Na een dag vol spanning over een koranverbranding reageert de moskee vertwijfeld: ‘We hadden hem beter kunnen negeren’

Waar burgemeester Ahmed Marcouch (PvdA) een dag eerder nog zei te hopen dat zijn stad niet blauwer dan anders zou kleuren, is er in de praktijk geen ontkomen aan. Politie te paard, op mountainbikes en busjes vol agenten uitgerust met lange stokken en beenbeschermers. Daaromheen cirkelt een peloton aan persfotografen, de camera’s in de aanslag. Marcouch sprak na afloop over de inzet van zo’n 600 agenten, een kostenpost van meer dan een miljoen euro.

Die overweldigende politiemacht is op de been om een herhaling van 13 januari dit jaar te voorkomen. Toen kwam het tot een botsing nadat Pegida-voorman Edwin Wagensveld een koran wilde verbranden. Een groep furieuze tegendemonstranten poogde dat te voorkomen.

Wagensvelds demonstratie was ditmaal verboden door Marcouch, vanwege de vrees voor ernstige ongeregeldheden. Nadat Wagensveld aankondigde zich niets van dat verbod te zullen aantrekken, werd hem een gebiedsverbod opgelegd dat hem zes maanden lang het recht ontzegt zich binnen de gemeentegrenzen van Arnhem te begeven.

‘Ahmed, tot straks’

Nadat hij zaterdag met veel bravoure aankondigde zich ook daar niets van aan te trekken (‘Ahmed, tot straks’, schreef hij die ochtend op X) begint in de binnenstad het grote wachten. Een dag eerder was een vergelijkbare actie in Rotterdam, net als Arnhem een stad met – in de woorden van Wagensveld – een „moslimburgemeester”, nog rustig verlopen. In Arnhem kon daar volgens het bevoegd gezag niet op worden gerekend.

Groepjes en individuen die even op het Willemsplein blijven dralen, worden direct aangesproken door agenten en om hun identiteitspapieren gevraagd. Een tweetal demonstranten rolt onder toeziend oog van agenten een spandoek uit om hun bezwaren tegen de aangekondigde koranverbranding kenbaar te maken. De politie verricht één aanhouding: een 38-jarige vrouw uit Vorden probeert een meegebrachte koran te verbranden. Dat wordt met een beroep op de APV (Algemene Plaatselijke Verordening) voorkomen.

Aan het eind van de zaterdagmiddag laat wapenhandelaar Wagensveld, woonachtig in Duitsland, maar tegenwoordig vooral actief op Nederlandse bodem, weer van zich horen. In een video op X, staand voor een verkeersbord dat het begin van de bebouwde kom aangeeft, vertelt hij een legale manier te hebben gevonden om toch een koran te kunnen verbranden in de Gelderse hoofdstad. „Dit boek gáát in de fik in Arnhem”, verkondigt hij grimmig, zwaaiend met een exemplaar.

Arnhemmistan

In Islamitisch Cultureel Centrum Nour-al-Houda, aan de andere kant van de Rijn, wordt die avond tijdens een iftar voor buurtgenoten voornamelijk schouderophalend op de gefnuikte actie van Pegida gereageerd. „Moet je kijken, hij heeft het over Arnhemmistan!”, zeggen twee moskeeleden tegen elkaar als ze het filmpje van Wagensveld bekijken. „Moet kunnen toch, Arnhemmistan.” En: „We lachen hier ook vaak genoeg om onszelf. Als iemand na het wassen voor de gebeden een windje laat bijvoorbeeld en zich weer helemaal opnieuw moet wassen.”

Ashraf, een 21-jarige student social work, heeft deze avond traditionele gebedskledij aan. Na de iftar gaat hij bidden – tijdens de avondgebeden leest de gemeenschap in één maand de hele Koran. „Toen Wagensveld hier in januari was hebben we een fout gemaakt door tegen zijn actie te gaan demonstreren”, zegt Ashraf. „Daarmee gaven we hem precies wat hij wilde: aandacht. We hadden hem moeten negeren. Zo pak je pesters aan.”

Tijdens de toespraak van moskeevoorzitter Khaled Mouhouti, gericht aan de kleine vijftig buurtgenoten en relaties die op de iftar zijn afgekomen, is de koranverbranding weinig meer dan een voetnoot. Wat opvalt: burgemeester Marcouch krijgt omstandig lof toegezwaaid voor zijn besluit om, middenin de Arnhemse ‘Week tegen Racisme’, de koranverbranding te verbieden.

„Dit boek gáát in de fik in Arnhem”, verkondigt Wagensveld grimmig, zwaaiend met een exemplaar

In een verhaal over islam als godsdienst van vrede en rechtvaardigheid zijn vooral bij het thema Gaza rauwe emoties voelbaar. Mouhouti pakt de verslaggever nadien bij de arm: „Dat Nederland, het land dat zo hoog opgeeft over vrede en internationaal recht, zich zó slap opstelt bij een humanitaire ramp, dat is toch te hypocriet voor woorden?” Hij grijpt opnieuw de arm van de verslaggever. „Het kan niet anders of de regering luistert naar het CIDI (een Israëlische belangenorganisatie in Nederland, red.).”

Tegen Joden heeft hij niets, bezweert hij. „We zijn broeders van het boek, dat staat in de Koran.” Maar Israël? Dat is een ander verhaal. „Heb je gezien dat ze deze week weer 800 hectare land erbij gepakt hebben? Net nu de aandacht van de wereld op hun acties in Gaza gericht is? De smiechten.”

Niets voedt volgens de voorzitter het gevoel tweederangs burgers te zijn als moslim zo als dit conflict, een paar duizend kilometer verderop. „Het gaat om kinderen. In hongersnood. Hoe kun je daarvan wegkijken?”

Of Wagensveld alsnog Arnhem betreedt om zijn actie ten uitvoer te brengen lijkt de aanwezige gelovigen koud te laten. „Ik vind het vooral zonde van mijn belastingcenten”, zegt dertiger Mohammed. „Maar eerlijk: er zijn zóveel belangrijker zaken aan de hand in de wereld. Waarom zou ik me druk maken om één zo’n man?”