Minister Fleur Agema (Zorg, PVV) gaat alsnog mpox-vaccins doneren aan Afrika. Dat heeft ze laten weten naar aanleiding van een motie die dinsdagmiddag door een meerderheid van de Tweede Kamer is aangenomen. Die motie van acht Kamerfracties – inclusief coalitiepartij NSC – vraagt om 13.200 vaccins „per direct in te zetten in de getroffen gebieden in Afrika”.
Samen hebben de indieners van de motie 72 zetels, maar er kwam ook steun van de ChristenUnie, SGP en JA21. „We hebben al veel tijd verloren. Het is nu tijd voor actie”, laat een van de indieners, Kamerlid Wieke Paulusma (D66), weten. Agema komt later nog met een brief aan de Tweede Kamer.
Het al dan niet leveren van vaccins zorgt al weken voor irritaties tussen Agema en een groot deel van de Tweede Kamer. De Kamer wil, net als het RIVM en de eigen ambtenaren van het ministerie van VWS, dat Agema 13.200 van de 100.000 vaccins aan Afrika geeft. Agema wil juist een „veilige voorraad” van 100.000 aanhouden voor als Nederland met een mpox-uitbraak te maken krijgt. Die kans is volgens haar klein, maar denkbaar.
Inmiddels heeft de minister nieuwe vaccins besteld als vervanging van het deel van de huidige voorraad waarvan de houdbaarheidsdatum verloopt. Die vaccins zullen waarschijnlijk in het voorjaar van 2025 geleverd worden. Dan wil Agema een nieuwe afweging maken.
Lees ook
‘Geheime voorraad’ vaccins zorgt opnieuw voor irritatie in Kamerdebat over mpox
Kwaadwillenden
Twee weken geleden liep een spoeddebat over het niet-doneren van de vaccins hoog op, nadat Agema naast ‘de veilige voorraad’ met een nieuw argument kwam: „kwaadwillenden die het virus bewust willen verspreiden”. Ze wees daarbij naar Rusland. Ook sprak Agema over het bestaan van een voorraad oudere eerstegeneratievaccins tegen pokken, die ook tegen mpox werken. Onduidelijk is hoeveel er daarvan zijn en of die nog bruikbaar zijn.
Mpox, voorheen bekend als apenpokken, wint na de uitbraak in de Democratische Republiek Congo in steeds meer landen terrein. Voor mensen met een slechte weerstand, zoals ouderen, zwangeren, kinderen en mensen met hiv, kan een infectie dodelijk zijn. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) riep half augustus de uitbraak uit tot internationale noodsituatie en vroeg andere landen vaccins te doneren. Voor de campagne zijn naar verwachting zo’n tien miljoen vaccins nodig, stelde de WHO.
Dit bericht is aangevuld met een reactie van minister Agema op de motie.
Lees ook
Het apenpokkenvirus werd geen epidemie door veiliger seks en vaccinatie
Het zit de inwoners van Gotham City nooit mee. De criminaliteit blijft maar stijgen, ondanks verwoede pogingen van de getormenteerde superheld Batman om de schurken die de stad teisteren aan te pakken.
Ook in The Penguin, een spin-off van de speelfilm The Batmanuit 2022, krijgt de stad het weer zwaar te verduren als er een bendeoorlog losbarst. De caped crusader is echter in geen velden of wegen te bekennen: in deze rauwe misdaadserie gaat alle aandacht naar een van zijn beroemdste vijanden.
In The Batman speelde Robert Pattinson de hoofdrol en was Colin Farrell te zien in een vermakelijk bijrol als Oswald ‘Oz’ Cobb, ook wel The Penguin genoemd. In die film was hij een nachtclubeigenaar en luitenant van maffiabaas Carmine Falcone.
