Chemiebedrijf Sabic Limburg krijgt een boete van 10 miljoen euro vanwege nalatigheid die ervoor zorgde dat een werknemer overleed en twee anderen ernstig gewond raakten. Dat heeft de rechtbank van Oost-Brabant dinsdag besloten. Chemelot Site Permit, het bedrijf achter het terrein waar Sabic onderdeel van is, is vrijgesproken, net als chemiebedrijf Borealis.
Twee incidenten zijn aanleiding voor de miljoenenboete. Bij het eerste, in december 2016, werden twee medewerkers volgens de uitspraak „overgoten met koolwaterstoffen”, waarna hun kleding in brand vloog. Een van de twee overleed een maand later, de ander hield er ernstige brandwonden aan over. In 2019 spoot hete olie over een medewerker, die ook brandwonden opliep.
Hoewel de boete minder hoog is dan de 25 miljoen euro die het OM had geëist, heeft de rechter felle kritiek op de houding van Chemelot, die „niet overkomt als proactief”. Gezag werd „buiten de deur gehouden” en het bedrijf reageerde meermaals „niet of nauwelijks” op opmerkingen over tekortkomingen die gevaar konden opleveren.
Sabic heeft aangekondigd in beroep te gaan, meldt persbureau ANP. De rechter heeft de strafmaat afgeleid van de omzet van het wereldwijde bedrijf Sabic, niet alleen van de Limburgse locatie. Dat gebeurde nooit eerder, zegt een persrechter tegen ANP.
„Wat een mooie en nachtelijke strijd om de bestaanszekerheid van mensen!”, schreef NSC-onderhandelaar Nicolien van Vroonhoven woensdagochtend op X. Vlak ervoor hadden de vier onderhandelende coalitiepartijen PVV, VVD, NSC en BBB een akkoord bereikt over de voorjaarsnota, na ruim 24 uur onafgebroken onderhandelen. Op de selfie die zij plaatste, samen met medeonderhandelaar Folkert Idsinga, kijken ze lachend maar duidelijk vermoeid de lens in.
Voor een politicus heeft het vaak iets heroïsch: onderhandelen tot diep in de nacht. Tot het uiterste gaan voor jóuw achterban, de tegenstander tergen met details, scherp blijven terwijl de ander slaperig begint te worden. Ook voor de buitenwereld zit er „een element van romantiek” in politieke ‘Nachten’, zegt politiek historicus Anne Bos, verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen. „Daarom herinneren zo veel mensen zich de Nacht van Schmelzer [1966] of de Nacht van Wiegel [1999] nog.” In beide nachten viel het kabinet (tijdelijk).
VVD-Senator Hans Wiegel na afloop van de stemming over het Referendum in de Eerste Kamer, later aangeduid als de nacht van Wiegel, 19 mei 1999.
Foto Phil Nijhuis/Hollandse Hoogte
Maar juist die nachten, met hun dramatische afloop, bewijzen dat het na middernacht kan spoken in Den Haag. En dat het heel onverstandig is door te praten als de vermoeidheid toeslaat. Onderhandelaars worden moe, ze willen naar huis. Ze worden grillig, sneller emotioneel. Ze kunnen zich niet meer concentreren, gaan fouten maken. „Dit is gekkenwerk!”, riep Kamerlid Wttewaall van Stoetwegen (CHU) in 1970 uit, na een zoveelste nachtelijke sessie.
Sfeer van wantrouwen
Psycholoog en onderhandelingsexpert Tim Masselink zag de afgelopen weken met verbazing „hoe onprofessioneel het eraan toe ging” in Den Haag. „Goede onderhandelaars laten het nooit op het laatste moment aankomen.” De fractievoorzitters hadden weken om een akkoord te bereiken over de voorjaarsnota, maar wachtten met onderhandelen tot het laatste moment. Een reden van dat uitstelgedrag: de onderlinge sfeer is slecht, de partijleiders wantrouwen elkaar. Daarbij, zegt Masselink: écht goede onderhandelaars zijn zeldzaam in de politiek. „Politici zijn meestal goed in debatteren. Ik zit goed en jij zit fout. Maar goed onderhandelen betekent: samen iets voor elkaar krijgen.”
