Grote bedrijven gebruiken nog nauwelijks hun bonussen voor topbestuurders om verduurzaming aan te jagen. Dat blijkt uit onderzoek door accountantskantoor KPMG. Het bonusbeleid kan groener, signaleert het kantoor. „Als je het in je portemonnee voelt, wordt het vanzelf belangrijker”, zegt Mark Vaessen, internationaal hoofd duurzaamheidsverslaggeving bij KPMG en voorzitter van de Europese belangenorganisatie van accountants.
KPMG bekeek de verslagen van de vijftig grootste bedrijven van Nederland over het boekjaar 2022. Bedrijven zijn verplicht daarin te vertellen hoeveel de hoogste bestuurders verdienen en waar dat op is gebaseerd.
Bij een op de vijf grote bedrijven heeft verduurzaming geen enkele impact op de bonussen van de top. Bij de rest speelt duurzaamheid wel een rol in het bonusbeleid, maar zijn financiële doelstellingen (zoals meer winst) veruit het belangrijkst. Financiële prestaties zijn bijna altijd goed voor 80 procent of meer van de bonus.
„Duurzame transformatie kan alleen plaatsvinden als deze wordt gedreven door degenen aan de top van het bedrijf”, aldus het accountantskantoor. Vaessen licht toe: „Stel: een bestuurder heeft als doelstelling – die zijn bonus medebepaalt – dat zijn bedrijf minder CO2 gaat uitstoten. Dan legt de bestuurder die doelstelling ook op aan de managers die aan hem rapporteren. Zo’n target wordt zo als het ware naar beneden gedrukt, het bedrijf in. Zo krijg je het vliegwiel aan de gang.”
Onvolledig beeld
Wat viel KPMG nog meer op? Als verduurzaming al een rol speelt in het bonusbeleid van een groot bedrijf, worden bestuurders slechts beoordeeld op een beperkt aantal maatstaven. Die geven een onvolledig beeld van verduurzaming en sociaal beleid; het gaat bijvoorbeeld alleen om reductie van een klein deel van de CO2-uitstoot. Of alleen om de man/vrouw-verhouding aan de top, en niet om biodiversiteit, milieuschade of culturele diversiteit.
Zo blijkt dat, als bonussen gekoppeld zijn aan het doel CO2 te reduceren, het vaak uitsluitend gaat om de uitstoot van het bedrijf in scope 1 en 2. Dit betreft zaken als autoritten van het personeel naar het kantoor, of in hoeverre het hoofdkantoor een ‘groen’ energiecontract heeft.
Maar de meeste uitstoot zit doorgaans in scope 3, de vervuiling door toeleveranciers (denk staal voor de bouwsector) en klanten (auto’s die rijden op benzine van Shell). Zo kwam winkelketen HEMA er achter dat zijn ‘indirecte’ scope 3-uitstoot veertien keer zo hoog is als de eerste twee scopes samen. Bij bouwbedrijf BAM was de uitstoot in scope 3 zelfs 37 keer zo groot.
Uit het onderzoek van KPMG blijkt dat in 2022 slechts een op de vijf grote bedrijven scope 3 meenam in het beloningsbeleid. Terwijl, zegt Vaessen, die bij de meeste bedrijven meer dan 90 procent van de CO2-impact bepaalt. „Het is dus ook de grootste uitdaging die te verkleinen.”
Lees ook
Onder nieuwe ‘anti-wegkijkwet’ moeten grote bedrijven een klimaatplan maken, juristen spreken van ‘aardverschuiving’
KPMG noemt zelf geen bedrijfsnamen en ook de onderzoeksresultaten zijn anoniem. NRC pakte daarom de openbare jaarverslagen van beursgenoteerde bedrijven over boekjaar 2023 en deed een steekproef. Daaruit bleek bijvoorbeeld dat biergigant Heineken wel scope-3-uitstoot meet, maar die niet meeweegt in het bonusbeleid van de top. Reductie van scope 1 en 2 kan de top van de brouwer financieel wel voordeel opleveren. Aalberts, een gigant in elektrische en elektronische apparatuur, schrijft in z’n jaarverslag uitgebreid over duurzaamheid, „sinds 1975 een zorg van het bedrijf”. Toch is geen concrete doelstelling voor CO2-reductie terug te vinden bij het beschreven bonusbeleid. Het bedrijf wil daarover geen nadere uitleg verschaffen.
Snelle doelen
Een ander punt van kritiek is dat bijna een derde van de onderzochte bedrijven alleen doelen stelt voor de korte termijn, maximaal een jaar. Terwijl verduurzaming, aldus KPMG, „onvermijdelijk een zaak is van de lange termijn”.
Verder valt de discrepantie op tussen publiekelijk aangekondigde duurzaamheidsambities van bedrijven en de criteria in hun bonusbeleid. Zo zijn er maar weinig bedrijven die thema’s als circulariteit, biodiversiteit of mensenrechten meenemen in hun beloningsbeleid, ook niet als ze die in hun jaarverslag belangrijk noemen. Negentien van de vijftig bedrijven schrijven in hun verslag dat materiaalverbruik of circulaire economie een belangrijk thema is, slechts acht koppelen het onderwerp aan de bonussen.