Machtsvacuüm
Aan het begin van de serie is er een machtsvacuüm ontstaan in de onderwereld van Gotham: Falcone is dood en meerdere partijen proberen de drugshandel over te nemen. Ook Oswald ziet mogelijkheden: zijn geheime wapen is een nieuwe drug, genaamd Bliss. Hij moet het onder meer opnemen tegen Sofia Falcone (Cristin Milioti), de dochter van de overleden baas. Zij komt net uit de gevangenis en kiest niet voor de meest subtiele methodes om de oorlog te winnen. Oswald neemt tegelijk een jongeman onder zijn hoede: Victor, een soms stotterende jongeman uit een achterstandswijk van Gotham.
Net als de film kiest The Penguin voor een rauwe en uiterst serieuze aanpak: niemand heeft superkrachten, voor humor is amper ruimte, het geweld is bruut – een martelscène in de eerste aflevering zoekt de randjes al op. De serie heeft dan ook meer weg van een maffiadrama dan van een superheldenverhaal.
Showrunner Lauren LeFranc leent daarbij elementen uit allerlei klassiekers uit dat genre. The Godfather en Goodfellas lijken inspiratiebronnen, maar vooral de vergelijking met de serie The Sopranos (ook van kwaliteitsplatform HBO) valt niet te vermijden. Oswald ziet eruit als een verknipte versie van Tony Soprano. De menselijkheid en de gelaagdheid van The Sopranos ontbreken evenwel in The Penguin.
Farrell is wederom onherkenbaar: het gezicht van de Ierse acteur zit verstopt onder lagen make-up en protheses. Hij doet zijn best om een gedenkwaardig figuur neer te zetten met een typisch New Yorks maffia-accent. Het is een rol waarin hij niet kan terugvallen op zijn filmsterren-charme, en dat vond Farrell ongetwijfeld een leuke uitdaging. Als bijrol in de film werkte zijn personage ook prima, maar voor een serie blijft zijn Penguin te oppervlakkig. Pogingen om hem diepgang te geven slagen niet echt. Hij werd door zijn klompvoet vroeger al gepest en ‘pinguïn’ genoemd, heeft ingewikkelde band met zijn dementerende moeder en schreeuwt om erkenning.
De serie begint meer te leven als Cristin Milioti tegenover Farrell staat als grootste rivaal in de onderwereld. Ook zij zoekt erkenning en pakt en jaagt zonder wroeging kogels door de hoofden van machtige mannen. Sofia lijkt het ene moment zelfverzekerd en snoeihard, het andere moment staat ze op het randje van een zenuwinzinking. Milioti geeft de serie een speelse energie die de serie verder node mist. Toch is ook haar personage ook niet interessant genoeg voor de acht afleveringen die vaak een uur of meer duren. Het tempo ligt te laag, de verwikkelingen zagen we al veel vaker in andere, en betere, maffiadrama’s.
Duisternis en lol
Hoewel de serie de sfeer van The Batman leent, missen de afleveringen de visuele flair van de regisseur van die film, Matt Reeves – hij is alleen als producent bij The Penguin betrokken. Iets meer lol en verwijzingen naar de geschiedenis van de Batman-verhalen zou de serie verder goed gedaan hebben. Nu lijken de makers zich bijna te schamen voor connectie met kleurrijke over the top-elementen. Een recente animatieserie, Batman: Caped Crusader, wist de balans tussen duisternis en lol beter te vinden.
De grootste handicap van The Penguin is het ontbreken van Batman. De afwezigheid van Gothams misdaadbestrijder wordt niet benoemd – voor hem zijn de ontwikkelingen in deze serie blijkbaar niet belangrijk genoeg. Waarom kijkers er dan wél tijd in moeten steken wordt niet geheel duidelijk.
President Pieter Duisenberg van de Rekenkamer had zich voorgenomen het kabinet niet alleen te overladen met kritiek, maar óók te complimenteren. Dus geeft Duisenberg in een eerste evaluatie van de op Prinsjesdag gepresenteerde begrotingen eerst een schouderklop: het is duidelijk hoe het geld verdeeld is en waaraan het besteed wordt.
