Eindelijk. Twee Amerikaanse astronauten die al negen maanden ‘vastzitten’ in het Internationale Ruimtestation (het ruimtelab dat op een hoogte van 400 kilometer om de aarde cirkelt), kunnen terug naar de aarde. Gisterochtend meerde een capsule van Elon Musks SpaceX aan bij het ISS, met daarin een nieuwe astronautencrew die twee gestrande astronauten gaat vervangen.
De missie van Suni Williams en Butch Wilmore duurde negen maanden in plaats van acht dagen, zoals de bedoeling was. Dat kwam door technische problemen met Boeing’s ruimteschip, de Starliner, die de astronauten heen en weer naar het ISS had moeten brengen. Daarom besloot NASA uit voorzorg om de Starliner onbemand terug naar de aarde te laten vliegen.
Het is trouwens niet uitzonderlijk om maandenlang in het ISS te verblijven (de Nederlandse André Kuipers zat er ook een keer zes maanden, en enkelen verbleven er langer dan een jaar). Bovendien worden astronauten getraind voor dit soort situaties. Overigens hadden de twee astronauten al eerder naar huis gekund, maar NASA besloot bewust ze nog maanden langer in het ISS te houden, zei ruimtevaartexpert Nancy Vermeulen tegen Een Vandaag. Op die manier konden Suni Williams en Butch Wilmore de shifts van andere astronauten overnemen die eigenlijk na hun naar het ISS zouden gaan.
Vervelend is deze extreme verlenging van hun ruimteverblijf niet alleen voor de twee astronauten. Ook voor de Amerikaanse vliegtuigbouwer Boeing, die al langer problemen en vertragingen heeft binnen zijn ruimtevaarttak. Ook zijn kerntak, de commerciële ruimtevaart, kampt al een tijdje met onder meer geldzorgen en boze klanten.
Toen de nieuwe crew in het ISS was gearriveerd, zei Williams tegen Mission Control dat het “geweldig was om onze vrienden te zien aankomen”, aldus de Britse zakenkrant Financial Times. Als alles goed gaat, vliegen ze dinsdag eindelijk terug naar hun families.
De nieuwe crew, aangekomen met de SpaceX-capsule, ontmoet zondag 16 maart de twee astronauten die al negen maanden in het Internationale Ruimtestation ISS verblijven. In het midden Suni Williams. Foto NASA via AP
Voordat Jaaike Brandsma in maart 2007 vanuit Almere naar Afghanistan afreisde, had ze tegen familie en vrienden geroepen: „Ik kom liever dood terug in een kist dan dat ik een been moet missen.” Vijf maanden later kwam de destijds negentienjarige Brandsma terug zonder linkerbeen, verloren na een zelfmoordaanslag door een Afghaanse tiener op de bazaar van de stad Deh Rawod. De jongen had een Afghaanse politiepost willen opblazen; het been van Brandsma was ‘collateral damage’.
Brandsma (inmiddels 37) was ‘hartstikke blij’ dat ze nog leefde, zei ze bij terugkomst tegen dezelfde familie en vrienden. Haar commandant, eerste luitenant Tom Krist, had beduidend minder geluk en overleed kort na de aanslag, net als negentien Afghanen op de markt.
Jaarlijks bezoekt Brandsma het graf van Krist, samen met haar twee jonge kinderen van negen en zes. Dan komen de verhalen weer los. Ooit vertelde Brandsma haar oudste waardoor ze haar been verloor. Haar zoon vond ze daar te jong voor. „Die denkt dat ik een been ben kwijtgeraakt door een fietsongeluk, een verhaal dat hij zelf heeft verzonnen.” Binnenkort, als hij zeven jaar wordt, vertelt ze hem de waarheid. „Dan leg ik uit dat er een heel kwade meneer was die een bom liet afgaan, waardoor veel mensen doodgingen. Mamma had geluk dat ze ‘alleen maar’ een been kwijtraakte.”
