N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Conny Helder, minister Langdurige Zorg en Sport Conny Helder kende een roerig eerste jaar als minister. Ze wil Nederland nu voorbereiden op minder zorg en zorgpersoneel. „Ik geloof echt dat oudere mensen hun autonomie kunnen behouden.”
Het debat over de mondkapjesdeal op de laatste woensdag voor het kerstreces is al uren bezig en de irritatie bij Tweede Kamerleden neemt toe. Minister Conny Helder (Langdurige Zorg en Sport, VVD) antwoordt volgens de Tweede Kamer ontwijkend over de precieze rol van haar voorganger Hugo de Jonge (CDA) bij de mondkapjesdeal. Zette hij nu wel of niet ambtenaren stevig onder druk om een deal met Sywert van Lienden te sluiten? Helder moet veel met haar ambtenaren overleggen, belooft schriftelijk op vragen terug te komen. De oppositie neemt er geen genoegen mee en eist dat De Jonge zelf naar het parlement komt om te antwoorden, zoals bij het eerste debat over de deal in april. Als de coalitiewoordvoerders dat verzoek blokkeren, verlaat een aantal Tweede Kamerleden boos de vergaderzaal. Conny Helder slaat het enigszins verbouwereerd gade.
Het ontspoorde mondkapjesdebat staat symbool voor het politieke jaar van Helder, die in januari precies een jaar minister is. Ze wil als ervaren oud-zorgbestuurder serieus werk maken van het hervormen van de vastlopende ouderenzorg, maar werd vooral geleefd door politiek gevoelige affaires, waaronder haar omstreden bezoek aan het WK voetbal in Qatar. Aan een grote ronde tafel in haar werkkamer blikt Helder terug op haar politieke vuurdoop dit jaar.
Wat ging er mis bij dat ontspoorde debat?
„Volgens mij niet zoveel. Een aantal Kamerleden wilde heel graag een ander antwoord horen, dat de rol van De Jonge cruciaal was. Maar dat blijkt niet uit het onderzoek van Deloitte [over de mondkapjesdeal], ik blijf graag bij de feiten uit het rapport. Die ga ik niet bijstellen omdat Kamerleden een ander antwoord willen horen.”
Schrok u toen Tweede Kamerleden wegliepen?
„Ik heb meer dan veertig jaar in de zorg gewerkt en veel spoedsituaties meegemaakt, waarbij mensen onverwachts reageren. Het hoort er ook in de politiek bij dat de gemoederen soms wat oplopen.”
Had u de Tweede Kamer betere antwoorden kunnen geven?
„Nee. Ik ben altijd bereid dingen te leren, maar ik vind dat ik een duidelijk verhaal had. Maar ik zeg altijd: kritiek is gratis advies. Ik heb ook niet zo’n groot ego, dus ik ben daar niet dagen mee bezig.”
Dat klinkt wel erg nuchter.
„Ik ben een redelijk onderkoeld type. Als er heel veel ophef is, word ik altijd vrij rustig. Dat is me als bestuurder in de coronacrisis goed van pas gekomen. Als je het hoofd niet koel houdt als er problemen zijn, dan kun je niet goed besturen.”
Helder formuleert voorzichtig als het over politiek gevoelige zaken als de mondkapjesdeal gaat. Ze kijkt af en toe naar aantekeningen op haar iPad. Veel liever en makkelijker praat ze over de zorg. Als minister voor Langdurige Zorg wil ze Nederland voorbereiden op een toekomst met minder zorgpersoneel en dus ook minder zorg. Ouderen en hun kinderen moeten meer zelf gaan regelen en elkaar helpen, het motto in haar deze zomer gelanceerde beleidsprogramma is ‘Zelf als het kan, thuis als het kan, digitaal als het kan’.
Wat doet u om het chronische personeelstekort op te lossen?
„Het probleem gaat niet meer weg. Natuurlijk werken we er hier op het ministerie iedere dag aan om mensen te behouden voor de zorg, en nieuwe mensen te laten instromen. Dat lukt ook, maar het gaat ons niet lukken in het tempo waarmee de zorgvraag gaat oplopen door de vergrijzing. Dus moeten we de zorg anders organiseren. Het betekent ook dat we de zorgvraag naar beneden moeten brengen, en moeten nadenken wat een echte zorgvraag is, en wat mensen onderling kunnen oplossen.”
Wat kunnen mensen zelf oplossen?
„In de psychiatrische zorg, de ggz, zijn bijvoorbeeld enorme wachtlijsten. Die zijn ook niet zomaar opgelost, dat is taaie materie. In Amsterdam was ik pas op bezoek bij de Herstelacademie, waar mensen die ervaring hebben met ggz-problematiek elkaar helpen in de wijk. Zo kunnen ze verder met hun leven zonder dat het een formele zorgvraag wordt.”
