Moldaviërs stemmen deze zondag twee keer over hun toekomst. De pro-Europese president Maia Sandu wil herverkozen worden en neemt het daarbij op tegen tien uitdagers. Daarnaast stemt Moldavië in een referendum over het opnemen in de grondwet van het politieke streven EU-lidstaat te worden.
Van de uitslag hangt dus veel af – en de uitkomst is nog allerminst zeker. Eerder deze maand ontdekten de Moldavische autoriteiten een Russisch fraudecomplot – meer dan 14 miljoen euro was overgemaakt van Russische naar zeker 130.000 Moldavische bankrekeningen met instructies ‘hoe te stemmen’.
Russische driekleur
Moskou zet een wervelwind aan hybride beïnvloedingscampagnes in om Moldavië bij Europa weg te houden. Hiertoe voedt het de Moldavische stemmers met desinformatie, en vindt het telkens nieuwe manieren voor spionage, zoals het installeren van spionage-apparatuur en het omkopen van informanten.
Rusland steunt bovendien militair de separatisten die de regio Transnistrië bezet houden, een landstrook die zo’n 13 procent van Moldavië beslaat. Er wordt Russisch gesproken en de Russische driekleur wordt er officieel gehesen als tweede vlag.
130.000 Moldavische stemmen klinkt misschien niet veel. Maar Moldavië is klein. Er zijn slechts 3,3 miljoen stemgerechtigden in binnen- en buitenland. In voorgaande presidentsverkiezingen bracht ongeveer de helft een stem uit. Het aantal betalingen ging dus al gauw naar 10 procent van de stemmers – en er is een kans dat niet alles onderschept is.
Voortvluchtige miljardair
Een belangrijke rol in de beïnvloedingscampagnes speelt de voortvluchtige Moldavisch-Israëlische miljardair Ilan Shor. Tien jaar geleden wist hij één miljard dollar te onttrekken aan drie Moldavische banken – een plundering die gelijk stond aan 12 procent van het Moldavische bbp.
In 2017 werd de pro-Russische Shor veroordeeld voor het misdrijf, maar hij probeert nog altijd invloed terug te winnen in het land. Politieke partijen die hij opricht worden telkens verboden, maar vorige zomer wist een ‘onafhankelijke’ maar aan hem gelieerde kandidaat het gouverneurschap van de Russischtalige regio Gagaoezië te veroveren.
Aan Shor gelieerde activisten adviseren nu óf voor de Socialistische Partij te stemmen, óf ‘voor elke andere kandidaat dan Sandu’ in de presidentsverkiezingen. Als in de eerste ronde geen enkele kandiaat met een absolute meerderheid verkozen wordt, zal er een tweede ronde komen.
Maia Sandu staat op dit moment op zo’n 35 procent van de stemmen in de peilingen. Op twee komt Aleksandr Stoianoglo, voormalig openbaar aanklager en politieke nieuwkomer bij de Socialistische partij, met rond de 10 procent.
Lees ook
Met één helikopter hoopt Moldavië, in de schaduw van Oekraïne, neutraal te blijven
Tegen deze achtergrond wedt Sandu dit weekend dus op twee paarden. Als zij wordt herkozen, dan is dit voor de laatste keer. Moldavië kent een maximum van twee termijnen. Of een andere liberale pro-EU-kandidaat daarna zal weten te winnen, valt in het belaagde politieke landschap van Moldavië niet te zeggen. Vandaar het referendum over een grondwetswijziging.
Moldavië diende na de Russische invasie van Oekraïne in maart 2022 het verzoek in voor EU-lidmaatschap, in juni 2022 werd dit verzoek gehonoreerd. Vorige week nam de EU voor Moldavië een ‘groeiplan’ aan, een pakket aan steun- en ontwikkelingsregelingen ter waarde van 1,8 miljard euro. Beoogde toetredingsdatum: 2030.
Sandu hoopt dat de Moldaviërs zullen instemmen om het EU-streven in de grondwet op te nemen. De peilingen zijn ook hier min of meer in haar voordeel: zo’n 55 procent van de Moldavische stemmers zegt vooraf ‘ja’ te zullen stemmen. Dit zou betekenen dat haar opvolgers niet zomaar van de Europese koers kunnen afwijken.
