Na brand in het Stroomhuis vrezen kunstenaars einde van de alternatieve cultuur in Eindhoven: ‘Dit was het laatste rafelrandje’

„Dit is zo fucking pijnlijk”, zegt Jeroen Heeman (48), die het kettingslot voor zijn racefiets nog om zijn nek heeft zitten. De Eindhovense kunstenaar is gelijk op een heuveltje geklommen om smeulende resten van het Stroomhuis te aanschouwen. Binnen, laat hij op zijn telefoon zien, stond een van zijn kunstwerken: een roterend billboard waarop aan alle kanten ‘A Once In A Lifetime Experience’ staat. „Toepasselijk, das war einmal”, verzucht Heeman.

Het Stroomhuis, ooit een verdeelstation voor de Provinciale Noord-Brabantse Elektriciteits Maatschappij (PNEM), was deze eeuw uitgegroeid tot een vrijplaats voor Eindhovense kunstenaars, designers en muzikanten. Woensdagavond trad de Engelse band The Wytches er nog op, ‘s nachts ontstond er brand in het dak. Twee jonge vrouwen die er woonden wisten veilig te ontkomen, met hun kat. Het dak is uitgebrand, de muren staan nog, van binnen is alles beschadigd.

„Het is klaar”, laat creatief directeur André Amaro (55) aan de telefoon weten. „Het is helemaal doorgefikt, van het geluidssysteem tot aan de kelder en werkplaatsen. Heftig, want onlangs hebben we nog het 25-jarig bestaan gevierd. En we zaten in onze beste jaren ooit, alles viel op zijn plek. Of je nu een tafel kwam timmeren of een album kwam opnemen, mensen liepen hier op een roze wolk. En nu valt alles in elkaar. Ik heb nog geen idee hoe we die mensen nu onderdak gaan bieden.”

Vrijplaats

Amaro was een van de krakers die zo’n vijfentwintig jaar geleden het pand bezette, toen nog een drugshol in een tippelzone. Nadat Philips eind jaren tachtig Eindhoven had verlaten, was er veel leegstand in de Lichtstad – en daarmee ontstonden ook plekken om buiten de lijntjes te kleuren. Dat deden creatievelingen als Amaro in de jaren negentig in activiteitencentrum 2B naast het oude gebouw van poppodium Effenaar, tot de gemeente besloot beide panden te slopen. Uit het Stroomhuis, hun nieuwe vrijplaats naast het spoor, heeft de gemeente de vrije geesten nooit meer weggekregen.

„Als ik met de trein uit een andere stad kwam en hier langs fietste, dacht ik: ah lekker, ik ben thuis”, zegt Seth Driessen (24), getooid met een vlassig matje. Hij staat naar vervlogen herinneringen kijken. „Het was hier binnen lekker puur, er waren altijd gekke bandjes te zien. Laatst was ik hier om één uur ‘s nachts, toen stond er een Franse band met maskers op die haar muziek omschreef als satanic disco punk. Waar zie je dat nou?”

Met de afbrokkeling van het Stroomhuis gaat veel meer verloren dan het gebouw alleen. „Dit was het laatste rafelrandje van Eindhoven” zegt Marc de Kruijff (50) nadat hij kunstenaar Heeman op het heuveltje heeft begroet. „Die graffiti die je ziet is helaas legaal, dat is wel jammer. Maar die deuren vol stickers, dat is voor mij een teken dat op zo’n plek geleefd wordt.”

Anno nu was Stroomhuis als cultureel ‘aanjager’ onderdeel van KnoopXL, het renovatieplan van de gemeente voor het stationsgebied. Daarin moeten bijvoorbeeld zesduizend woningen komen, ook naast het Stroomhuis. De gemeente heeft vier van de kantoorgebouwen die daar nu staan opgekocht, werd deze week bekend. Voor KnoopXL heeft Eindhoven 180 miljoen gekregen als onderdeel van ‘Project Beethoven’, een investering van in totaal 2,1 miljard vanuit het rijk om het leef- en vestigingsklimaat te versterken in de regio waar ASML de economische groei aanslingert.

Gladgestreken

Die groei van Eindhoven is precies wat toekijkende creatievelingen als Heeman zorgen baart. Het Stroomhuis was voor hen een laatste bastion van autonome kunst, zonder regels en verdienmodel. Nu de stad onder economische voorspoed in rap tempo verandert, zien kunstenaars als Heeman dat alles „gladgestreken” wordt. „Eindhoven heeft als stad torenhoge ambities. Maar dit wás er al, dit was een landmark. Zoiets is niet te vervangen. Dat krijg je met citymarketing niet rechtgeluld.”

De afbrokkeling van het Stroomhuis staat volgens creatief directeur Amaro zelfs symbool voor de hele cultuursector. „Steeds meer van dit soort plekken verdwijnen, want wethouders en projectontwikkelaars investeren in stenen, niet in geld. Zij willen prestigeprojecten, zoals TivoliVredenburg [concertzaal in Utrecht, red.]. Zulke gesubsidieerde toko’s zijn heel mooi, maar ze hebben wel een beetje hun ziel verloren. Terwijl het enige dat wij willen een koud biertje en goed geluid is. Die energie die hier los kwam, is niet te koop.”