Slagveld
NRC belde met Brandsma en vier andere veteranen -– in totaal drie vrouwen , twee mannen – uit de krijgsmacht. Hoe kijken zij met hun – soms ingrijpende – ervaringen op het slagveld aan tegen een Europese militaire macht in Oekraïne? De VS hebben daarom gevraagd, of eigenlijk, die geëist, mocht het komen tot een bestand in Oekraïne. Het kabinet-Schoof houdt de deur open voor Nederlandse deelname. Later deze week overleggen Europese landen er weer over onder leiding van de Britse premier Keir Starmer.
Is Oekraïne een Nederlands soldatenleven – of soldatenbeen – waard? En wat verwachten de veteranen van de politiek die de loodzware taak heeft hierover te beslissen?
Drie van de vijf gesprekspartners zijn ronduit positief over een mogelijke Nederlandse deelname, al zeggen ze acuut dat „uiteraard niemand oorlog wil”. „Maar”, zegt Niels Roelen de majoor die achttien jaar geleden vijf maanden in Afghanistan diende, er meteen achteraan: „We moeten wel. Poetin is sinds hij aan de macht is elke vier à vijf jaar een ander land binnengevallen – elke keer zogenaamd om de Russische bewoners te beschermen.”
Een bullebak als Poetin moet je als bullebak behandelen, anders gaat hij steeds verder
Na de aanval op Oekraïne zal Poetin niet stoppen, verwacht Roelen. „Zodra Poetin duidelijk wordt dat Amerika ons niet zal steunen in een confrontatie met de Russen, kijkt hij tot hoever hij kan gaan. Daar zullen ook onze ongeveer driehonderd militairen in Litouwen mee te maken krijgen. Dan komt het heel dichtbij.”
Toegegeven, Oekraïne is geen lid van de NAVO, zegt Siem Kersten, die in 1979 zes maanden als dienstplichtige in Libanon diende en veel later voor zware PTTS werd behandeld, dus er zijn geen bondgenootschappelijke verplichtingen. Maar die formele werkelijkheid gold vooral tot de Russische inval, februari 2022, vindt hij. „Inmiddels zijn we veel Europese topconferenties verder waar president Zelensky bij was. Zijn land is nog Europeser geworden dan het al was.”
Ook het gevoel van westers falen over Oekraïne speelt bij de overwegingen van Kersten een rol. „We hebben ons als Europa al veel te veel in slaap laten sussen over de ware aard van Poetin. Een bullebak als hij moet je als bullebak behandelen, anders gaat hij steeds verder. Daar hoort een Europese krijgsmacht bij, met Nederland erin.”
Lees ook
Zij dienden veertig jaar geleden in de VN-vredesmissie in Libanon. ‘Meer nog dan toen voel ik me machteloos’
Vakantiehuis
Jaaike Brandsma reed kort na de Russische inval, in februari 2022, samen met dorpsbewoners in een bus naar Oost-Polen. „In ons dorp Bathmen was een hulpactie op touw gezet voor Oekraïense vluchtelingen.” Zelf haalde ze in Polen een moeder, haar zus en twee kinderen op. „Die hebben we anderhalf jaar lang in een vakantiehuis van ons opgevangen”, vertelt ze.
Brandsma is onder de indruk van zowel de veerkracht als de vechtlust van de Oekraïners, „waar wij nog wat van kunnen leren”. Over eventuele Nederlandse militairen op Oekraïense bodem, zegt ze: „Als je ziet hoeveel de bevolking in Oekraïne zelf al heeft gegeven en hoeveel slachtoffers daar zijn gevallen, dan vind ik dat zij onze steun dubbel en dwars verdienen, ook militair. Maar uiteindelijk beslist de politiek daarover.”
Twee andere veteranen geven geen antwoord op de vraag of de Oekraïense veiligheid ook de Nederlandse dient, zoals het kabinet steeds stelt. „We hebben het hier zo geregeld dat de politiek op dit soort belangrijke vragen antwoord geeft”, zegt Mariëlle Winnubst (61). Als kapitein-vlieger bestuurde Winnubst dertig jaar lang Chinooks en Alouette III transporthelikopters in onder meer Kosovo, Cambodja en Irak.