De hiv-epidemie lijkt na vijftien jaar weer te groeien in Nederland. Dat blijkt uit nieuwe schattingen over het aantal hiv-infecties, die Stichting hiv monitoring (SHM) heeft gedeeld met NRC. Die groei lijkt bovendien al in 2020 te zijn begonnen.
SHM moet de omvang van de hiv-epidemie schatten, omdat lang niet altijd zeker is in welk jaar een infectie heeft plaatsgevonden. Het kan lang duren voordat het virus hiv klachten veroorzaakt, waardoor een infectie vaak pas jaren later wordt gediagnosticeerd.
Het was al bekend dat het aantal diagnoses al een aantal jaar niet meer daalt. Sinds 2020 blijft dat steken boven de 400 per jaar. Dat werd tot nu toe geweten aan een inhaalslag na de coronapandemie en beter testbeleid.
Nu lijkt het virus ook daadwerkelijk meer rond te gaan. In 2023 hebben naar schatting 309 mensen hiv opgelopen, aldus SHM. In 2020 hebben volgens de nieuwe berekeningen 270 infecties plaatsgevonden, in 2022 287.
Dat zou een keerpunt betekenen in de al jaren succesvolle Nederlandse hiv-bestrijding. Die bestaat met name uit laagdrempelig (anoniem en gratis) testen bij de GGD, snelle behandeling na een infectie en de beschikbaarheid van hiv-preventiepil PrEP.
Maar de laatste jaren daalt het condoomgebruik, met name onder jongeren, en gaan seksueel overdraagbare aandoeningen als chlamydia, gonorroe en syfilis meer rond. „Het is dan niet gek dat de hiv-cijfers ook stijgen”, zegt Mark Vermeulen, directeur van Aidsfonds-Soa Aids Nederland.
Vorig jaar schatte SHM het aantal infecties in 2022 nog op 141. Dat betekende toen een flinke daling ten opzichte van eerdere jaren, die werd toegeschreven aan enerzijds sneller testen en behandelen – zodat het virus niet ongemerkt kan worden doorgegeven – en anderzijds de bredere inzet van hiv-preventiepil PrEP.
De reden dat die schatting nu aangepast en zelfs verdubbeld is, is „dat het nu veel duidelijker is dat het aantal diagnoses niet verder daalt”, laat Ard van Sighem, onderzoeker bij SHM weten. „Voor 2023 zijn er al meer diagnoses bij ons bekend dan vorig jaar om deze tijd voor 2022.” Een andere reden is dat er weer relatief meer recent opgelopen infecties gevonden worden.
SHM waarschuwt dat door verlate registraties het aantal hiv-diagnoses in 2023 nog verder kan stijgen van 424 tot bijna 500. Dat zou de eerste grote stijging betekenen sinds 2008. Die is het sterkst onder mannen die seks hebben met mannen, maar ook onder andere mannen stijgt het aantal diagnoses.
Aidsfonds-Soa Aids Nederland maakt zich vooral zorgen over de stijging van het aantal hiv-diagnoses onder jongeren, met name bij mannen die seks hebben met mannen. In die groep stijgt het percentage 30-minners dat een hiv-diagnose krijgt, terwijl onder andere mannen en vrouwen met een nieuwe hiv-diagnose het aandeel 30-minners daalt.
De belangenorganisatie wil dat weer nationale preventiecampagnes worden opgezet, zoals het promoten van condoomgebruik en PrEP. „PrEP is effectief”, benadrukt directeur Mark Vermeulen. „Maar niet iedereen gebruikt het altijd of weet van het bestaan af.”
Met „het strengste asielregime ooit” belooft het kabinet-Schoof in het regeerprogramma de asielmigratie te beteugelen. En in Den Haag is bijna iedereen, van rechts tot links, het erover eens dat in elk geval ‘iets’ moet gebeuren. Maar in de discussie over het ‘hoe’ (kiest het kabinet voor staatsnoodrecht of een spoedwet?), sneeuwt het ‘wat’ onder.
Pas op vrijdag, na de laatste ministerraad voor het herfstreces, zou bekend kunnen worden of het kabinet en de coalitie overeenstemming kunnen vinden over de manier waarop de beoogde asielmaatregelen ingevoerd kunnen worden.
