Na de wederopbouw is Roombeek mooier dan ooit, maar ‘ons kent ons niet meer’

De bellende moeder met twee huilende kinderen in een duo-wandelwagen. De vrouw op de scootmobiel die haar beagle uitlaat in het parkje. De kleurige speeltuintjes overal, de kunstwerken op de straathoeken, zoals de roestvrijstalen windvanger op het Talmaplein. In vrijwel niets lijkt deze wijk zich van willekeurig welke andere wijk in een 21ste-eeuwse Nederlandse stad te onderscheiden.

Behalve dan dat-ie bijna 25 jaar geleden in één klap van de kaart werd geveegd. Op 13 mei 2000 werd in dit deel van Enschede 42 hectare vernietigd door ontploffend vuurwerk. Er vielen 23 doden, van wie er drie nooit zijn teruggevonden. Tweehonderd huizen waren compleet verwoest, honderden andere zwaar beschadigd.


Op dat ineens lege terrein werd een nieuwe wijk getekend. Met de uitdrukkelijke belofte dat iedereen die er voor de vuurwerkramp had gewoond, mocht terugkeren en inspraak kreeg in de wederopbouw. Vandaar dat het Roomveldje, waar de straten vogelnamen dragen, nog altijd het aanzien van de jaren 1920 heeft – daar verlangden de bewoners naar terug. Vandaar dat de smurfenhuizen die in de jaren 1980 aan het Talmaplein werden gebouwd, juist niet herrezen – daar stelden de bewoners geen prijs op.

Wat was het voor wijk die door 177 ton vuurwerk werd weggevaagd? Wat voor mensen woonden er? En lijkt het anno 2025 nog op hoe het er voor mei 2000 bijlag?

Zicht op de Vesuvius

Om het maar meteen ingewikkeld te maken: het wás eigenlijk geen wijk. Wat sinds de vuurwerkramp ‘Roombeek’ is gaan heten, had geen naam voordat-ie werd verwoest. Of liever, alle buurtjes droegen verschillende namen – Talmaplein, Kroedhöfteplein, Schurinksweide, Roomveldje – en ze hadden verschillende karakters. Vandaar dat verschillende gezichtspunten nodig zijn om de wijk te laten herleven.

Donato en Donny Devivo kwamen in 1979 met een baby in de Merelstraat wonen. Donato was een Italiaanse arbeidsmigrant. Hij groeide op in de buurt van Napels. „Vanuit mijn slaapkamer keek ik zó op de Vesuvius – twee aardbevingen meegemaakt.” Toen hij achttien was, wist hij zeker dat hij niet met zijn vader op het land wilde werken. Een oom werkte al in Enschede, in de textielfabriek van Menko, en daar kon ook Donato Devivo een baan krijgen.

Albert en Wilma Haarman woonden in Neede voordat ze in 1980 kozen voor een huis in de Schurinksweide. „We wilden echt niet in nieuwbouw”, zegt Albert Haarman in het zachte licht van zijn aangebouwde serre aan de Roomweg. „We zochten een volksbuurt, voor de saamhorigheid.” Toen ze er kwamen wonen draaide de textielfabriek van Nino Menko nog, op z’n laatste benen. Haarman kan zich herinneren dat het geraas van de weefgetouwen in hun huis hoorbaar was. De wijk was precies wat ze hoopten, met buren die belangstelling voor elkaar hadden en een verenigingsleven waar Albert Haarman diep indook. Hij werd in 1994 voorzitter van de buurtvereniging. Zij vierden verjaardagen en huwelijksjubilea met de buren bij café Gerritsen even verderop aan de Voortsweg.

Albert en Wilma Haarman kwamen in 1980 naar Roombeek voor de saamhorigheid van een volksbuurt. Dat is het nu niet meer.

Foto Eric Brinkhorst

Boetie Bijlsma en haar dochter Marjoleine Jonker hebben op veel plekken in Enschede gewoond. In 2000 zat Boetie ook al aan het Talmaplein, zij het op een andere straathoek. Het was een „oude, maar goede wijk”, zegt Bijlsma. De Tollensstraat, waar het plein op uitkomt, was één lange wand van hekken en blinde muren, waarachter allerlei ongedefinieerde bedrijvigheid plaatsvond. Je had de machinefabriek Thole. Er was de papieropslag van De Paauw. Ertussen stond, naast de bedrijfspoort, een huisje: de woning van Rudi Bakker, directeur van vuurwerkbedrijf SE Fireworks. „Ik wist niet eens dat die daar zat”, zegt Bijlsma.