Hoe lang je doorpraat en wanneer je de broodjes laat komen, worden ineens strategische keuzes
Hoe politici de onderhandelingen doorkomen, verschilt van persoon tot persoon. De één kan slechter tegen weinig slaap dan de ander, of krijgt eerder trek. Toenmalig premier Mark Rutte (VVD, 2010-2023) noemde dat ‘onderhandelingsfitheid’, zegt Tim Masselink. „Hoe lang je doorpraat, en wanneer je de broodjes laat komen, worden dan ineens strategische keuzes”, zegt hij.
Slaapgebrek is een badge of honour in de politiek. Politici scheppen er graag over op. Napoleon, Winston Churchill en Bill Clinton stonden erom bekend dat ze met weinig nachtrust konden werken.
Maar sociaal-psychologisch onderzoek laat zien dat factoren die ingrijpen op de motivatie om informatie te verwerken een sterk negatieve invloed hebben op onderhandelingen. Bianca Beersma, hoogleraar organisatiewetenschappen aan de Vrije Universiteit verwijst naar hoe onderzoek laat zien dat zulke factoren – zoals tijdsdruk en slaaptekort – het vermogen om complexe informatie te verwerken en de ander te begrijpen, doen afnemen. Er gebeurt, kort gezegd, van alles tegelijk: het cognitieve niveau van het individu neemt af, de politicus vergeet cijfers, haalt jaartallen door elkaar, komt niet op woorden, of, erger: vergeet waarom hij of zij er ook alweer zat.
Ook, en dat is cruciaal in de politiek, nemen de sociale vaardigheden en het vermogen van een ander te leren snel af. Politici hebben de neiging veel sneller toe te geven, of juist koppig vast te houden aan een onhoudbaar standpunt. Daardoor wordt het moeilijker een compromis te bereiken. De Duitse sociaal-psycholoog Jan Häusser (Göttingen) deed in een wetenschappelijk artikel over slaapgebrek in 2017 een oproep aan kiezers: „Onderzoek waarom een politiek besluit in de nacht is genomen. Was er echt een objectieve noodzaak, of was het meer een boodschap aan ú?”
Het Ayaan-debat
Een berucht voorbeeld was de Nacht van Ayaan, van 28 op 29 juni 2006. Minister Rita Verdonk (VVD) wankelde in een Kamerdebat dat zich uur na uur voortsleepte, omdat zij het Nederlandse paspoort van Kamerlid en partijgenoot Ayaan Hirsi Ali wilde afnemen. Verdonk leek te overleven door een sussende verklaring waarin Hirsi Ali spijt betuigde over de kwestie. Diep in de nacht maakte premier Balkenende (CDA), geen nachtmens, een grote fout. Hij zei over de verklaring dat die zo was opgesteld dat Verdonk „ermee kon leven”. Coalitiepartij D66 was zo kwaad dat het de steun aan het tweede kabinet-Balkenende introk. Een dag later was het kabinet gevallen.
Minister Rita Verdonk spreekt de pers toe na afloop van het Tweede Kamerdebat over het intrekken van de Nederlandse nationaliteit van Ayaan Hirshi Ali.
Foto VINCENT JANNINK/ANP
„In de nacht gebeuren de grootste politieke ongelukken”, zegt oud-Tweede Kamerlid en -journalist Jan Schinkelshoek (CDA). „Daarom komen nachtelijke onderhandelingen de laatste jaren steeds minder vaak voor.” Dat de coalitiepartijen van het kabinet-Schoof er toch voor kozen, kan volgens Schinkelshoek aan twee dingen liggen: uitstelgedrag door de slechte verhoudingen, of „puur politiek theater” voor de achterban.
Tot het ‘ochtendkrieken’
Hoe dan ook, zegt Schinkelshoek, is het onverstandig. „In de tijd van premier Joop den Uyl [1973-1977] gebeurde het voortdurend. Den Uyl functioneerde goed in de nacht, en gebruikte het als politiek wapen. Hij ging door tot het ochtendkrieken, als ministers Ruud Lubbers en Jan Pronk op de grond lagen van vermoeidheid. Dan kon hij toeslaan en zijn zin krijgen.”