„Je moet zaken altijd aanpakken bij de bron”, zei minister Marjolein Faber (Asiel, PVV) afgelopen dinsdag tijdens het wekelijkse vragenuurtje in de Tweede Kamer. „De bron is dat we een te hoge instroom hebben.” Maar juristen en migratie-experts zetten grote vraagtekens bij de slagkracht van de asielmaatregelen uit het regeerprogramma – zeker met het oog op het beperken van de asielcijfers.
Al deze maatregelen zijn bedoeld om het hier nét iets ellendiger te maken voor asielzoekers
De meeste maatregelen gaan over zaken die met de Vreemdelingenwet worden geregeld. Daar is nu het meeste om te doen, omdat het kabinet deze wet via het noodrecht buiten werking wil stellen. In plaats daarvan wordt dan nieuw beleid in ‘algemene maatregelen van bestuur’ gegoten, waarover het parlement niets te zeggen heeft.
Enkele beoogde maatregelen springen in het oog. Zoals het afschaffen van de permanente asielvergunning en het schrappen van het nareisrecht voor jongvolwassen kinderen van statushouders. En het afwijzen van een aanvraag als een asielzoeker niet komt opdagen bij het gehoor met de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Europa
De ruimte voor het kabinet om asielmaatregelen te nemen, „is heel klein”, zegt emeritus hoogleraar immigratierecht Peter Rodrigues (Universiteit Leiden). Het nationale asielrecht bestaat voor het grootste deel uit Europese regels. Neem de Vreemdelingenwet: het gros van de bepalingen is gebaseerd op Europese richtlijnen. Bovendien staan Europese wetten en regels altijd boven nationaal recht en beleid.
Toch ziet Rodrigues drie maatregelen in het regeerprogramma die juridisch vallen te verdedigen: het afschaffen van de voornemenprocedure, het afschaffen van nareisrecht voor meerderjarige kinderen en het schrappen van de permanente verblijfsvergunning. Of het „mensen die echt bescherming zoeken” gaat tegenhouden? Hij vraagt het zich sterk af.
Op het gebied van nareis van meerderjarige kinderen is Nederland soepeler dan wat Europese regels voorschrijven, zegt immigratiejurist Mark Klaassen. Op dat vlak is strenger beleid dus mogelijk, al zullen nog steeds statushouders hun jongvolwassen kinderen hiernaartoe willen halen. Ze zullen zich dan beroepen op het recht op familieleven, dat geregeld is in het Europese mensenrechtenverdrag. Het kabinet kan dit verdrag niet naast zich neerleggen, ook niet als het staatsnoodrecht van toepassing is. De IND moet dan toetsen of de afwijzing in strijd is met het recht op familieleven. Klaassen: „Dat is een veel ingewikkeldere afweging.”
Afgelopen vijf jaar werden iets meer dan vijfduizend nareisaanvragen voor meerderjarige kinderen ingediend, blijkt uit IND-cijfers. De dienst heeft nog niet alles in behandeling kunnen nemen, maar op iets minder dan de helft hiervan kwam een positieve beoordeling.
Lees ook
De asielzoekers moeten nog komen maar de onrust is er, in Ugchelen. ‘Mijn vrouw heeft camera’s aangeschaft. Straks gebeurt er iets met de auto’
Veertigduizend
De permanente verblijfsvergunning afschaffen is volgens Rodrigues en Klaassen mogelijk, maar ook hier kunnen statushouders zich beroepen op de Europees geregelde ‘langdurig ingezetenenstatus’. Een statushouder moet dan bewijzen dat hij werk en voldoende inkomen heeft. In de huidige situatie ligt dat anders: de IND beoordeelt na vijf jaar alleen of iemand nog recht heeft op asiel en is ingeburgerd. Sinds 2021 werd ongeveer 80 procent van de in totaal ruim veertigduizend aanvragen voor een permanente vergunning positief beoordeeld.
