Leden van het kabinet-Schoof mogen geen elektronica meer meenemen naar officiële kabinetsvergaderingen. Dat meldt het Algemeen Dagblad op basis van eigen onderzoek. Mobieltjes, laptops, tablets en smartwatches zullen voor vergaderingen in een speciale kluis moeten worden gestopt. Dit verbod op elektronica zou voortkomen uit cyberveiligheidsredenen, hoewel een woordvoerder van het ministerie van Algemene Zaken niet aan het AD wilde zeggen wat de precieze reden was.
Wel laat een hooggeplaatste bron binnen het kabinet aan het AD weten dat het verbod samenhangt met het verleden van Schoof. De huidige premier was eerder onder andere directeur van de AIVD en Nationaal Coördinator Terrorisme en Veiligheid. Daarom zou Schoof zich goed bewust zijn van de risico’s van spionage via elektronica.
Minister van Buitenlandse Zaken Caspar Veldkamp (NSC) zegt tegen het AD dit „een verstandige veiligheidsmaatregel” te vinden. Ook cybersecurity-expert Ronald Prins vindt het verbieden van elektronica tijdens vergaderingen een goede keuze. „Als de apparaten van de ministers gehackt zijn, kun je op afstand zo een microfoon open zetten en meeluisteren met wat er besproken wordt”, aldus Prins.
‘Is de keuze dit doen of sterven?”, vroeg een journalist aan Mario Draghi bij de presentatie van diens grote economische strategie voor Europa. Nee, zei de oud-premier van Italië, „maar het is of dit of een trage doodsstrijd”.
Het is niet het eerste rapport dat politici en beleidsmakers in Europa een schop onder de kont wil geven, maar wel het beste sinds tijden. Draghi schrijft naar Brusselse maatstaf klare taal. Hij weet wat hij wil zeggen, hoeft niemand te plezieren en ontwaart met zijn 78 jaar lange lijnen.
Zo herinnert hij zich nog dat het bbp van Italië groter was dan dat van China en India samen (!). In de jaren tachtig maakte Europa’s versnippering en gemakzucht nog weinig uit. Vandaag is dat anders: „We hebben het punt bereikt waarop we, als we niet tot actie overgaan, zullen moeten inleveren op onze welvaart, op onze leefomgeving of op onze vrijheid.”
Draghi wil EU-landen de ogen openen. Hij doet dit met een intrigerend mengsel van oude en nieuwe taal. Het oude discours is dat van de liberale economie, hem als econoom en oud-ECB-president vertrouwd. Dit zit tot in de titel: „De toekomst van Europees concurrentievermogen”. Het is de taal van groei. Opschalen. Innovatie. Durfkapitaal. Regeldruk verminderen. De VS inhalen of ten minste bijbenen. Woorden die we al sinds de jaren 1990 horen vanuit Brussel en ook Den Haag.
Toch is dat slechts de helft van het verhaal. Draghi zet die oude woorden in de sleutel van de nieuwe tijd. Toen de EU zich in 2000 voornam om in tien jaar even concurrerend als de VS te worden, kon je nog denken: hoezo? Het is hier prettiger leven dan in Amerika, met meer sociale vangnetten, langere vakanties en ook beter eten. Succes met jullie procentje extra groei.
Maar vandaag, weet Draghi, verlies je zonder groei ook aan macht en veiligheid, aan het vermogen eigen keuzes te maken en waarden te verdedigen. Hij zoekt dus de verbinding met de ontluikende taal van mondiaal conflict, geo-economie en industriepolitiek.
Uiteraard speelt de oorlog in Oekraïne een rol. Zo heeft Europa dringend behoefte aan een efficiëntere defensie-industrie om Rusland het hoofd te bieden. Toch is de oorlog aan onze oostgrens, die van Warschau tot Tallinn en Den Haag velen in de ban heeft, een zijtoneel.
Beslissend voor onze toekomst is de strijd tussen de VS en China om technologisch leiderschap, grondstoffen, energie en mondiale afzetmarkten. Beide grootmachten vergroenen hun economie – omwille van het klimaat maar ook om de industrierace te winnen. Beide investeren in AI – vanwege de banen maar ook om militair voorop te blijven. Uit de rivaliteit tussen Washington en Beijing ontstaat een nieuwe mondiale economische orde, waarin de bij vrijhandel gedijende EU onthand overkomt.
Hier is Draghi’s realisme welkom. Wen maar aan de omstandigheden, luidt de boodschap. Hij spreekt van een „mondiale paradigmawisseling” maar had ook „nieuw tijdperk” mogen zeggen. Stop met tegenstribbelen en ad-hocresponsen, maar ontwikkel een omvattende industriële strategie die welvaart, veiligheid en klimaat waarborgt.
Vandaag, weet Draghi, verlies je zonder groei ook aan macht en veiligheid
Anno 2024 betekent ‘concurrentievermogen’ niet enkel markten uitbouwen maar ook staatsmacht strategisch ontplooien. Met een economische diplomatie die handel, industrie en vergroening verbindt. Met grootschalige private én publieke investeringen (een klassiek pijnpunt, want Europa’s private durfkapitaal vliegt naar de VS en op extra publiek geld zit de rem van de EU-regels voor staatsschulden en het Duits-Nederlandse taboe op gezamenlijke schulduitgifte). Andere maatregelen kosten geen geld maar vergen wel politieke wil, zoals de hervorming van mededingingsregels.