„Ik kan het te weinig overzien”, zegt veteraan Ingelise Roelen (zus van Niels) die als trainer actief was in Mali in 2015 en Afghanistan in 2008. Ook was ze in Oekraïne in 2014, toen geneeskundige troepen de lichamen van de slachtoffers van de ramp met de MH17 vanuit het oostelijk deel repatrieerden naar Nederland.
Korea
Aanmerkelijk indringender wordt het gesprek wanneer het gaat over militaire slachtoffers tijdens missies en de rol van de politiek daarbij. Ja, waarschijnlijk zullen militairen sneuvelen, denken ze allemaal. Misschien wel meer dan bij eerdere militaire missies naar het buitenland, zoals naar Korea (1950-1953, 123 gesneuvelden), Afghanistan (2002-2022, 25 doden), Irak (2003-2009, 2 doden) en Bosnië (1992-2011, 16 doden).
„De kans op slachtoffers ligt waarschijnlijk hoger dan in Uruzgan”, denkt de Afghanistan-veteraan Niels Roelen die in directe confrontaties met Taliban – schietpartijen, hinderlagen – de dood in de ogen zag. En: nee, de politiek zal hierover niet heel open zijn naar het publiek, verwachten de veteranen. „Dat was in 2006 ook niet zo toen wij naar Uruzgan gingen”, aldus Roelen. Maar militairen wisten beter: „Op de kazernes was de vraag niet of, maar hoeveel mensen zouden sneuvelen.”
Als je ziet hoeveel de bevolking in Oekraïne al heeft gegeven, verdienen ze onze steun dubbel en dwars – ook militair
Behalve de agressieve houding van de Russen, is het aanmerkelijk verzwakken van de veiligheidsgaranties van de Amerikanen een grote risicofactor, vindt Roelen. Hij denkt terug aan de Amerikaanse luchtsteun waarop hij en zijn mannen konden rekenen in benarde situaties in Uruzgan. „Decennialang waren de VS de vriendelijke overbuurman die een handje hielp. Nu heeft een groep onberekenbare gekken het daar voor het zeggen.”
Libanon-ganger Siem Kersten is optimistischer dan Roelen en pleit voor meer zelfvertrouwen van Europa. Ook hij houdt ernstig rekening met doden onder Nederlandse militairen als die onderdeel zouden uitmaken van een ‘bestandsmacht’. „Maar als we een stevige legermacht op de been kunnen brengen, zullen de Russen misschien terugschrikken, en kan het aantal slachtoffers beperkt blijven.”
‘Popelen’
Hoe kijken militairen aan tegen de risico’s voor henzelf tijdens een mogelijke Oekraine-missie? Willen ze vechten of worden ze kopschuw? De veteranen krijgen uit hun omgeving verschillende signalen. Siem Kersten uit Wijk bij Duurstede kent „een overbuurjongen in actieve dienst die staat te popelen om mee te doen. Hier hebben we toch voor getraind, zegt hij steeds. En zo zijn er wel meer.” Afghanistan-veteraan Niels Roelen ziet onder zijn volgers op LinkedIn iets anders. „Daar zitten militairen tussen die zeggen niet ‘getekend’ te hebben voor een oorlog in Oekraïne. Zij twijfelen dus.” Die twijfel zou kunnen leiden tot hun voortijdig vertrek uit de krijgsmacht, aldus Roelen.
De huidige situatie doet hem denken aan de situatie in 1989, bij de val van de Berlijnse Muur. „Toen schakelde de krijgsmacht over van een klassieke Koude Oorlogssituatie, waarbij de verdediging van het eigen grondgebied vooropstond, naar vredesmissies in verre landen. Daar wilde ook niet iedereen aan meedoen.”
Oud-helikoptervlieger Marielle Winnubst herkent deze observatie. „Zelf ben ik van de generatie die opgeleid werd voor verdediging van het grondgebied van West-Europa in de Koude Oorlog”, vertelt ze. „Maar ineens werd gesproken over uitzending naar Irak.” Dat leidde in de kazernes en op vliegbases tot indringende gesprekken over leven en dood.