Maar verder is de Rekenkamer behoorlijk kritisch in de dinsdagmiddag naar de Tweede Kamer gestuurde brief. De doelen van het kabinet zijn vaak niet of alleen vaag geformuleerd. In de begroting van Volksgezondheid, Welzijn en Sport staat bijvoorbeeld: „Kinderen in Nederland groeien veilig op”. Justitie en Veiligheid wil een veiligere samenleving „met behulp van een goed functionerende politie”. Maar wat dit betekent in de praktijk blijft onduidelijk.
En over de risico’s en onzekerheden bij het uitvoeren van de plannen heeft de Rekenkamer nóg meer vragen. Deze zijn vaak niet, of in ieder geval niet duidelijk, in beeld gebracht. „Het kabinet laat niet goed zien waar het voor staat en wat het wil bereiken en hoe”, zegt Rekenkamerpresident Duisenberg telefonisch in een toelichting.
Hij benadrukt het belang van die doelen en uitvoerbaarheid. Bij de verbouwing van je keuken maak je van tevoren ook een bouwtekening en begroting, aldus Duisenberg. Afhankelijk van de kwaliteit van de tekening en de begroting blijkt of je uiteindelijk tevreden bent met de keuken. „Je geeft je aannemer ook geen zak met geld, en zegt: ik wil een nieuwe keuken.”
In mei beoordeelt de Rekenkamer of een kabinet het geld goed heeft uitgegeven. Als hulp daarbij presenteert de Rekenkamer een week na Prinsjesdag een analyse van de kabinetsplannen. De belangrijkste vragen: zijn de geldstromen in de begrotingen goed te volgen, zijn de doelen duidelijk geformuleerd, en hoe uitvoerbaar zijn de plannen?
Onzekere bezuinigingen
In het regeerakkoord wordt sterk ingezet op beperking van de instroom en bezuiniging op de kosten voor asiel. Of dit minister Marjolein Faber (Migratie, PVV) gaat lukken, is volgens Duisenberg de vraag. De afgelopen jaren zijn de kosten van asiel 21 van de 23 keer hoger uitgevallen, constateerde de Rekenkamer al eerder. Dit kabinet lijkt dezelfde fout te gaan maken. De uitgaven aan asiel dalen vanaf 2027 flink, stelt het ministerie. Maar de prognoses van het verwachte aantal asielzoekers dalen een stuk minder hard. „Het kabinet kijkt stelselmatig weg van hoe de werkelijkheid werkt”, oordeelt Duisenberg. Dat wegkijken geldt bijvoorbeeld ook voor de verbouwing van het Binnenhof, die vele malen duurder uitvalt dan oorspronkelijk was begroot.
Je geeft je aannemer ook geen zak met geld, en zegt: ik wil een nieuwe keuken
Een andere onzekere bezuiniging is die op ambtenaren. Vanaf 2025 moet het aantal rijksambtenaren met 22 procent omlaag. Duisenberg ziet onvoldoende hoe die bezuiniging concreet uitwerkt. Bovendien bezuinigt het kabinet ook op uitvoeringsorganisaties, tegen eerdere beloften in. Duisenberg noemt bijvoorbeeld de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Ook organisaties in de asielketen, zoals de IND en het COA, krijgen fors minder geld. In 2025 geeft de overheid nog 816 miljoen euro uit aan de IND, dat wordt 267 miljoen euro in 2028. Opvallend, vindt Duisenberg, want de voorspelde instroom daalt veel minder hard.
Bij landbouwminister Femke Wiersma (BBB) ziet Duisenberg ook problemen opdoemen. Zij zet vooralsnog de plannen van haar voorganger voort, maar kan geen aanspraak maken op het door het vorige kabinet opgerichte fonds van 20,5 miljard euro om bijvoorbeeld boeren die willen stoppen uit te kopen. In de begroting staat niet hoe ze boeren wel wil helpen. De Europese afspraken blijven gewoon staan.
Deze week maakte het CBS bekend dat het kabinet in 2024 vooralsnog juist geld overhoudt, in plaats van tekortkomt. Belangrijke reden: krapte op de arbeidsmarkt, waardoor er geen mensen te vinden zijn om kabinetsplannen uit te voeren. Duisenberg ziet dat dit risico ook voor dit kabinet groot is. Plannen genoeg, maar wie voert ze uit?