Vaessen vermoedt dat dit deels komt doordat bedrijven zulke onderwerpen lastig vinden om te meten en in concrete doelen uit te drukken. „Biodiversiteit is daar een voorbeeld van. Wat is nou precies de impact van een bedrijf op de natuur? Als dat nog wat vaag is, is het moeilijker daar een grote doelstelling aan te hangen.”
Fagron, leverancier van medicijnen en grondstoffen aan apothekers, zegt op zijn website dat „ESG [Environmental, Social, Governance] tot de kern hoort van onze activiteiten en strategie”. Toch woog het bedrijf in boekjaar 2022 duurzaamheid niet mee in het bonusbeleid. Vanaf 2023 kregen bestuurders en hoger management tot 20 procent van hun bonus op grond van ESG-prestaties.
Dat moet elk jaar iets ambitieuzer worden, vertelt Céline Caveye, hoofd human resources. „We vonden 20 procent voor nu passend om bewustzijn te creëren. Je moet ook niet ineens in de overdrive gaan, het gaat om een mentaliteitswijziging. Als mensen zeggen: dat kunnen we toch niet halen, dan gooien ze snel de handdoek in de ring.”
Vooralsnog kijkt het bedrijf voor de bonussen alleen naar uitstoot in scope 1 en 2. Daarnaast is dit jaar health & safety belangrijk gemaakt, wat bijvoorbeeld de veiligheid moet bevorderen voor medewerkers die met gevaarlijke stoffen werken. In principe worden elk jaar nieuwe langetermijnthema’s toegevoegd.
Diversiteit
Op het sociale vlak beloont een aantal bedrijven hun top voor een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in het hoger management. Bonussen koppelen aan bredere maatstaven zoals gelijke beloning voor mannen en vrouwen of culturele diversiteit, komt echter vrijwel niet voor.
Het bonusbeleid van Wolters Kluwer is in dit opzicht bijzonder. Bij de uitgever telt de belonging-score mee voor de bonus van het bestuur. Deze score geeft aan „in hoeverre werknemers geloven dat ze hun authentieke zelf naar het werk kunnen brengen en geaccepteerd worden”. Jaarlijks wordt hiervoor onderzoek onder medewerkers gedaan naar diversiteit, gelijkheid, inclusie en saamhorigheid. Wolters Kluwer noemt deze beoordeling „breder en betekenisvoller dan een smallere maatstaf, zoals het percentage vrouwelijke managers”.
Kanttekening daarbij is dat de belongingscore sámen met een maatstaf voor energiebezuiniging én een voor computerveiligheid slechts 10 procent van de bonus bepaalt. Volgens interne criteria zou dat 20 procent mogen zijn, maar de uitgever gelooft dat beleggers dat niet willen. „We overleggen regelmatig met onze aandeelhouders over de remuneratie [bonussen] en we merken dat een aanzienlijk deel van hen op dit moment voorstander is van een weging van 10 procent.”
Waterput
Volgens KPMG is „tot op zeker hoogte te verwachten” dat duurzaamheid nog maar mondjesmaat een rol speelt in het beloningsbeleid. Dat komt doordat „veel bedrijven” nog aan het evolueren zijn van „de oude wereld waar verantwoord ondernemen” veeleer een reputatiekwestie was naar „de nieuwe wereld waar duurzaamheid een zakelijke noodzaak” is, aldus het accountantskantoor.
Vaessen: „Vroeger vonden bedrijven het voldoende om te zeggen: wij graven waterputten in Afrika en doneren geld voor goede doelen. Dan vonden ze zichzelf verantwoordelijk bezig. Dat is nu anders. Duurzaamheid richt zich niet meer alleen op reputatiemanagement. We zien bijvoorbeeld sustainability officers in raden van bestuur terechtkomen. Het onderwerp wordt chefsache. Ik denk dat het beloningsbeleid die trend gaat volgen.”
Nieuwe regels kunnen helpen. Over dit boekjaar moeten grote, beursgenoteerde bedrijven al veel uitgebreider over klimaat, milieuvervuiling en sociaal bestuur rapporteren. Dat regelt een onlangs ingevoerde Europese accountancy-richtlijn, de CSRD.
Lees ook
Verplicht duurzaamheidsverslag vraagt veel van bedrijven en accountants: ‘Bedrijven krijgen er hoofdpijn van’
Vaessen: „De nieuwe wetgeving wil bedrijven meer laten verantwoorden hoe duurzaam ze werkelijk zijn. Ook vraagt ze expliciet te benoemen hoe je duurzaamheidsfactoren meeweegt in je beloningsstructuur. Bedrijven die nu nog niks doen met duurzaamheid in hun beloning, moeten daar straks onder de CSRD op reflecteren in hun jaarverslag. Dat zal de druk verhogen om meer met duurzaamheid te doen in het bonusbeleid. Anders kunnen beleggers en ngo’s vragen waarom je alleen maar stuurt op financiële zaken.”
Groene en financiële doelen lijken strijdig met elkaar, maar dat zijn ze niet, zegt Vaessen. „Verduurzaming kan je toekomstige inkomsten bepalen, en bepaalt nu al mede je marktwaarde. Duurzaamheid is óók financieel belangrijk.”