Als de IND van plan is een aanvraag af te wijzen, dan krijgt de asielzoeker nu eerst de gelegenheid daarop te reageren. Dit komt het negatieve besluit ten goede, zegt emeritus hoogleraar Rodrigues, omdat het dan beter in elkaar zit. Een asielzoeker moet met sterke argumenten komen als hij naar de rechter stapt. In 2023 oordeelde de IND in ruim een derde van de gevallen alsnog positief. Ook moest de IND aan het eind van dat jaar nog op ongeveer 22.000 bezwaarschriften reageren. Als de voornemenprocedure wordt afgeschaft, zullen asielzoekers vaker naar de rechter stappen. Rodrigues voorziet een verdere belasting van de IND en rechtbanken.
De maatregelen die het kabinet wil nemen, zien Rodrigues en Klaassen, raken alleen asielzoekers die hun weg naar Nederland al hebben gevonden. Hetzelfde geldt voor het afwijzen van aanvragen van asielzoekers die niet komen opdagen bij interviews met de IND. Immigratiedeskundige Klaassen kan zich voorstellen dat het kabinet hieraan paal en perk wil stellen. Vooral asielzoekers uit veilig verklaarde landen zouden dit doen om de asielprocedure te vertragen.
Exacte cijfers zijn niet beschikbaar, blijkt uit navraag bij de IND. Klaassen merkt op dat het EU-recht een beperkt aantal redenen noemt voor het afwijzen van een aanvraag. Niet-opdagen bij een gehoor „staat daar niet bij”, oordeelde ook de Nederlandse Orde van Advocaten eerder deze maand in een rechtsstatelijke toets van het regeerprogramma.
Maar niet alles wat het kabinet wil aanpakken, staat in de Vreemdelingenwet geregeld. Met een „tijdelijke asielcrisiswet” moet de „acute asielinstroom en opvangcrisis” verder bestreden worden. De tijdelijke wet, die nog moet worden ingediend en behandeld door het parlement, moet zeker twee jaar gelden. Het kabinet wil via deze weg bijvoorbeeld de behandeling van asielaanvragen opschorten en de spreidingswet intrekken.
Verlenging
De Vereniging Nederlandse Gemeenten, VluchtelingenWerk en andere betrokkenen waarschuwen veelvuldig dat de crisis in de opvang niet wordt opgelost met het intrekken van de spreidingswet. Die werd begin dit jaar ingevoerd om asielzoekers eerlijker over gemeenten in het hele land te verdelen. Parallel hieraan wordt gewaarschuwd tegen de „asielbeslisstop”. „Je hebt nu al een enorme wachtrij bij de IND”, zegt Klaassen. „Zo creëer je een grotere berg aan aanvragen, met nog meer mensen in de opvang. Bovendien verplicht het EU-recht lidstaten om asielaanvragen ‘zo spoedig mogelijk’ af te ronden.”
Europese regels schrijven voor dat de IND binnen zes maanden moet beslissen of iemand een asielvergunning kan krijgen. Deze termijn is sinds september 2022 met vijftien maanden verlengd. „Nederland maakt al maximaal gebruik van de rek die erin zit”, merkt Rodrigues op. De wachttijd voor gezinshereniging bedraagt inmiddels 87 weken. Bovendien is voor zelfs de hoogste bestuursrechters van de Raad van State onduidelijk „of en hoe vaak” minister Faber ,, aansluitend gebruik mag maken van de bevoegdheid om de beslistermijn voor asielverzoeken te verlengen”. In dat licht is het Hof van Justitie in Luxemburg om opheldering gevraagd, dat nog antwoord moet geven.
Of het strengere beleid mensen die echt bescherming zoeken gaat tegenhouden, valt te betwijfelen
Polen kondigde eerder deze maand een asielstop aan, dat op begrip kan rekenen van Europese leiders. Daar kan Rodrigues, die naar de letter van de wet kijkt, niet zo veel mee. „Kennelijk is politiek bedrijven wat anders dan kijken wat juridisch mogelijk is”, zegt hij. Het is maar de vraag of Nederland op dezelfde politieke steun in Europa kan rekenen.
Ook dit kabinet staat voor de ingewikkelde taak om uitgeprocedeerde asielzoekers te laten vertrekken. Faber wil dit „zoveel mogelijk, ook gedwongen”. Zo moesten in 2020 ruim 14.600 mensen worden uitgezet, van wie 4.000 vrijwillig of gedwongen vertrokken. In dat jaar verdwenen 6.800 uitgeprocedeerde vreemdelingen van de radar, de overheid weet niet waar deze mensen zich bevinden.