Op de kazernes was de vraag niet of, maar hoeveel mensen zouden sneuvelen
Winnubst herinnert zich drie soorten geluiden: „Er waren militairen die zeiden: ‘Ik ben alleen bereid te sterven voor mijn vader, moeder, kinderen, mijn vrouw. Ik sneuvel dan in de hoop dat zij een goed leven hebben’. Anderen zeiden dat ze bereid waren voor hun land te sterven. Dat laatste gevoel wordt actueler nu het gevaar voor Nederland dichterbij komt.”
Maar voor de meerderheid die meedeed aan de missie naar bijvoorbeeld Irak gold toch vooral: „We gaan mensenlevens redden. In Irak deden we dat door de genie te ondersteunen in hun werk voor de duizenden gestrande Koerdische vluchtelingen. Bijvoorbeeld door medicijnen, waterpompen maar ook artsen te vervoeren in onherbergzaam gebied.” Ook Winnubst was daar gevoelig voor. „Ik weet nog goed dat ik thuiskwam en tegen mijn ouders zei: ‘Ik heb nou eens niet een tientje op Giro 555 gestort. Nee, ik heb me kapotgewerkt en zelf ervoor gezorgd dat er waterpompen kwamen’.”
Belangrijker nog dan deze overwegingen, zegt Winnubst, is „een groot gevoel van loyaliteit”. Zowel aan de politiek als mede-militairen. „Als de politiek zegt; je gaat, dan ga je, ook naar Irak. Maar je doet het minstens zoveel ook voor elkaar als groep. Je traint samen, je werkt samen, vaak onder moeilijke omstandigheden. Als puntje bij paaltje komt, kun je niet zeggen: ‘Toedeloe, jullie komen er wel uit, hè?’”
Lees ook
Veteranenombudsman kritisch over trage uitkering van letselschadeclaims: ‘Ronduit onbehoorlijk van Defensie’
Eerlijkheid
De grote loyaliteit van de militairen vergt even grote zorgvuldigheid en eerlijkheid van de politici die beslissen over deelname, vinden de veteranen. Juist daarover bestaan echter twijfels. Winnunbst vindt dat politici te achteloos omsprongen met de veiligheid van het land. „Het was niet slim om de krijgsmacht zo uit te hollen”, zegt ze afgemeten.
Ingelise Roelen, onder meer actief in Mali en Afghanistan, wil graag de politiek vertrouwen, zegt ze, maar kan om één ding niet heen: „Eigenlijk zijn we gewoon met alles veel te laat. We moeten in Europa binnen een paar jaar achterstallig onderhoud aan onze veiligheid van maar liefst 35 jaar inhalen en heel veel beslissingen in korte tijd nemen!” Toevallig adviseert Roelen overheden in crisismanagement en geeft er les in. Eén ding weet ze daarbij zeker: „Het kan niet anders dan dat onder zulke enorme tijdsdruk fouten gemaakt worden, in dit geval fouten die mensenlevens gaan kosten.”
Ook Libanon-veteraan Siem Kersten baart de immense tijdsdruk zorgen. Daardoor groeit de kans dat militairen ergens in worden gerommeld, zo leert zijn ervaring uit 1979. „Als dienstplichtige hoefde ik helemaal niet naar Libanon. Maar ik bleek een slim opgestelde vragenlijst van Defensie te hebben ingevuld. Daarin werd gevraagd of ik dingen voor de Verenigde Naties wilde doen, ergens waterputten slaan of zo. Blijkbaar had ik toen ‘ja’ aangevinkt. Wist ik veel?”
Kersten hoopt daarom op meer eerlijkheid en transparantie door politici dan destijds en pleit uitdrukkelijk tegen gedwongen stationering in Oekraïne.
Haat
Tja, transparantie. Ingelise Roelen kauwt op het woord. Hoe transparant, vraagt ze zich af, kun je zijn over oorlog, dood, haat en vernietiging tegen Nederlanders die nu (nog) leven in een wereld van vrede, orde, liefde en welvaart? Als actief dienend militair en moeder van twee dochters van veertien en twaalf leefde Roelen in twee werelden. De moeder, nog steeds reservist in Schaarsbergen, waakt er voor die twee werelden niet al te veel met elkaar te vermengen.