Nieuwe ministeries
Het kabinet-Schoof heeft drie nieuwe ministeries in het leven geroepen, waaronder die voor Asiel en Migratie. Wat de Rekenkamer daarbij opvalt: op de begrotingen van de nieuwe ministeries is nog geen personeel ingeboekt. De ministeries hebben ook nog geen eigen financiële afdelingen, schrijft de Rekenkamer, en blijft daarmee voor financieel beleid afhankelijk van andere ministeries. Dat kan botsende belangen opleveren.
Duisenberg weet als voormalig Kamerlid óók: scherpe doelstellingen kunnen ministers politiek kwetsbaar maken, als ze daar door de Tweede Kamer vervolgens hard op worden afgerekend. Dus mochten er uiteindelijk toch scherpere doelstellingen in de begroting belanden, dan adviseert hij de Tweede Kamer: „Gebruik die doelstellingen om te kunnen kijken wat je ervan kan leren.”
Een kabinet begint altijd met het bedenken van nieuwe plannen, maar eigenlijk is minstens zo belangrijk om te bedenken: waar wil je mee stoppen? Wat wil je beter doen? Daarvoor vraagt het kabinet evaluaties aan, ook bij de verantwoordelijke departementen. Alleen luistert de politiek daar lang niet altijd naar, ziet de Rekenkamer. Duisenberg wijst daarbij bijvoorbeeld op de eigenwoningregeling, beter bekend als de hypotheekrenteaftrek, en de landbouwvrijstelling. Dankzij deze vrijstelling hoeven boeren geen belasting te betalen over de winst die ze maken als ze eigen grond verkopen. Beide regelingen kwamen negatief uit evaluaties, maar worden niet aangepakt.
Een week geleden lag hij nog nietsvermoedend te soezen in de Nederlandse nazomerzon, in Dierenpark Hoenderdaell. Maar afgelopen weekend zette de 9-jaar oude Kuma voor het eerst voet in Kazachstan, samen met zijn buurvrouw Bohdana (12). De twee Siberische tijgers zijn de pioniers in een ambitieus project van het Wereld Natuur Fonds (WWF-NL) in samenwerking met de Kazachse overheid en Stichting Leeuw.
Voor het eerst vindt er herintroductie plaats van tijgers in een land waar ze zijn uitgestorven. „Uit Kazachstan is de soort al ruim zeventig jaar verdwenen”, vertelt bioloog en sociaal geograaf Gert Polet, die vanuit WWF-NL vanaf het begin bij het project betrokken is. „Door illegale handel en stroperij, maar ook doordat hun leefgebied steeds kleiner werd.”
Tot voor kort ging het wereldwijd slecht met de tijger. Zó slecht zelfs dat er in 2010 in het gehele verspreidingsgebied – van Siberië in het noorden tot Indonesië in het zuiden – naar schatting nog zo’n 3.200 individuen rondliepen. Daarvan was de Bengaalse verreweg het algemeenst: daarvan waren er nog 2.700 in leven. (Officieel zijn er twee ondersoorten van de tijger: één op het Aziatische vasteland en één op de Indonesische eilanden, maar vaak wordt ook een geografische verwijzing gebruikt, zoals ‘Bengaals’ of ‘Siberisch’.)
Uit Kazachstan is de soort al ruim zeventig jaar verdwenen
In datzelfde jaar, niet geheel toevallig het Chinese Jaar van de Tijger, werd in Sint-Petersburg op een internationale bijeenkomst van regeringsleiders een doel gesteld: twaalf jaar later zou het aantal wilde tijgers wereldwijd verdubbeld moeten zijn tot 6.400. Dat aantal werd niet bereikt; in de zomer van 2022 bleef de teller steken op 5.574. „Een grote stap in de goede richting, maar we wilden progressiever zijn”, zegt Polet. „Met alleen behouden wat we hebben gaan we het niet redden. Het is essentieel om nieuw leefgebied te creëren en voormalig leefgebied te herstellen.”