België
Dit jaar werd tot en met september voor bijna 13.000 mensen beslist dat ze uit Nederland moeten vertrekken: zeker 4.680 vertrokken met medeweten van de overheid, ruim 4.200 verdwenen van de radar. Hoe Faber deze cijfers wil opkrikken, is nog niet bekend.
Hoeveel asielzoekers uit Nederland weg zullen blijven zodra al deze maatregelen worden ingevoerd? „Dat gaat heel erg tegenvallen”, denkt immigratiedeskundige Klaassen. Hij benadrukt dat de meeste maatregelen „geen rechtstreeks verband” laten zien met „keuzes die mensen maken om naar Nederland te komen”. Uit eerder onderzoek is gebleken dat de aanwezigheid van familieleden en mensen uit dezelfde sociale groep het sterkste bepalen of iemand hiernaartoe komt, dus niet hoe soepel of streng het asielbeleid wordt ervaren.
„Alles ademt een sfeer uit die migrantonvriendelijk is”, merkt Rodrigues op. Ook Klaassen denkt „dat al deze maatregelen beogen het hier nét iets ellendiger te maken voor asielzoekers die moeten kiezen tussen Nederland en België”. Maar met het oog op het aanzienlijk terugdringen van de aankomstcijfers „stelt het allemaal niet zoveel voor”.
Lees ook
Detentiecentrum voor uitgeprocedeerden overvol: uitzettingen gaan niet door
Twee weken geleden is ze uit haar rolstoel „gekukeld”. Sindsdien heeft ze last van duizeligheid en tintelingen in haar armen en schouders. Normaal gesproken zou Grietje Hof (68) uit Enschede naar de huisarts gaan, „maar nu ligt de drempel wat hoger”, zegt ze. Hof is een van de tienduizenden patiënten die na het faillissement van huisartsenketen Co-Med afgelopen zomer zonder huisarts kwamen te zitten. Ze waren aangewezen op online zorg of in allerijl opgetuigde spoedzorg. Destijds sprak NRC Hof en drie andere patiënten. Drieënhalve maand later blijkt hun situatie onveranderd.
Grietje en haar man John Hof kunnen sinds het faillissement slechts voor spoedgevallen terecht bij een huisartsenpraktijk in het Medisch Spectrum Twente. „Was mijn val spoed? Daarbij denk ik eerder aan een hersen- of hartinfarct”, zegt Grietje. Het echtpaar heeft „een soort mechanisme” ontwikkeld om een bezoek aan de huisarts zo veel mogelijk te voorkomen. De buurvrouw is fysiotherapeut, dus gaat Hof daar maar langs. „Fijn dat dat kan, maar een huisarts had misschien ook een foto gemaakt.” Om te beoordelen of een patiënt naar de huisarts van de spoedzorg moet, heeft de praktijk een online vragenlijst, ‘Moet ik naar de dokter?’ . De klachten van Hof stonden niet op de lijst.
Op vakantie in Andorra kocht ze ‘een heel zooitje’ inhalatoren, voor de zekerheid
Dat ‘mechanisme’ om de huisarts te ontwijken herkent Perone Cobben (60) uit Breda. Al wekenlang is ze benauwd. En dat hoesten stopt maar niet. Normaliter zou ze allang naar haar huisarts zijn gegaan, maar nu ze geen eigen arts meer heeft, is ze terughoudend. „Je gaat niet zo snel naar een onbekende huisarts.”
Cobben heeft astma en de longziekte COPD. Deze week belde ze, na zes weken met haar klachten te hebben rondgelopen, toch maar Thuisdok, een digitale huisartsenpraktijk waar ze nu terechtkan. Ze kon wel naar een huisarts in een ander dorp, maar dat was voor haar te ver. Uiteindelijk mag ze naar een huisarts in Breda, de afspraak staat voor later deze week. „Het is dit soort gedoe dat maakt dat je een doktersbezoek liever uitstelt.”
