setting. Door strokenteelt bijvoorbeeld. Daarbij worden gewassen niet als monocultuur verbouwd, maar in stroken naast elkaar. Onderzoek laat zien dat dat ook de algehele diversiteit ten goede komt: zo komen er meer vogels en insecten op af.” Een keerzijde kan vooralsnog zijn dat zo’n groene, diverse oase extra plaaginsecten aantrekt. „Omdat de rest van het landschap nog uit balans is. Maar we zien dat de vijanden van de plaaginsecten er ook zijn – zij houden het systeem in balans.”
Nel: „Daarbij is het ook belangrijk dat we beseffen dat we allemaal deel uitmaken van het grotere voedselsysteem. Meer biodiversiteit op boerderijen hangt bijvoorbeeld ook van de distributeurs af: zijn die bereid om gemengde gewassen te vervoeren? En hoe zorg je dat consumenten betrokken raken?”