Dat laatste is nu gebeurd in natuurreservaat Ili-Balkasj, in het zuidoosten van Kazachstan. „Dat is door de overheid zes jaar geleden uitgeroepen tot beschermd natuurgebied, ongeveer zo groot als de provincie Gelderland, en sindsdien is het ecosysteem door het WNF in samenwerking met de lokale bevolking hersteld”, aldus Polet. „Door het reservaat stroomt de Ili-rivier, die uitmondt in het Balkasjmeer, en onder meer door verandering in landgebruik was de hydrologie veranderd en waren de rivierbossen langs de oevers grotendeels verdwenen. Die hebben we opnieuw aangeplant. Daarnaast hebben we de stroperij op wilde zwijnen – de belangrijkste prooidieren van de tijgers – teruggedrongen.”
Ook andere prooien, zoals het bukhara-hert, de kropgazelle en de wilde ezel, zijn de afgelopen jaren geherintroduceerd in het reservaat. Die planten zich gestaag voort, en verspreiden zich over een steeds groter gebied, blijkt uit onderzoek met gezenderde dieren.
Foto’s WWF
Even wennen
In Ili-Balkasj zal de temperatuur de komende maanden tot ver onder het vriespunt dalen – iets waar de tijgers, beide geboren in gevangenschap, nog geen ervaring mee hebben. Toch maakt verzorger Sandra Kuijmans van Stichting Leeuw zich geen zorgen, vertelde ze vorige week daags voor vertrek van de twee dieren tijdens een rondleiding achter de schermen. „Het zal wel even wennen zijn voor ze, maar het zijn Siberische tijgers, ze zijn er op gebouwd.”
Van oorsprong leefden er Kaspische tijgers in Kazachstan, maar die zijn wereldwijd uitgestorven. „De Siberen komen er qua grootte en vacht het dichtst bij in de buurt. Ze zijn het grootst van alle tijgers, en ook het meest op hun hoede.”
Bohdana bevond zich tijdens het bezoek aan het dierenpark in Anna Paulowna binnen in quarantaine, Kuma zat in zijn buitenverblijf en liet zich loom bewonderen; af en toe hief hij zijn staart en voorpoot op om een vlieg weg te slaan. „De afgelopen weken heeft iedereen hier steeds een mondkapje gedragen, want hij zat weliswaar buiten maar moest óók in quarantaine.” Bohdana is schuwer dan Kuma. „Als we haar op de ochtend van vertrek nog naar binnen hadden moeten lokken, dan waren we uren bezig geweest.”
Kuma bracht de eerste jaren van zijn leven door in een klein dierenpark in Milaan, en kwam in 2017 terecht bij Stichting Leeuw – het opvangcentrum voor grote katachtigen in Dierenpark Hoenderdaell. Hij werd de favoriete buurman van Bohdana, die in 2013 als welpje van 9 maanden oud bij de stichting terechtkwam vanuit Duitsland. „Door de tralies van hun verblijven heen speelden ze regelmatig met elkaar.”
Kuma en Bohdana wennen eerst aan hun nieuwe leefomgeving in een tijdelijke omheining. Daarna worden ze overgeplaatst naar hun uiteindelijke verblijf.
Foto’s: WWF
In Kazachstan komen de twee bij elkaar in één verblijf, zodra ze gewend zijn aan hun nieuwe woonplek en Bodhana krols wordt. „Dat samenwonen is tijdelijk, totdat er succesvol gepaard is. Daarna gaat Bohdana naar een nog groter verblijf met haar welpen. Zij kan ze dan langzaamaan trainen voor hun leven in het wild”, aldus Kuijmans. Want ook al is er sprake van een herintroductie, Kuma en Bohdana worden zelf níét losgelaten in het reservaat.
