N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Ontpoldering
Bijna twintig jaar is gedebatteerd en actiegevoerd over het onder water zetten van de Hedwigepolder. Verslaggever
volgde alles. „Vrijwel niemand was enthousiast, en velen tikten met de wijsvinger op het voorhoofd.”Nu woensdag het water van de Westerschelde dan eindelijk de Zeeuwse Hedwigepolder vrij binnen stroomde, gaan de gedachten onwillekeurig terug naar de bijna twintig jaar die zijn verstreken sinds de eerste plannen daarvoor.
Hoe ongelofelijk veel tijd is er kwijt gespeeld met vergaderen en actie voeren, het schrijven van beleidsnota’s, wetenschappelijke rapporten en artikelen over deze ingreep die de natuur in en rond de Westerschelde moest herstellen? Wat had ik als verslaggever allemaal gedaan als het halve land zich niet jarenlang zo druk had gemaakt om een stuk natuur ter grootte van zeshonderd voetbalvelden? Waar is de verloren tijd gebleven?
Heel lang ben ik vroeg gaan slapen om de volgende ochtend op tijd te vertrekken naar een actie van bewoners die walgden van de ontpoldering of naar een manifestatie met landelijke politici die bomen plantten op wat steevast werd aangeduid als een vruchtbare landbouwpolder. Vele uren heb ik rapporten gelezen met alternatieve plannen die de ontpoldering overbodig hadden moeten maken, honderden keren moet ik hebben gebeld met natuurbeschermers en boeren, met burgers en ambtenaren, dissidente politici. Een meerdaagse fietstocht heb ik gemaakt langs de oever van de Westerschelde om de stemming te peilen van Zeeuwen bij de plannen om driehonderd hectare onder water te zetten. Vrijwel niemand was enthousiast, en velen tikten met de wijsvinger op het voorhoofd.
Er was een rondvlucht met vogelaars boven de Westerschelde om te zien waar ook andere natuur kon worden hersteld. Op schepen heb ik met ministers en staatssecretarissen over de Westerschelde gevaren. En dan was er nog een gedenkwaardig bezoek aan de eigenaar van de Hedwigepolder, Gery De Cloedt, in zijn zomervilla langs de dijk. Hij legde uit dat niet natuurherstel het doel van de ontpoldering kon zijn, maar dat die een louter politiek doel diende: compensatie voor de uitbreiding van de haven van Antwerpen. Daar zat iets in. De laatste reis naar de Hedwigepolder betrof bezwaren, van achthonderd Zeeuwen, tegen de mogelijke vervuiling met PFAS uit het water van de Westerschelde. Heerlijk om de reportages te schrijven, dat wel.
Weerzin van omwonenden
En dan te bedenken dat dit alles zo vredig begon. Niemand had bovenmatig grote belangstelling toen ik op dinsdag 14 september 2004 voor het eerst voor NRC verslag deed, op pagina zestien van de krant, van een relatief gezellige avond in een café in Vlissingen, waar delegaties van Nederland en Vlaanderen afspraken hadden gemaakt over een plan van aanpak voor de Westerschelde. Nederland stemde van harte in met een nieuwe verdieping van de vaargeul in de Westerschelde, van essentieel belang om grote schepen naar binnen te kunnen loodsen en daarmee de concurrentie met andere havens, waaronder Rotterdam, te blijven volhouden.
Het verzet tegen ontpoldering maakte een raadselachtige groei door
Dat dit wellicht niet in het belang van Nederland was, deed er eigenlijk niet toe, legde de toenmalige directeur van Rijkswaterstaat en onderhandelaar mij destijds uit bij een glaasje bier; Nederland wilde zich domweg houden aan het oude Schelde-tractaat uit 1839, dat de Belgen een vrije doorgang naar Antwerpen garandeert. Alles beter dan ruzie met je buurman, was de strekking van zijn betoog. De afspraken behelsden tevens het veiliger maken van de Delta, vooral in Vlaanderen, tegen overstromingen vanuit zee, en het versterken van de natuur van de Westerschelde, vooral in Nederland, want die was er volgens alle ecologische inzichten slecht aan toe.