Moeten kinderen hun oude ouders gaan verzorgen of weer in huis nemen?
„De ouderwetse manier, met het blijven bouwen van verpleeghuizen, is door het personeelstekort niet meer houdbaar. Dus ja, mensen moeten elkaar meer helpen. Ouderen kunnen onderling samen in hofjes wonen of juist met studenten in de buurt. En ja, ouderen moeten met hun kinderen nadenken over wat ze later belangrijk vinden. Naar welke woning wil je verhuizen, kun je al geld opzij zetten?
Lees ook: Druk op de zorg in cijfers
„Ik snap dat er mensen zijn die dit lezen en denken: ‘hemel, ik heb het al zo druk’. Dat geldt voor mij ook. Maar nu denken mensen hier vaak helemaal niet over na, gaat het thuis niet meer en is er vaak nog maar één oplossing over: opname in het verpleeghuis. Je kunt je afvragen of je je ouders daar wil afleveren. Liever houden we mensen zo lang zo zelfstandig dat ze thuis kunnen blijven wonen en die zorg niet nodig hebben.”
Dat klinkt als een hele liberale kijk op de zelfstandige, zelfredzame oudere. Is dat voor iedereen haalbaar?
„Ik geloof er echt in dat oudere mensen hun autonomie kunnen behouden. Het is heel vervelend om je heel erg afhankelijk te voelen. Natuurlijk kan niet iedereen zich financieel voldoende voorbereiden. Daarom probeer ik samen met Hugo de Jonge [minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening] te zorgen dat er ook voldoende woonvormen komen voor ouderen met een kleine portemonnee.”
Een paar weken geleden was Helder in Qatar, op de dag dat het Nederlands voetbalelftal op het WK tegen het gastland speelde. Terwijl de Tweede Kamer het kabinet per motie had opgeroepen het toernooi te boycotten. Achter de schermen werd door coalitiepartners gemopperd over Helder. Ze zou zich vooraf te weinig over de mensenrechten hebben uitgesproken, en droeg op de tribune niet de OneLove-armband, maar slechts een klein speldje.
Waarom niet gewoon die armband, om een duidelijk statement te maken?
„Dat was een bewuste keuze, ik heb het speldje vaker gedragen. Het werd wel degelijk opgemerkt door de Qatari. Belangrijker vind ik dat ik in de gesprekken met de Qatarese ministers echt heb kunnen uitleggen waar de OneLove-campagne voor staat, dat het echt gaat om het tegengaan van uitsluiting en discriminatie. Ik heb het voorbeeld gebruikt van een veertienjarig meisje dat in Nederland vanwege haar huidskleur van alles naar haar hoofd krijgt geslingerd op het voetbalveld. Toen ik dat vertelde, begrepen ze de boodschap heel goed. In aanloop naar het toernooi werd het door Qatar heel erg opgevat als een wijzend vingertje vanuit het Westen naar de waarden van de Qatarese samenleving.”
Van dat begrip leek niet echt sprake toen de Qatarese minister naast u demonstratief een pro-Palestijnse armband omdeed.
„Ja, dat zag ik gebeuren en had ik ook wel verwacht. Dat was een beetje de standaardreactie in Qatar, ingegeven door de gevoelde weerstand tegen de OneLove-campagne. Maar dat beeld op de tribune doet echt geen recht aan de gesprekken die ik heb gevoerd.”
Heeft uw bezoek meer opgeleverd dan dat u de Qatari de betekenis van One Love hebt uitgelegd?
„Ik denk dat het belangrijkste resultaat is dat Nederland door mijn bezoek de dialoog met Qatar heeft opengehouden. Dat is belangrijk met het oog op de spanningen in de wereld en eventuele toekomstige energieleveranties. Ik heb ook opnieuw aandacht gevraagd voor de situatie van arbeidsmigranten daar.”
U droeg op de tribune ook een sjaal met de tekst ‘Never mind’.
„Dat is een sjaal die ik vaker bij sportwedstrijden heb gedragen, hij hoort bij mijn oranje setje en ik draag hem omdat het op mijn leeftijd ook een beetje netjes afkleedt. Bij een schaatswedstrijd van Sven Kramer en de Formule 1 in Zandvoort dit jaar is de tekst niemand opgevallen, ook mijn gezelschap en mij niet. Ik baalde natuurlijk van die tekst, het ging daarna alleen maar over het sjaaltje, in plaats van mijn gesprekken met ministers en arbeidsmigranten. Dat het zo werd uitvergroot, dat vond ik echt jammer.”