Hadassa Meijer kwam uit Sibculo, een dorpje van eens in de twee uur de bus naar Enschede en van geprakte aardappelen met boontjes of macaroni met smac en uien als avondeten. In haar studentenwoning aan de Renbaanstraat leerde ze van huisgenoten couscous maken. Ze zat bij een christelijke studentenvereniging en richtte haar sociale leven meer op haar medestudenten dan op de buren. „Ik zwaaide wel naar ze.” Een Surinaamse buurvrouw kwam aan de deur. „Of we haar kip hadden gezien.” Samen met haar zoon vingen ze de kip in het schuurtje achter Meijers huis. „Een dag later stond ze met een grote bos bloemen op de stoep. ‘Jij hebt mijn kip gered’, zei ze.”

Aan auto’s sleutelen

Zonder uitzondering zeggen ze dat de buurten waar ze destijds woonden heel saamhorig waren, ook al woonden er mensen met heel diverse achtergronden. Het Roomveldje was de volksbuurt bij uitstek, in 2000 woonden er veel gepensioneerde arbeiders. Hier werden de stoeltjes op de stoep gezet en dan bleven de buren soms tot diep in de nacht kletsen. Werden Italianen daar getreiterd? Donato Devivo haalt zijn schouders op. „‘Itak’, zeiden ze wel eens, ik wist niet eens dat dat een scheldwoord was.”

Op en rond het Talmaplein hadden de huizen veel ruimte achter, zegt Boetie Bijlsma. „Daar zetten veel mensen oude auto’s neer om aan te sleutelen.” Hadassa Meijer maakte grappen met een huisgenoot uit de Renbaan, die na de ramp net als zij één straat verderop ging wonen. „Wij zeiden dat ze in onze nieuwe buurt ook aan auto’s prutsten, maar dat ze hier tenminste daadwerkelijk konden rijden als ze uitgesleuteld waren.”

Hadassa Meijer raakte haar huis kwijt bij de vuurwerkramp. Zelf was ze een weekendje weg.

Foto’s Eric Brinkhorst

Cijfers van de gemeente uit 1998 laten zien dat het Roomveldje tot de sociaal zwakkere buurten van Enschede was gaan behoren. Eén op de drie bewoners liep bij de Sociale Dienst, 13,9 procent zat in de WAO, 12,3 procent had begeleiding van maatschappelijk werk, 12,2 procent van de kinderen zat in het speciaal onderwijs, een derde van de inwoners was van buitenlandse komaf. Een derde van de bewoners trok dat jaar uit de buurt weg.

De middenstand aan de Deurningerstraat en de Roomweg was in 2000 al behoorlijk geslonken. Supermarkt Nieuwe Weme was er nog, net als kapperszaak Hairstyling International en de Turkse supermarkt, maar de snoepwinkel, de boekhandel en de garage waren allang weg. De kolossale industriële complexen die in dit gebied lagen, de spinnerij van Bamshoeve en katoenafvalverwerker Het Rozendaal, waren verpauperd.

De grote knal

In de jaren negentig was het gebied aangewezen als binnenstedelijke Vinex-locatie, waar nieuwbouw zou komen. Albert Haarman heeft nog een foto uit 1995 waar hij als voorzitter van de buurtvereniging loopt tussen toenmalig premier Kok en toenmalig burgemeester Mans. De vuurwerkramp heeft die plannen bruusk getorpedeerd.

Op die warme zaterdag 13 mei 2000 wilde Boetie Bijlsma haar hond uitlaten. Ze had MS, dus ging ze op de scootmobiel. Bij de Tollensstraat stond het zwart van de mensen die keken naar de rookwolken die vanachter de muur opstegen. „Ik dacht dat de papieropslag brandde.” Het was zo druk en hectisch dat ze terugkeerde naar huis. Een paar minuten later klonk er een knal en daarna nog een, zo hard dat ze naast haar stoel op de grond belandde. „Het was afgrijselijk. Alles was van zijn plek gevallen, overal dwarrelde stof. Alsof ik niet in mijn eigen huis was.” Ze keek naar haar scootmobiel en dacht: ik sta zo op en rij weg. Maar een brandweerman moest haar uit haar huis redden. „Je kent wel die verhalen van mensen die, als de nood heel hoog is, ineens over onvermoede krachten beschikken. Nou, dat gold dus niet voor mij.”

Boetie Bijlsma woont op het Talmaplein. Een brandweerman haalde haar op 13 mei 2000 uit haar huis.
Foto Eric Brinkhorst

Donato Devivo keek naar de brand vanaf de Roomweg. Toen de vuurpijlen over de muur spoten, koos hij met een buurman toch maar voor de terugtocht. Ze liepen tussen de huizen toen de eerste knal kwam, sloegen rechtsaf en stuitten op een muur. Ze maakten zich klein tegen de grond. Toen de grote knal kwam, „wipte mijn hele lichaam een paar centimeter van de grond op”.