Wat er vervolgens gebeurde, tart achteraf bezien alle wetten van redelijkheid. Duidelijk was vanaf het begin dat inwoners van Zeeland weinig prijs stelden op de aanleg van nieuwe natuur in hun provincie, alsof die niet al mooi genoeg was.
De Europese Commissie dacht daar anders over, zwaaiend met Vogel- en Habitatrichtlijn. Er moest en zou iets gebeuren. Voor de hand lag de Hedwigepolder op de grens met Vlaanderen, naast een Belgische polder die eveneens onder water zou worden gezet. Met de ontpoldering zou in één klap een forse natuurwinst kunnen worden geboekt, die natuurherstel elders in Zeeuws-Vlaanderen deels overbodig leek te maken, en daarmee zou ook de weerzin van omwonenden daar kunnen worden weggenomen.
Getreuzel
Merkwaardig genoeg gebeurde het tegendeel. In de vijf jaar nadat Nederland en Vlaanderen een verdrag over de afspraken voor de Westerschelde hadden getekend, maakte het verzet een raadselachtige groei door. Lokale en regionale politici en parlementsleden van Zeeuwse komaf wisten dit verzet naar een landelijk niveau te tillen en daar hebben de debatten een soms ronduit verwoestende uitwerking gehad op de onderlinge verhoudingen. Hoogtepunt van het verzet, in 2009, was het planten van bomen in de Hedwigepolder door een delegatie van parlementsleden. Het leek wel een oorlogsverklaring. Het vierde kabinet van de Zeeuwse premier Jan Peter Balkenende besloot af te zien van de ontpoldering en begon, onder de bezielende aanvoering van CDA’er Henk Bleker, te speuren naar alternatieven om aan de Europese natuurregels te voldoen. Vergeefs.
Er zijn, achteraf bezien, drie redenen voor het verzet te bedenken. Ten eerste de afkeer van het verdrag met Vlaanderen en daarmee samenhangend de afkeer van de Vlaamse ambities met de haven van Antwerpen. Waarom, aldus de redenering, mogen Vlamingen de vaargeul almaar blijven verdiepen terwijl wij achterblijven met een cadeau dat we niet willen: meer natuur. Ten tweede: de weerzin tegen Brussel, en in samenhang daarmee de weerzin tegen de ecologische lobby. Waarom, redeneerden de Zeeuwen en in hun spoor landelijke partijen met VVD en CDA voorop, dringt de Europese Commissie ons natuur op die we niet willen. Waarom moeten wij zeldzame vogeltjes beschermen in een landschap dat helemaal niet lelijk is, en waar heus voldoende flora en fauna te vinden is? En ten derde een argument dat een doorslaand retorisch succes bleek: waarom moet uitgerekend in Zeeland, dat altijd zo dapper strijdt tegen het water, kostbare polders prijsgeven aan de zee? Gaat dat niet in tegen alles waar de Zeeuwse ziel voor staat?
Het is prachtig dat in Nederland vrijwel iedereen z’n mening over de Hedwigepolder heeft kunnen geven, tot uiteindelijk tien jaar geleden het tweede kabinet van premier Rutte definitief zwichtte en koos voor ontpoldering. Bij alle begrip voor de voor- en tegenstanders is dan toch de vraag: had dat niet eerder gekund? Had Nederland niet moeten luisteren naar wat de Vlamingen, tot irritatie van velen, herhaaldelijk hebben gezegd: dat gesloten verdragen er zijn om te worden nageleefd? Laat de wetenschap zich eens buigen over de wat zich destijds in de hoofden van veel Nederlanders heeft afgespeeld. Door de vertraging raakte de relatie met de Belgen verstoord.
Mede door het getreuzel is de frustratie in Zeeland groot. Zelfs nu nog verwijt een voormalig Zeeuws Statenlid, Johan Robesin, premier Rutte dat die zich niet heeft gehouden aan een belofte, elf jaar geleden, dat de polder niet onder water zou worden gezet in ruil voor Robesins steun voor het kabinet in de Eerste Kamer. De druiven zijn zuur. Het is geen feest. De provincie Zeeland organiseert donderdag „een bescheiden persmoment” over de inrichting van het nieuwe gebied. Ik twijfel of ik erheen ga.