
En weer verdwijnt (deels) een cruciale pijler voor de verduurzaming van Nederland. Demissionair minister Sophie Hermans van Klimaat en Groene Groei (VVD) heeft niet langer het streven om in 2040 50 gigawatt (GW) op te wekken met windparken op zee. In een brief aan de Tweede Kamer van woensdag noemde ze de ambitie „ niet realistisch” en „niet noodzakelijk”. Doordat de industrie langzamer vergroent dan gepland, is de verwachting dat fabrieken langer draaien op fossiele brandstoffen en in 2040 de vraag naar duurzame energie vanuit de industrie lager zal zijn dan wat de bedoeling was. 30 à 40 GW in 2040 is „nu het meest realistisch om op in te zetten”, schrijft ze.
In 2022 kwam haar voorganger, Rob Jetten, met het ambitieuze plan om in 2030 voor 21 gigawatt aan windparken op de Noordzee te hebben staan (ter vergelijking: nu is er zo’n 4,7 gigawatt gerealiseerd). In 2040 moest dat 50 GW zijn en in 2050 zo’n 70 GW.
Die ambitie van Jetten werd een van de belangrijkste pijlers van de verduurzaming van de Nederlandse industrie. Want een groot deel van de opgewekte windenergie zou bijvoorbeeld gebruikt worden voor het produceren van groene waterstof. Met groene waterstof kunnen raffinaderijen of staalfabrieken en zwaar transport vergroenen. Maar ook Jetten wist destijds al niet zeker hoe haalbaar zijn planning nu eigenlijk echt was.
Drie jaar later geeft Hermans daar dus wel duidelijkheid over, dat het doel voor 2040 in ieder geval onhaalbaar is. „Enerzijds zijn de kosten voor de aanleg van windparken gestegen, onder andere door hogere prijzen voor materialen”, schrijft ze. „Anderzijds blijft de elektrificatie van onder andere de industrie achter ten opzichte van eerdere verwachtingen, wat leidt tot onzekerheid over de toekomstige vraag naar duurzame elektriciteit.”
Staatssteun
Dat de vraag naar duurzame energie vanuit de industrie onzeker is, komt mede doordat onderhandelingen met grote uitstoters als Tata Steel en Shell over staatssteun bij vergroening zijn mislukt. Het plan was dat als grote vervuilers met grote verduurzamingsplannen zouden komen, zij staatssteun zouden krijgen. Maar die zogenoemde maatwerkgesprekken liepen bij vrijwel de meeste grote uitstoters op niets uit. Daarom besloot Hermans hier eerder deze maand mee te stoppen. Tegelijkertijd besloot ze ook de CO2-heffing te schrappen. Die heffing had het gebruik van fossiele brandstoffen voor grote bedrijven steeds duurder moeten maken, en zo de vraag naar duurzame stroom moeten stimuleren. Twee andere belangrijke pijlers voor de vergroening van Nederland die deze maand in rook opgingen.
Tennet is positief over het „realisme” van minister Hermans
Nog een reden waarom Hermans minder windparken wil realiseren op zee: het optimisme over de waterstofeconomie is (in Europa) aan het verdwijnen. De hoge kosten van groene waterstof en de beperkte infrastructuur houden veel bedrijven tegen om te investeren in waterstoffabrieken. Eerder deze week maakte autofabrikant Stellantis (onder meer van Opel, Peugeot en Fiat) bekend voorlopig te stoppen met zijn ontwikkelingen binnen de waterstoftechnologie. De tegenvallende waterstofmarkt maakt de waterstofproductie met windenergie van de Noordzee „minder urgent”, valt te lezen in de brief van Hermans.
Het doel 70 GW in 2050 blijft voorlopig nog wel overeind. Maar de vraag is wel hoe haalbaar dat nog is. Het plan voor 2030 gaat nog door zoals gepland.
Kip-ei
Met dat laatste is de beheerder van het hoogspanningsnet, Tennet, in ieder geval blij. „Voor 2030 zijn we al volop bezig met het bouwen van stations voor windparken en aanleg van kabels voor de aansluiting op het hoogspanningsnet, bijvoorbeeld op de Maasvlakte en in het Sloegebied bij Borssele”, zegt een Tennet-woordvoerder. Hij is ook positief over het „realisme” van de nieuwe ambities. „Nu gaat de minister uit van 30 GW, maar de komende jaren kan worden opgeschaald tot 40GW als de vraag toch hoger blijkt te worden.” Dat is beter dan eerst vele miljarden investeren in de bouw van onderdelen en aansluitingen, die achteraf toch niet inzetbaar blijken te zijn als de vraag tegenvalt.
Met een groter aanbod van duurzame energie daalt de elektriciteitsprijs, waardoor bedrijven hier in Nederland kunnen investeren in elektrificatie
Vanuit de industrie wordt slecht gereageerd op het verlagen van de ambities. „We moeten de beschikbaarheid van duurzame energie – zoals windenergie – juist vergroten”, zegt een woordvoerder van de VNO-NCW, de grootste ondernemersorganisatie van Nederland. „Met een groter aanbod van duurzame energie daalt de elektriciteitsprijs, waardoor bedrijven hier in Nederland kunnen investeren in elektrificatie. Daarnaast vergroot meer windenergie onze energieonafhankelijkheid in geopolitiek onrustige tijden.”
Volgens de Tennet-woorvoerder gaat het hier, net als bij zoveel projecten in de energietransitie, om een kip-eiprobleem. „De industrie wil een groter aanbod, zodat duurzame energie aantrekkelijker wordt om af te nemen. Maar we zien ook dat windparkontwikkelaars moeite hebben met het verkopen van stroom, dus die bedrijven zullen ook niet zo snel meer infrastructuur gaan bouwen als de vraag naar elektriciteit niet toeneemt.” Een woordvoerder van Eneco beaamt dat. De achterblijvende vraag „zorgt er voor dat de investeringsrisico’s om offshore windparken te realiseren toenemen.”
Jan Vos, voorzitter van de Nederlandse branchevereniging voor windenergie NedZero, zegt dat de politiek te weinig heeft gedaan om de energievraag van de industrie te verduurzamen. „De CO2 heffing is verdwenen, de maatwerkgesprekken liepen op vrijwel niets uit. Daarnaast zijn belemmeringen voor de industrie om te verduurzamen niet weggenomen, zoals hoge energiekosten en de propvolle elektriciteitsnetten die alle duurzame energie niet kunnen transporten. Hermans heeft nog wel haar vinger in de dijk gestoken, maar het kabinet heeft niet gegeregeed. Dat de windenergie ambities nu moeten worden teruggeschroefd, is het gevolg.”