Bij zoveel relevante plannen is de vraag hoe dit verder gaat. De politieke obstakels zijn enorm, weet ook de auteur. Hier stelt Draghi’s aanpak tot nu toe teleur. Hij leverde zijn huiswerk op 9 september in bij Commissievoorzitter Von der Leyen. Zij had het besteld en Brusselse ambtenaren kunnen ermee aan de slag. Maar dat volstaat niet, zo toont zijn eigen analyse aan. Draghi moet vooral de Europese regeringsleiders voor de plannen winnen, te beginnen in Berlijn, Parijs en ook Den Haag. Zij moeten samen grote stappen zetten en hun publieke opinies overtuigen.
Hier wreekt zich misschien dat de Italiaan in de kern steeds beslisser was. Als ECB-president in de eurostorm hing de pers aan zijn lippen; één opmerking van ‘Super Mario’ deed de financiële markten bewegen. Het woord was daad. Ditmaal is Draghi enkel de boodschapper met een plan en is de weg tussen woord en daad veel kronkeliger. Wie gaat nu voorop?
Luuk van Middelaar is politiek filosoof en historicus.
Toen oma in juni was overleden deed opa zijn best om de nieuwe situatie aan te kunnen. Toch lukte dat niet helemaal. Oma hield verjaardagen bij. Ze stuurde dan een kaartje of belde op. Alleen opa vergat meteen de verjaardagen, drie achter elkaar. We maakten ons zorgen. Heel voorzichtig probeerde ik het met hem te bespreken: „Maar opa, u heeft toch een prachtige verjaardagskalender aan de binnenkant van de wc-deur hangen?” Zijn antwoord was duidelijk: „Ja maar jongen, sinds mijn stoma kijk ik nooit meer die kant op.”
Rein Bruinier
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Nooit eerder heb ik alléén gewoond. Pas sinds mijn vrouw in het verpleeghuis moest worden opgenomen, is dat het geval. Het geldt voor ons beiden: vanaf onze vroegste jeugd hebben wij met anderen onder één dak geleefd. Eerst in het gezin waarin we opgroeiden, daarna in het gezin dat we zelf stichtten.
Nu leven we apart, ik alleen, zij samen met andere mensen die ze daarvoor niet kende. Hoe dat bevalt? Ik kan niet voor haar spreken, maar zelf moet ik nog erg wennen. Alleen wakker worden, alleen de kat voeren, alleen ontbijten, alleen de krant lezen, alleen de dag indelen, alleen mensen spreken, alleen lunchen, alleen de boodschappen doen, alleen naar de film, alleen tv kijken, alleen warm eten, alleen het afval opruimen, alleen naar bed. Alleen wakker worden is het moeilijkst. De dag ligt braak voor je, als een uitgebloeide tuin die opgeknapt moet worden.
De laatste keer dat we samen wakker werden, wist ik dat het de laatste keer was, mijn vrouw mocht niets weten. Het voelt nog steeds als verraad.
Nee, ik ben niet van plan mezelf te beklagen. Ik zou niet durven. Ik heb het bij het CBS nagekeken: in Nederland woont 19 procent van de inwoners alleen, zo’n 3 miljoen alleenstaanden. Daar hoor ik nu ook bij. So what? Ik ken trouwens een aantal van die 3 miljoen mensen. Nooit heb ik ze gevraagd: „Hoe doe je dat, alléén leven? Voel je je vaak moederziel alleen?” Dat vraag ik tegenwoordig wél. Natuurlijk, een aantal van hen heeft vaste relaties, maar er zijn er ook genoeg die geen partner hebben. Het antwoord dat je van veel alleenstaanden krijgt: „Ik houd van de rust en de vrijheid. Aan niemand verantwoording verschuldigd. Alleen doen en laten wat jezelf leuk vindt. Je zult het zelf ondervinden.”
Ik ben benieuwd. Eerst maar eens doorgaan met wennen. Dus in mijn eentje naar die crematie van een goede vriend van ons. Mijn vrouw kon niet mee, de reis erheen zou te lang en te vermoeiend worden. De betreurde dode was de echtgenoot van een van haar beste en nog levende vriendinnen geweest. Ik moest dus iemand vervangen die onvervangbaar was: mijn vrouw. Daarna weer in mijn eentje terug – een plaatsvervanger die nu zijn plaats kende. Een andere vriendin bracht me naar het treinstation. Zij leeft al jaren alleen en straalt een vitaliteit en zelfstandigheid uit die mij bijna beschaamd maakten.
De volgende dag liep ik langs een koffiezaak in Amsterdam. Mijn oog viel op een klein schilderij dat binnen hing, maar vanaf de stoep goed zichtbaar was. Het was in weinig lijnen een sober, indringend portret van een vrouw met rood haar die met bijna geloken ogen omlaag keek. Ze had iets droefgeestigs. Het bleek een kleurpotloodtekening te zijn, onderdeel van een expositie met vaak nogal sombere vrouwenportretten, gemaakt door Chantal Spit. Passende titel van de tentoonstelling: Solitude.
Ik ging naar binnen en kocht zonder enige aarzeling deze tekening, ook al paste die misschien meer bij mijn stemming dan goed voor me was. Mijn vrouw zou kritisch gevraagd hebben: „We hebben er nauwelijks meer plek voor, waar wil je dit hangen?”
Als alleenstaande hoef ik zulke vragen niet meer te vrezen. Misschien wen ik wel sneller aan mijn nieuwe status dan ik verwacht had. Misschien.