„We proberen de dieren bij Stichting Leeuw zo te houden, dat ze zoveel mogelijk hun natuurlijke gedrag uit kunnen oefenen – zo hebben we een jaagsimulator, waarbij we met een joystick de prooien in het rond bewegen, en kunnen bezoekers alleen door kleine kijkgaten of gespiegeld glas kijken. Maar het blijven opvangdieren met een eigen geschiedenis en karakter.” In het Kazachse verblijf komen de welpjes zo min mogelijk met mensen in contact; het dichtstbijzijnde dorpje ligt op vier uur rijden.
Voor de genetische diversiteit zullen er de komende jaren andere ‘foktijgers’ bij moeten komen. „Het doel is dat we tegen 2035 een gezonde populatie van zo’n vijftig tijgers hebben”, zegt Polet. „En in het uitgestrekte, dunbevolkte gebied rondom het reservaat zou volgens modelberekeningen plaats zijn voor nog eens vijftig tijgers.”
Buiten hun leefgebied
Een risico zou kunnen zijn dat het op den duur té goed gaat met de tijgers, en dat Ili-Balkasj te klein voor ze wordt, waardoor de dieren buiten de grenzen van hun leefgebied naar prooien gaan zoeken. Niet ondenkbaar: in Zuid-Nepal was er in het nationale park Bardiya enkele jaren geleden een soortgelijk probleem. Het reddingsplan voor de tijger was daar zo succesvol dat het ecosysteem uit balans raakte en de tijgers meer en meer bewoonde gebieden introkken, op zoek naar voedsel.
Op initiatief van de Himalayan Tiger Foundation kwam vervolgens een samenwerkingsverband tussen Nederlandse en Nepalese wetenschappers tot stand om de balans te herstellen. Zo is daar nu het plan ontstaan om een Aziatische rundersoort, de gaur, in Bardiya te herintroduceren, en daarmee het voedselaanbod voor de tijgers te vergroten.
„Zo’n vaart loopt het bij ons vooralsnog niet”, zegt Polet. „Maar we houden ons zeker bezig met die vraag. Je moet er wel op voorbereid zijn, en bedenken: wat voor beheer gaan we dan toepassen? Op zoek naar nieuwe gebieden waar we ze heen kunnen brengen bijvoorbeeld. Bovendien zijn we een compensatiekudde aan het opzetten: als een koe wordt gepakt door een tijger, kan de boer daaruit een nieuwe krijgen.”
De bewoners zijn enthousiast over de komst van de tijgers, ook omdat het toeristen zou kunnen aantrekken
Daarnaast is een lokale tijgerbrigade opgeleid, om de kans op mens-dierconflicten te minimaliseren. „De bewoners van de omringende dorpen zijn van meet af aan bij het project betrokken geweest. Zij zijn enthousiast over de komst van de tijgers, ook omdat het toeristen zou kunnen aantrekken.”
De aanloop naar de herintroductie verliep niet zonder slag of stoot: zo brak er regelmatig brand uit in het gebied. „Inmiddels hebben we daarom ook brandbrigades opgezet.” Aanvankelijk heerste ook de angst voor ziektes. „We waren heel beducht op de varkenspest in Zuidoost-Azië. Bij Vladivostok is daardoor het hele prooibestand eraan gegaan. Gelukkig is onze wildezwijnenpopulatie helemaal schoon.”
De tijgers zelf zijn inmiddels volop aan het wennen in Kazachstan, na een lange tocht in transportkisten: vanuit Anna Paulowna per auto naar Frankfurt, vanuit daar per vliegtuig naar Almaty en van dááruit tot slot per helikopter naar Ili Baskaj. „Die hele reis gaat zonder verdoving”, aldus Kuijmans. „Je kunt een dier niet zo lang verdoofd houden en verdoven brengt altijd een risico met zich mee. Ze kunnen elkaar onderweg wel horen en ruiken. Dat werkt geruststellend.”
„Het was een project van de lange adem en ik ben trots dat we hebben doorgezet”, zegt Polet. „Maar uiteindelijk ben ik pas écht opgelucht als Kuma en Bohdana hun eerste jongen krijgen.”