Minder vlees in het boodschappenmandje en meer plantaardige vervangers in de schappen

Vleesconsumptie Supermarkten verkopen minder vlees en bieden meer alternatieven aan. De achterliggende redenen lopen uiteen. „Het gaat echt niet alleen om principes rondom milieu en dierenwelzijn.”

Een schap met vleesvervangers bij een Plus supermarkt.
Een schap met vleesvervangers bij een Plus supermarkt.

Foto Dirk Hol/Novum

Nederlanders kopen minder vlees in de supermarkt, terwijl de markt voor vleesvervangers uitbreidt. Woensdag maakte Wakker Dier bekend dat de verkoop van vlees in supermarkten in 2022 zeven procent lager lag dan in het jaar ervoor. Daarmee komt de overstap van dierlijke naar plantaardige eiwitbronnen langzaam dichterbij, aldus de stichting.

„We zitten nu op ongeveer 60 procent dierlijke eiwitten”, vertelt Collin Molenaar, woordvoerder bij Wakker Dier. De organisatie hoopt dat de daling in vleesverkoop doorzet, zodat in 2030 nog maar 40 procent van de eiwitten die de gemiddelde Nederlander consumeert uit dierlijke bronnen komen. Naast dierenwelzijn benadrukken voorstanders van een dergelijke overstap dat dierlijke producten een grotere impact hebben op milieu en klimaat.

Kassascandata

De daling van zeven procent die WakkerDier signaleert, is gebaseerd op eigen onderzoek naar kassascandata van nagenoeg alle Nederlandse supermarkten, gekocht van marktonderzoeksbureau Circana. Op dat cijfer is wel één en ander aan te merken. Zo gaat het alleen om verse vleesproducten, en niet om bijvoorbeeld vlees in maaltijdsalades. Bovendien golden er in 2021 meer coronabeperkingen dan in 2022. Daardoor deed men sowieso meer boodschappen, omdat buiten de deur eten geen optie was. De verkoop van vlees door supermarkten mag in 2022 dan gedaald zijn, maar wel vanaf een „buitengewoon hoog niveau”, zegt Hans Dagevos, onderzoeker consumentengedrag aan de Universiteit Wageningen.

Daarmee wil Dagevos niet zeggen dat de bevindingen van Wakker Dier niet kloppen. Zelf onderzoekt hij in opdracht van Wakker Dier de vleesconsumptie door te kijken naar de totale hoeveelheid vlees die in Nederland circuleert. Dat is dus inclusief restaurants, die buiten de cijfers van Wakker Dier vallen. Het onderzoek van Dagevos laat een langzamere maar wel dalende trend in vleesconsumptie zien, bijna vier procent in 2021 ten opzichte van 2009.

Dat de vleesconsumptie slechts langzaam afneemt, is niet onbegrijpelijk, stelt de onderzoeker. Volgens Dagevos is vlees eten voor veel mensen praktisch, en een „vastgeroeste gewoonte”. Bovendien wordt vlees nog altijd geassocieerd met „verwennerij, luxe, en mannelijkheid”. Ook blijven veel mensen vlees zien als een belangrijk voor een gezond dieet.

Tegelijkertijd komt de groeiende vraag naar een plantaardig alternatief óók deels uit de gezondheidshoek, aldus Dagevos. Dan gaat het met name om mensen die minder rood vlees willen eten. Ook is er steeds meer aandacht voor en onderzoek naar het klimaat, en hoe de consumptie van vlees bijdraagt aan de uitstoot van broeikasgassen, landverbruik, en waterverbruik. Maar „het gaat niet altijd alleen maar om principes rondom milieu en dierenwelzijn”. Vlees is duurder geworden, onder andere door de stijgende veevoerprijzen. Ook dat drukt de verkoop.

Maatschappelijk besef

Veel supermarkten hebben de afgelopen jaren minder vlees en meer vleesvervangers opgenomen in hun assortiment. De redenen hiervoor lopen uiteen. Zo ervaren ze gedeeltelijk druk van buitenaf, mailt Rob Morren, marktanalist voeding bij ABN Amro. Denk daarbij aan EU-wetgeving, waardoor supermarkten en leveranciers de komende jaren transparanter moeten zijn over duurzaamheid. Daarnaast groeit het maatschappelijk besef dat supermarkten invloed hebben op de verduurzaming van het wereldwijde voedselsysteem. En dan is er nog interne druk: „Jonge mensen die zeggen: ik wil niet bij een bedrijf werken dat geen aandacht aan verduurzaming schenkt”.

Op verse vleesproducten zit een marge van een paar procent. Op vleesvervangers zijn dat enkele tientallen procenten

Supermarkten kunnen ook flink verdienen aan vleesvervangers. „Op verse vleesproducten zit een marge van een paar procent. Op vleesvervangers zijn dat enkele tientallen procenten”, aldus Morren. Ondertussen maken schaalvoordelen de productie van vleesvervangers goedkoper.

Voor het daadwerkelijk verduurzamen van het assortiment en het vergroten van het aandeel plantaardige alternatieven, is het aantrekkelijk aanbieden van vleesvervangers volgens Morren erg belangrijk. „Prijspromoties bijvoorbeeld, maar ook het verwerken van plantaardig gehakt in menusuggesties voor klanten.”

Over het algemeen is de markt voor vleesvervangers de afgelopen jaren volwassener geworden, zegt de marktanalist. Een breder en smakelijker aanbod, goedkope huismerken. „Dat trekt consumenten aan die kijken naar het lekkerste assortiment huismerk vleesvervangers, tegen een goede prijs.”

Hoewel de vleesverkoop licht daalt, blijft deze belangrijk voor supermarkten, zegt Morren. „Het aandeel vleesvervangers ten opzichte van de totale vleesconsumptie is relatief klein.” Ook is de prijs van vlees voor consumenten volgens Morren nog altijd „een motief in de keuze voor een bepaalde supermarkt, net zoals bijvoorbeeld de kwaliteit van de broodafdeling.”

Bovendien omarmt nog niet elke consument de vleesvervanger volledig. Onder andere smaak en twijfels over het duurzaamheidsgehalte spelen daarin een rol. Toch ziet Morris ze niet meer uit de schappen verdwijnen. „Dat zou maatschappelijk gezien de wenkbrauwen doen fronsen. Er is voor supermarkten eigenlijk geen weg terug.”