Moeten ouders hun kinderen weer meer ‘goede manieren’ bijbrengen?

Opgevoed Elke week legt Annemiek Leclaire een lezersvraag voor aan deskundigen.


Illustratie Martien ter Veen

Vader: „Ik heb het idee dat kinderen tegenwoordig minder sociale vaardigheden bijgebracht krijgen. Op een volwassene afstappen, een hand geven, je bekendmaken door je naam te noemen, het lijkt wel steeds minder te gebeuren. Ik zie wel heel veel kinderen zichzelf opsluiten in hun apparaten. Ook zeggen ze met hun smartphones makkelijk even een afspraak af via app in plaats van netjes te bellen. Om vooruit te komen in de wereld heb je die wellevendheid wel nodig. Juist dergelijke ‘goede manieren’ kunnen kinderen met een achterstand emanciperen, ze egaliseren de maatschappelijke verhoudingen. Moeten ouders hun kinderen dat niet bijbrengen? En zouden scholen daar geen aandacht aan moeten besteden als dat thuis onvoldoende gebeurt?”

Heeft u vragen over de opvoeding van uw eigen of andermans (klein)kinderen?

In de rubriek Opgevoed leggen we dilemma’s van lezers anoniem voor aan de beste deskundigen. Onder de inzenders van vragen verloten we exemplaren van het boek ‘Andere ouders doen ook maar wat’, een bundeling van de eerste jaargangen van de rubriek.

Deze rubriek is anoniem, omdat moeilijkheden in de opvoeding gevoelig kunnen liggen. Als u een vraag inzendt, krijgt u altijd een reactie van de auteur van de Opgevoed-rubriek.

Naam is bij de redactie bekend. (Deze rubriek is anoniem, omdat moeilijkheden in de opvoeding gevoelig liggen.)

Aandacht voor elkaar

Bas Levering: „In de etiquette is een halve eeuw geleden de klad gekomen. Vormelijkheid begon gelijk te staan aan ‘hypocrisie’. Het ging erom dat iedereen zichzelf kon zijn. Dan heb je meteen het probleem te pakken, want een breedgedragen etiquette geeft het individu in gezelschap ook houvast. Omgangsvormen fungeren als sociale lijm. Tegenwoordig hoor je vaak iemand roepen: ‘Ik doe het even zo hoor’, en zwaait dan onhandig naar iedereen tegelijk.

„Bovendien heeft een begroeting bij uitstek iets moois. Iemand even erkennen, een kort moment van aandacht is belangrijk in het maatschappelijk verkeer.

„Hoe geef je dat vorm? Een hand geven is ongebruikelijk sinds corona, ook omdat jongeren bewust voorzichtig zijn geworden rondom ouderen. Maar we kunnen ook op andere manieren laten blijken dat we elkaar opmerken. Aankijken, de naam noemen. Er zijn nog steeds heel veel ouders die hun kinderen leren rekening te houden met anderen, en dat is waar omgangsvormen uiteindelijk voor bedoeld zijn.

„Daarover kunnen ook in de klas goed afspraken worden gemaakt. Het is heel productief om kinderen zelf regels te laten maken want dan houden ze zich er beter aan. Hoe willen we met elkaar omgaan? Geven we een hand, zeggen we ‘goedemorgen’? Leerkrachten kunnen via een ouderavond de ouders erbij betrekken, liefst ook de mensen die doorgaans niet komen.

„Of dergelijke omgangsvormen volstaan om hogerop in het leven te komen betwijfel ik. De communicatie is door de digitalisering ingrijpend veranderd, jongeren telefoneren nu eenmaal niet meer, dat houd je niet tegen, dat heeft een heel eigen dynamiek.”

Laten meebeslissen

Hessel Nieuwelink: „In het Nederlandse beroepsonderwijs hebben dit soort omgangsvormen een plek in het curriculum om leerlingen voor te bereiden op de arbeidsmarkt. Op het vmbo is daar meer aandacht voor dan op gymnasia.

„We moeten in de beoordeling van gedrag ook letten op de context: een jongere die op school of daarbuiten weinig sociaal gedrag laat zien, kan op een stageplek zeer voorkomend zijn. Dat vereist wel dat jongeren kunnen schakelen in gedrag, en daar zit wel ongelijkheid in. Hierin kan de school leerlingen helpen, bijvoorbeeld: welke kleding is wanneer gepast, welke begroeting past waar?

„Wat ik belangrijker vind, is dat er in het beroepsonderwijs meer aandacht komt voor de deelname van scholieren aan de vormgeving van onze samenleving. Dat hun niet alleen gevraagd wordt zich aan allerlei normen aan te passen, maar dat ze ook leren dat normen veranderlijk zijn en dat zij daar een rol in hebben. Veel jongeren in het (v)mbo hebben echter niet het gevoel dat zij daar invloed op hebben. Je hoort vaak ‘Ik ben maar een vmbo’er.’ De werkelijke emancipatie zit minder in etiquette en meer in kritische participatie bij jongeren stimuleren.”