Albert en Wilma Haarman stonden, fiets aan de hand, op de hoek van de Nachtegaalstraat en de Roomweg te kijken. „De grond begon zachtjes te grommen”, zegt Albert. Dat was voor hen het signaal om weg te gaan. Ze waren nog niet verder dan de Vinkenstraat toen de tweede knal kwam. De blauwe lucht was ineens pikzwart. Mensen liepen apathisch over straat, sommigen bebloed. Toen ze thuis kwamen, lagen alle ruiten eruit en zat er een gat in het dak.

Hadassa Meijer was een weekendje weg met de studentenvereniging en stond te koken voor zestig vrienden. Vier dagen later werd ze met een speciaal busje naar de Renbaanstraat gereden – de wijk was afgegrendeld om plundering en besmetting te voorkomen. „Alles was met de grond gelijk gemaakt. Ik heb niets van mijn huis teruggevonden. Later kreeg ik van iemand het oor van een kopje, dat is alles wat ik over heb.”

Café Gerritsen is dicht

„Het klinkt misschien gek”, zegt Albert Haarman, „maar de ramp heeft ook iets positiefs opgeleverd: ineens was er alle geld van de wereld voor de wederopbouw. De wijk is mooier geworden dan we ooit hadden kunnen denken.”

Mooier wel. Anders ook. Het nieuwe ontwerp is meer naar binnen gericht, zegt Marjoleine Jonker: „De tuintjes zijn nu van elkaar afgescheiden. Het is individualistischer, stadser.”

Fazantstraat in rampgebied. Een enkel huis is gerestaureerd, verder is de wijk opnieuw opgebouwd.
Foto Eric Brinkhorst

Donny en Donato Devivo zijn terug in het Roomveldje, in een appartement – tegen een huur die substantieel lager is dan voor nieuwe bewoners. „En dat blijft zo zolang we leven.” Veel oude bewoners zijn niet teruggekomen. Het duurde vier jaar eer de wijk weer bewoonbaar was, in die tijd waren veel mensen al elders gesetteld. De Devivo’s groeten hun buren nog altijd, maar, zegt Donny: „Ons kent ons niet meer”.

Het oor van een kopje, dat is alles wat ik over heb van mijn huis

Hadassa Meijer
slachtoffer vuurwerkramp

In zo’n mooie buurt wonen rijkere mensen, zegt Albert Haarman. Het is geen volksbuurt meer. Het bestuur van de buurtvereniging is na dertig jaar in 2019 gestopt. En probeer maar eens nieuwe bestuurders te vinden. Een paar jonge bewoners meldden zich, maar gaven er na twee jaar alweer de brui aan. Café Gerritsen is dicht. Waar ontmoeten de Haarmans hun buurtgenoten nu? „Die ontmoeten wij niet zó meer.”

Hadassa Meijer is twee jaar geleden uit de wijk verhuisd. Ze geeft in Roombeek nog wel leiding aan het Huis van Verhalen, een plek waar Enschedeërs over de vuurwerkramp kunnen vertellen en lezen. „Alles is anders dan vroeger hè. Niet alleen hier. Na de vuurwerkramp zat ik voor het eerst op een terras. Nu zitten zestienjarigen de hele dag op het terras.”

Meijer zit voor de ChristenUnie in de gemeenteraad. „En dat komt beslist door wat we hier hebben meegemaakt met de ramp.” Welke gevolgen heeft die verder gehad? „Ik moet altijd geluid aan hebben als ik ga slapen.”

Aan de Roomweg staat een gedicht van Willem Wilmink, geschreven voor Enschede na de vuurwerkramp op 13 mei 2000.
Foto Eric Brinkhorst

Wim Haarman heeft nog altijd fluittonen in zijn oren, 9.000, 10.000 hertz. De dochter van Donny en Donato Devivo heeft lang last gehouden van angst omdat ze haar ouders niet kon bereiken. Zij was die dag in de stad en kon het gebied niet meer in. Telefoons waren permanent overbelast. Pas om acht uur ’s avonds zagen ze elkaar weer. Vierenhalf uur later.

Direct na de ramp is de plantsoenendienst langs de tuinen gereden en heeft opvallende planten, struiken en bomen uitgegraven en opgeslagen. Later mochten de bewoners daar hun eigen groen terug zoeken. „Een van de weinige dingen die ze echt goed hebben gedaan rond de ramp”, zegt Boetie Bijlsma. Zij kon haar drie oude seringen in haar nieuwe tuin planten. Twee gingen dood, maar eentje staat nu te bloeien naast de deur. „Dat maakt je toch blij?”