N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Effectief is het wel, want de symboolwaarde van kunst is nu eenmaal bijzonder groot. Het wonderschone Meisje met de parel is niet alleen verschrikkelijk veel geld waard, het schilderij staat ook voor iets universeels: het wordt gezien als het summum van schoonheid. In de loop der eeuwen verwierf het onder kenners al een mythische status, maar door de rol die het speelt in onze moderne massacultuur werd het gekatapulteerd tot wereldberoemd icoon. Tegelijkertijd blijft het schilderij als origineel object nog even weergaloos, kwetsbaar en onvervangbaar als voorheen. En dat weten ze in het Mauritshuis, waar het sinds 1902 te zien is, maar al te goed.
Musea hebben de rol om kunst en erfgoed te bewaren en te onderzoeken, te presenteren en te delen. Het zijn de rentmeesters van ons collectieve, materiële geheugen. Het kan mij echt ontroeren dat oude dingen zo lang bewaard blijven omdat ze gekoesterd en gedragen worden door gemeenschappen. Dat sinds de 19de eeuw zoveel van die voorwerpen zijn ondergebracht in publieke, museale collecties is een groot goed en een uiting van ware beschaving. Het beroemde Laatste oordeel van Lucas van Leyden bijvoorbeeld, dat sinds 1874 in Museum De Lakenhal hangt, is over vijf jaar alweer vijfhonderd jaar oud. Al die tijd werd het in Leiden bewaard en beschermd tegen religieuze twisten, branden, oorlogen, hebberige kunstverzamelaars en andere soorten rampspoed. Het is er nog steeds. En dat geldt ook voor het meisje van Vermeer, dat nu al bijna 357 jaar oud is. Het schilderij representeert een belang dat eeuwen, grenzen en generaties overstijgt.
Overleven die schilderijen?
Toch bekruipt mij de laatste jaren regelmatig de gedachte: zijn al die prachtige kunstwerken er straks nog wel? Als die twee schilderijen nog een keer zo oud worden, hoe ziet onze wereld er dan uit? Hangt het Meisje van Vermeer over 357 jaar, dus in het jaar 2379, nog altijd keurig aan de muren van het Mauritshuis? Is het drieluik van Lucas van Leyden in het jaar 2527 nog wel te zien in De Lakenhal? Als je eenmaal weet wat de leeftijd van een schilderij is, dan wordt daarmee ook de levensduur ervan opeens tastbaar en voorstelbaar.
Schilderijen zijn net als teletijdmachines. Het drieluik van Lucas van Leyden bijvoorbeeld, laat ons in gedachten terugreizen naar de jaren 1526-1527, naar het Leiden van de late Middeleeuwen en het begin van de Renaissance in de Noordelijke Nederlanden. Het is een tijdreis die we kunnen reconstrueren aan de hand van feiten, beelden en interpretaties.
De reis naar de toekomst, die ándere reis langs de vijfhonderd jaar die nog voor ons ligt, is nog ongewis. Daar bestaan nog geen feiten en beelden van. Ik heb er wel een onheilspellend voorgevoel over: dat door zeespiegelstijging, migratiestromen, oorlogen en andere ellendige gevolgen van klimaatverandering een museum als De Lakenhal in 2527 helemaal niet meer bestaat. Dat Leiden dan allang verzopen is, verdwenen onder wassend water. Daarom kan ik eerlijk gezegd wel sympathie opbrengen voor acties van klimaatactivisten.
Lees ook dit opiniestuk: Klimaatactivisten en hun critici zitten in hetzelfde schuitje
Prachtige symbolen in huis
Als rentmeesters van kwetsbaar erfgoed en als specialisten in het leggen van verbanden tussen heden, verleden en toekomst hebben musea prachtige middelen, symbolen en metaforen in huis om de gevolgen van klimaatverandering inzichtelijk te maken voor een groot en divers publiek. Toch zijn ze daarin terughoudend. Musea zijn meesters in het cultiveren van voorzichtigheid. Ze kijken liever terug dan vooruit, en het belang om voldoende bezoekersaantallen te halen zet een effectieve rem op het uitproberen van nieuwe wegen.
Een goed voorbeeld is Naturalis in Leiden. Terwijl het zich als wetenschappelijk instituut elke dag bezig houdt met biodiversiteit, worden kritische geluiden over het verdwijnen daarvan in de museumomgeving zorgvuldig geweerd. De natuur wordt er gepresenteerd als een prachtige, wondere wereld, want het moet allemaal wel leuk blijven.
Of neem het Mauritshuis. Zou dat niet in gesprek kunnen gaan met vertegenwoordigers van Extinction Rebellion? Want we kunnen, om Greta Thunberg te parafraseren, de toekomst wel slaapwandelend tegemoet gaan, maar daar schieten we ook niet veel mee op. We moeten allemaal aan de bak met die systeemverandering, ook musea. Zij kunnen op genuanceerde, aansprekende manieren de toekomst agenderen en daarmee een groot publiek bereiken. Is het tijd voor een gezonde portie museaal activisme?