Roelen voelt zich bevoorrecht dat ze daar niet toe gedwongen wordt, zoals mede-veteraan Jaaike Brandsma van wie de handicap indringende vragen opriep bij haar kinderen. „Mijn meiden zijn met heel andere dingen bezig”, zegt Roelen, „bijvoorbeeld met de vraag hoe ze hun hairglow zo goed mogelijk kunnen laten shinen. Ik laat ze daar graag mee bezig zijn.”
Mariëlle Winnubst (61)Dertig jaar met heli’s werken
Na een loopbaan als dolfijnentrainer begon Mariëlle Winnubst in 1986 een opleiding op de Luchtmacht Officiersschool. In 1992 protesteerde ze bij de leiding toen geen vrouwelijke piloten mee mochten met de eerste buitenlandse missie na de val van de Muur en belandde vervolgens in het tweede detachement dat naar Irak ging. Winnubst vloog daarna Alouette III- en Chinook-helikopters gedurende dertig jaar op missies in Irak, Cambodja en Kosovo. Met de heli’s werden terreinverkenningen uitgevoerd en troepen en materieel vervoerd. Ze is nu parttime verbonden als trainer en adviseur aan de krijgsmacht.
Siem Kersten (64)Gekidnapt in Zuid-Libanon
Siem Kersten in 1979 als dienstplichtige patrouilles in Zuid-Libanon. Hij raakte verzeild in beschietingen tussen Israëlische legereenheden en islamitische strijdgroepen. Ook werd hij drie dagen gekidnapt door een gewapende groep die – vermoedelijk – gelieerd was aan het Israëlische leger. Dertig jaar na zijn diensttijd werd hij behandeld voor PTSS. Kersten woont in Wijk bij Duurstede en is installateur. Tevens is hij bestuurslid van de Stichting Veteranen voor Libanon.
Ingelise Roelen (49)MH17-slachtoffers repatriëren
Ingelise Roelen, zus van Niels, had een achtergrond als fysiotherapeut. Na een militaire opleiding werd ze in 2007 pelotonscommandant in Havelte. In 2008 trainde ze in Afghanistan militairen van het regeringsleger. In 2014 hielp ze lichamen van slachtoffers van de MH17-ramp in Oekraïne repatriëren. In 2015 was ze als Hoofd Operationele Personeelszaken verbonden aan de Nederlandse missie in Mali. Nu is Roelen reservist, trainer en docent in het verlenen van zorg en crisismanagement.
Niels Roelen (51) Commandant, vocht in Uruzgan
Niels Roelen.Foto privéarchief
Niels Roelen, van 1994 tot 1998 opgeleid op de Koninklijke Militaire Academie in Breda en broer van Ingelise, bekleedde leidinggevende functies zoals pelotonscommandant binnen de landmacht. In de zomer van 2007 diende hij vijf maanden in Afghanistan (Uruzgan) waarbij Roelen betrokken was bij vuurgevechten met Talibanstrijders. Na terugkeer in Nederland werd hij compagniecommandant, docent, publicist en schreef hij boeken over zijn militaire loopbaan.
Jaaike Brandsma (37)Invictus Games en Gewonde Soldaat
Brandsma, destijds negentien, was in 2007 drie maanden chauffeur en gewondenverzorger bij het 42ste Pantser Infanteriebataljon in Deh Rawod, Afghanistan. Nadat een zelfmoordaanslag haar had verwond, bleef ze in de krijgsmacht. Ze is nu (parttime) brigade zorgcoördinator bij de 11de Luchtmobiele Brigade in Schaarsbergen. Brandsma is oprichter van De Gewonde Soldaat, een stichting die de belangen behartigt van gewonde militairen. Ze initieerde deelname van Nederland aan de Invictus Games, internationaal sportevenement voor militairen en veteranen die gewond raakten tijdens hun diensttijd.