Lees ook
Einde Co-Med zorgelijk voor artsen én patiënten: ‘Niemand neemt me aan, want niemand heeft plek’
‘Probleemplekken’
Zorgverzekeraar CZ heeft afgelopen maanden met andere verzekeraars en huisartsen uit verschillende regio’s hard aan oplossingen gewerkt, zegt woordvoerder Arjen Zwaan. En op veel plekken heeft dat wat opgeleverd. In Den Haag schreven huisartsen allemaal een paar extra patiënten in, om de zorglast te verdelen; in Tilburg nam een voormalig praktijkmanager een praktijk van Co-Med over.
Wel duurde het langer dan verwacht om patiënten over te schrijven naar nieuwe huisartsen, omdat curatoren werden geconfronteerd met „de puinhopen” die Co-Med administratief had achtergelaten, zegt Zwaan. Dat bemoeilijkte de overdracht van patiëntendossiers. Momenteel is de hoop dat de eerste verzekerden die nog zonder huisarts zitten vanaf volgende week een brief over hun nieuwe huisarts ontvangen. Om hoeveel mensen dat precies gaat, is nog niet duidelijk: een deel van de patiënten heeft zich zelf al ingeschreven bij een van de nieuwe praktijken. Het digitale alternatief is inmiddels „bijna volledig” teruggetrokken, omdat structurele oplossingen werden gevonden, vertelt Zwaan.
Co-Med had administratieve ‘puinhopen’ achtergelaten, wat overdracht van de patiëntendossiers bemoeilijkte
Ook in Breda werd de oude praktijk overgenomen. Maar Cobben woont niet in het juiste postcodegebied. „Ooit wel en toen ik verhuisde, bleef ik bij mijn oude huisarts, omdat alle huisartsen in mijn nieuwe wijk geen patiënten meer aannemen. Nu kan ik nergens terecht.”
Daarnaast zijn er ook „probleemplekken”, zegt Zwaan, waarvoor nog geen oplossing is gevonden. Dat zijn Bergen op Zoom en Enschede, waar John en Grietje Hof wonen. „Daar heeft Co-Med het al bestaande huisartsentekort verergerd en kan een oplossing langer op zich laten wachten. Tot die tijd heb je alternatieven als een passantenspreekuur of digitale zorg – al is dat natuurlijk niet wat we uiteindelijk voor ogen hebben.” In Bergen op Zoom stonden volgens Co-Med 4.800 patiënten bij de commerciële praktijk ingeschreven, in Enschede 8.600. Volgens CZ liggen de daadwerkelijke aantallen lager, „maar dat is nog een puzzel”.
‘Pufjes’
De 63-jarige Johan Franken, die in Bergen op Zoom woont, vindt die digitale zorg maar niets. „Dan moet je via heel wat omwegen om hulp vragen en ik ben al niet het type dat dat gauw doet.” Mocht er nu wat aan de hand zijn, nam hij zichzelf voor, belt hij „gewoon 112”. Wanneer hij spontaan een bloedneus krijgt, bijvoorbeeld, waarbij hij vanwege de bloedverdunners die hij slikt veel bloed verliest.
Ook hij kan niet bij een huisarts in de buurt terecht, zelfs niet toen daar recent een nieuwe praktijk werd geopend. Hij las het in de krant en belde direct, maar hij was al te laat: de praktijk had al te veel aanvragen binnengekregen. Op zich vertrouwt Franken er wel op dat hij weer een huisarts krijgt, „maar het duurt mij nu wel een beetje te lang”.
Cobben uit Breda heeft dat vertrouwen niet meer. Voor haar astma en COPD gebruikt ze inhalatoren. Eerder vertelde ze al in NRC spaarzaam te doen met haar „pufjes”, omdat ze vreest geen herhaalrecept te kunnen krijgen zonder huisarts. Weliswaar heeft ze daar nog geen problemen mee ondervonden, maar haar vertrouwen in de zorg is dusdanig geschaad dat de angst blijft. Op vakantie in Andorra kocht ze recent „een heel zooitje pufjes in”, voor de zekerheid. „Daar heb je geen recept nodig.” Ach, zegt ze, „we redden ons eigen wel”.
Lees ook
Zelfverrijking, fraude-aangifte en ondermaatse zorg: hoe Co-Med pokerde met praktijken en de patiënten verloren