Het westnijlvirus verspreidt zich niet alleen via muggenbeten tussen geïnfecteerde vogels en van vrouwelijke muggen naar hun nakomelingen, maar ook via een tot nu toe onbekende verspreidingsroute: de ontlasting van muggen. Dit schreef een team Franse onderzoekers onlangs in een artikel dat is gepubliceerd op bioRxiv. Het gaat om een pre-print die nog beoordeeld moet worden door onafhankelijke wetenschappers.
Het westnijlvirus treft vooral vogels, maar springt soms ook over naar de mens. „Na een eerste besmetting in 2020 zijn er in Nederland geen nieuwe gevallen bij mensen gemeld”, zegt Reina Sikkema, dierenarts en onderzoeker zoönotische virussen bij het Erasmus MC, die zelf niet bij de recente studie betrokken was maar wel bij andere studies naar het virus. „Maar mogelijk zijn er meer mensen onopgemerkt besmet, aangezien slechts 20 procent van de geïnfecteerde personen griepachtige symptomen vertoont en maar 1 procent ernstige neurologische klachten ontwikkelt.”
De huismug van het geslacht Culex is de belangrijkste verspreider van het virus. Deze muggen raken besmet wanneer ze een geïnfecteerde vogel steken. Het virus reist vanuit de maag van de mug, via het bloed, naar de speekselklieren. Bij een volgende beet kan het virus dan worden overgedragen aan een andere vogel, die fungeert als reservoirgastheer waarin het virus zich kan vermenigvuldigen en overleven. Naast deze vorm van transmissie kan een vrouwelijke mug ook haar nakomelingen infecteren.
Waterrijke habitats
Het nieuwe onderzoek openbaart een andere manier van verspreiding: via muggenpoep. Hoewel de aanwezigheid van viraal genetisch materiaal in de poep van geïnfecteerde muggen al bekend was, bleef onbekend of de ontlasting ook besmettelijk is.
Culex-muggen leggen hun larven in waterrijke habitats en stilstaand water. Niet alleen ontwikkelen de larven zich daar tot poppen; de muggen laten er ook hun poep achter. De onderzoekers wilden daarom weten of jonge muggen besmet konden raken met het virus, zonder rechtstreeks door de moeder te worden besmet.
Om dit te testen ging het onderzoeksteam aan de slag met een zeer virulente westnijlvirusstam, die ze via een bloedmaaltijd aan hun onderzoeksmuggen voerden. De geïnfecteerde muggenpoep die ze hierna oogsten, losten ze op in kweekwater. Dit besmette water werd gebruikt om poppen in te kweken en de besmettelijkheid van de virusrijke ontlasting te testen. Het bleek dat 17 procent van de ontpopte, volwassen muggen geïnfecteerd was.
„Dit onderzoek laat zien dat het virus in de ontlasting daadwerkelijk infectieus is en muggenpoppen kan infecteren”, legt Sikkema uit. „Hoewel de experimenten tot nu toe alleen in gecontroleerde omgevingen in het lab zijn uitgevoerd en nog bevestiging in het veld vereisen, wijst dit onderzoek op een potentieel belangrijke factor in de verspreiding van het virus.”
„Als de uitkomsten van dit onderzoek in het veld worden gereproduceerd, benadrukt dat het belang van het voorkomen van waterreservoirs, zoals emmers en regentonnen, door ze goed af te sluiten”, zegt Sikkema.