Minder achterkamertjespolitiek bij een extraparlementair college

Collegevorming in de provincies Ook in in provincies kan een extraparlementair college een alternatief zijn. Minder achterkamertjespolitiek, leren Limburgse ervaringen, maar ook instabieler.

Installatie afgelopen maart van de Provinciale Staten in Limburg in het provinciehuis in Maastricht.
Installatie afgelopen maart van de Provinciale Staten in Limburg in het provinciehuis in Maastricht. Foto Jean-Pierre Geusens/ANP

In de twaalf provincies wordt na de verkiezingen volop aan elkaar gesnuffeld. Verkenners en informateurs bekijken wat bestuurlijk mogelijk is. Een normale coalitie met een door een meerderheid van de Statenleden onderschreven akkoord voor de komende vier jaar ligt voor de hand. Anders kan worden teruggevallen op andere opties.

„In gemeenten zie je de afgelopen jaren – onder meer onder invloed van de toenemende versplintering – allerlei vormen ontstaan”, ziet Gert-Jan Leenknegt, universitair hoofddocent publiek recht en bestuur aan de Universiteit Tilburg. „Raadsbrede akkoorden, zakencolleges en extraparlementaire colleges.” In die laatste vorm worden meerderheden per thema gevormd. Partijen leveren wel gedeputeerden.

Landelijk is het kabinet-Den Uyl (1973-1977) het laatste dat deels extraparlementair was. Van de meeste partijen steunden de Tweede-Kamerfracties de kabinetsdeelname, een regeerakkoord lag er niet.

Leenknegt onderzocht met een collega van de Universiteit Tilburg het functioneren van de extraparlementaire colleges in Limburg. De provincie kreeg te maken met een bestuurscrisis na diverse integriteitsaffaires. Alle zeven gedeputeerden en de gouverneur traden af. Enkele maanden later gevolgd door een overstroming. „Uitzonderlijke omstandigheden, je kunt ook zeggen dat het extraparlementaire construct tot het uiterste werd getest.”

De onderzoekers constateerden dat extraparlementaire colleges bij crisissituaties wankeler zijn dan meerderheidscoalities: „De dynamiek is onvoorspelbaarder, het verantwoordelijkheidsbesef is kleiner. Het zittende college is eigenlijk van niemand.”

Lockdowns

De lockdowns en andere coronamaatregelen hielpen niet. „Informeel iemand aan de jas trekken was er gedurende langere periodes niet mogelijk. Dat maakt het allemaal stroever.”

In normale tijden waarin meer mogelijk is, moeten extraparlementaire bestuurders maar ook volksvertegenwoordigers veel energie steken in hun onderlinge relaties. „Het voordeel is dat het dualisme meer ruimte krijgt en ook kleinere fracties af en toe een grote inbreng kunnen hebben.”

Marlou Jenneskens, fractievoorzitter van D66 in de PS , noemt het in 2019 aangetreden extraparlementaire college „een noodgreep van CDA en VVD om in Limburg met Forum en de PVV te kunnen regeren”. Spil was CDA-gedeputeerde Ger Koopmans, een politicus met veel lokale, regionale en landelijke politieke ervaring. Hij was ook een van de formateurs.

Het college zou op zoek gaan naar wisselende meerderheden. Volgens Marcel Thewissen, de afgelopen vier jaar Statenlid, stond niet iedereen er open voor. „Bij het eerste college voelden partijen als GroenLinks en D66 zich niet vertegenwoordigd en werd vrijwel alles aangegrepen om de gedeputeerden weg te krijgen. Dat zorgde voor een nare energie.”

Antisemitische uitspraken

Hij werd in 2019 gekozen, maar brak eind 2020 met drie anderen met die partij na antisemitische uitspraken binnen de jongerentak van Forum. Ze gingen verder als Samen Voor Limburg. „Bij het tweede extraparlementaire college, wat linkser van samenstelling, waren dezelfde partijen opeens de grootste cheerleaders.”

Dat college trad aan na de bestuurscrisis. Waarnemend gouverneur Johan Remkes (VVD), een tijdlang het eenmansbestuur van de provincie Limburg, zocht hoogstpersoonlijk de gedeputeerden bij elkaar.

Thewissen vond de experimenten geslaagd. „Het zorgt voor minder achterkamertjes. En omdat je voor meerderheden met iedereen door één deur moet kunnen, is iedereen genoodzaakt om goede relaties met elkaar te onderhouden. Los van ideologie betekende het in de praktijk dat wij af en toe met de Partij voor de Dieren of de SP meestemden of zij met ons.”

Jenneskens zag dat ook gebeuren. Ze vindt werken met extraparlementaire colleges „transparanter. In het laatste, voorlopig nog zittende extraparlementaire college zit een D66-gedeputeerde met wie we wel eens zaken afstemden, maar woonde nog nooit een fractievergadering bij. Het debat vindt plaats waar het moet plaatsvinden, in de Staten en niet achter gesloten deuren. Het is herleidbaarder waarom besluiten worden genomen zoals ze genomen worden.”

Bij parlementaire colleges is volgens Jenneskens vanwege „opgelegde kadaverdiscipline” vaak sprake van „best wel lelijke politiek. Woordvoerders spreken met meel in mond, omdat ze iets verdedigen waar ze eigenlijk niet helemaal achter staan, maar wat ze moeten steunen, omdat het nu eenmaal in het coalitieakkoord staat. Bij extraparlementaire colleges gaat alles er dualistischer aan toe en worden de gradaties in standpunten duidelijker.”

Lees ookLimburg één provincie? Mook en Middelaar is wel erg ver weg

Mocht het in een of meerdere provincies na de formatie tot extraparlementaire colleges van Gedeputeerde Staten komen, dan zal Limburg daar waarschijnlijk niet bij zitten. De partijloze verkenner Jan Schrijen kwam er op Goede Vrijdag met de conclusie naar buiten dat een of meerdere informateurs een coalitie van BBB, CDA, VVD, PvdA en SP dienen te gaan onderzoeken. Met een klassieke binding met de Statenleden van die partijen en niet door elke keer opnieuw te zoeken naar meerderheden. „Twee woorden kwamen steeds terug: stabiliteit en vertrouwen”, schrijft Schrijen in zijn rapport. Zijn advies na iedereen uitgebreid te hebben gehoord: „Stel een akkoord op hoofdlijnen vast, waarin niet alles is ‘dichtgetimmerd’, maar waarin op de voor partijen belangrijkste punten wel nadere afspraken zijn gemaakt. Op deze manier blijft er ruimte voor politiek debat in Provinciale Staten.”