Onder de primaten staan bonobo’s bekend als promiscue soort. Maar lang niet al hun seksuele handelingen hebben paringsbijbedoelingen. Moeders zitten soms aan de geslachtsdelen van hun baby’s als die angstig of gespannen zijn. Ook tussen volwassen bonobo’s lijkt het vrijen vaak te worden ingezet om spanning weg te nemen.
Pinda’s
Hoewel chimpansees gelijksoortig gedrag vertonen, is er nooit een goede vergelijking gemaakt tussen beide soorten. Daar wilden de auteurs van het huidige artikel verandering in brengen. In twee natuurreservaten in Afrika (in Congo en Zambia) observeerden ze maandenlang het gedrag van zowel bonobo’s als chimpansees, zowel na het ruziën als vóór een voederpartij (waarbij door de onderzoekers een hoeveelheid pinda’s werd rondgestrooid). Zo’n competitie om een lekkere snack zorgt immers ook voor onderlinge spanning.
Uit de observaties bleek dat ‘voor-het-eten-seks’ bij beide mensapen in vergelijkbare mate voorkomt. Wel nemen bij de chimpansees vooral de mannen het initiatief. Bij bonobo’s doen juist de vrouwen dat.
Ná een conflict zagen de onderzoekers twee soorten seksueel gedrag: tussen ruziemakers en slachtoffers (de ‘goedmaakseks’) én tussen toeschouwers en slachtoffers. Wel vonden die twee varianten vooral bij bonobo’s plaats. Chimpansees vertoonden daarnaast ook veel andere vormen van troosten, waaronder het zoenen van elkanders lichaam.
Toch vinden de onderzoekers de ‘ontladende’ vrijpartijen zo kenmerkend voor bonobo’s, chimpansees én mensen dat ze vermoeden dat die al zijn ontstaan in de laatste gemeenschappelijke voorouder van de drie soorten. Overigens vertoonden de bonobogroepen en chimpanseegroepen onderling ook verschillen in de mate van seksueel gedrag. Er is dus sprake van demografische variatie.
Quick fix
Edwin van Leeuwen, gedragsbioloog aan de Universiteit Utrecht en een van de auteurs van de publicatie, vermoedt dat de hogere seksuele frequentie bij bonobo’s een gevolg is van minder effectieve conflictoplossing in die soort. De korte, snelle seksuele ontmoetingen lijken volgens hem vooral kortdurende stress-verlichtende effecten te hebben, terwijl chimpansees beter zijn in het vinden van langetermijnoplossingen. „Ik denk dat chimps duidelijker kunnen maken aan elkaar hoe de verhoudingen liggen – bijvoorbeeld ook dat iemand voor een bepaalde tijd getolereerd zal worden. Bij de bonobo’s blijft dat onduidelijker, wellicht omdat ze een ‘quick fix’ paraat hebben.”
De Hongaarse regeringspartij Fidesz heeft maandag een voorstel ingediend voor een wetswijziging die Pride-marsen in het land zal verbieden. Dat melden internationale persbureaus. Vanwege de twee derde meerderheid die Fidesz en christelijke coalitiepartner KDNP in het Hongaarse parlement hebben, is het aannemelijk dat de wetswijziging wordt doorgevoerd. De partij van premier Viktor Orbán voerde al meerdere wetten in die de rechten van de lhbti-gemeenschap inperken.
Met de wetswijziging zal ook de Budapest Pride March, een evenement dat jaarlijks tienduizenden bezoekers trekt, verboden worden. Organisatoren en deelnemers van Pride-marsen zullen een boete oplopend tot omgerekend zo’n 500 euro riskeren. Als afschrikkingsmiddel zal de politie volgens het wetsvoorstel gezichtsherkenningssoftware mogen gebruiken om deelnemers aan de mars de identificeren.
Orbáns Fidesz-partij presenteert zichzelf als voorstander van christelijke familiewaarden en gebruikt die waarden als argument tegen publieke uitingen vanuit de lhbti-gemeenschap. In 2021 nam het Hongaarse parlement al een omstreden wet aan die uitingen van homoseksualiteit verbiedt, onder andere in het onderwijs en op televisie.
Lees ook
Lhbti’ers in Hongarije overwegen land te verlaten: ‘Ik ben echt doodsbang’