Maar ook Den Uyl merkte al snel de nadelen. De formatie van zijn tweede kabinet mislukte in 1977, onder meer doordat de verhoudingen met het CDA in de nachtelijke uren ontspoorden. Schinkelshoek: „Het was een totale uitputtingsslag. Wij journalisten zagen de onderhandelaars in de ochtend met doodvermoeide gezichten uitleggen waarom het mislukt was. De gesprekken hadden diepe sporen getrokken. Ze waren helemaal op elkaar uitgekeken.”
Als premier (tussen 1982 en 1994) wilde Lubbers nooit tot laat vergaderen. Ook zijn opvolgers Kok en Balkenende hadden er een hekel aan.
Geert Wilders (PVV) staat de pers te woord nadat een akkoord is bereikt over de Voorjaarsnota.
Foto Bart Maat
Mark Rutte gebruikte zijn onderhandelingsfitheid juist als wapen.
Hoe instabieler de coalitie, des te groter de kans op nachtelijke vergaderingen, zegt politiek historicus Anne Bos. „Dat is een parallel tussen nu en het tijdperk-Den Uyl. Er zijn weinig afspraken vooraf gemaakt, het coalitieakkoord van deze vier partijen is niet strak. De partijen moeten nog altijd grote afstanden overbruggen. We kijken naar een uitgestelde kabinetsformatie.”
Lees ook
Coalitie bereikt na lange onderhandelingen akkoord over Voorjaarsnota
De familie van kippenboer Frank Rooijakkers was erbij toen turfstekers in 1853 naar de grens van Brabant en Limburg trokken om het moeras te ontginnen. Afgraven, turf verkopen, de grond bewoonbaar maken. Zo kwam de eerste stal hier aan de rand van het dorpje Helenaveen, een huisje ernaast. Sindsdien boert de familie Rooijakkers op dit terrein.
De stal is honderd meter lang, met 35.000 kippen en machines die de eieren automatisch rapen. Het was het laatste stukje van de Peel dat werd afgegraven. Op ongeveer 350 meter van het huis begint wat nu een beschermd natuurgebied is. Daar proberen natuurorganisaties het oude veenmoeras te herstellen. Hoogveengebied is het, bijzonder in Europa, een van de weinige plekken in de omgeving waar allerlei soorten trekvogels kunnen broeden en rusten. Natter maken van veen leidt ook tot een sterk verhoogde opslag van CO2, waardoor het bijdraagt aan het halen van doelen uit het Klimaatakkoord.
Rooijakkers heeft in totaal vier bedrijven. Een ervan ligt in Helenaveen, in de buurt van een natuurgebied.
Foto Merlin Daleman
Frank Rooijakkers is op dit erf opgegroeid. Oktober vorig jaar kon hij het bedrijf overnemen van zijn vader Frits (67). Nu heeft Frank, die eerder werkte als vertegenwoordiger in diervoeding, vier eigen pluimveebedrijven in de omgeving met in totaal 150.000 kippen. Hier heeft hij al die jaren naartoe gewerkt.
Maar terwijl het overnameproces vorig jaar in volle gang was, bleek ineens het voortbestaan van het bedrijf in Helenaveen onzeker. Milieuorganisatie MOB wil dat de provincie Noord-Brabant maatregelen neemt om de stikstofuitstoot van het bedrijf te decimeren. „Eerst dacht ik: kansloze missie, want wij hebben alle vergunningen. Maar toen de rechtszaak begon werd ik toch zenuwachtig”, vertelt Frank Rooijakkers in de kantine naast de kippenstal. Daar vertelt hij voor de uitspraak wat het doet met een boer om ineens voor de rechter te moeten verschijnen.
Onrust onder boeren
De zaak is er één in een serie rechtszaken die MOB (Mobilisation for the Environment) aanspant met als doel de stikstofuitstoot van boeren sterk te laten dalen. In vier provincies zijn rechtszaken begonnen die er in het uiterste geval voor kunnen zorgen dat veertig boerenbedrijven hun vergunningen verliezen. De zaken worden gevoerd tegen provincies, die gaan over de vergunningverlening, maar in de praktijk gaat het om individuele boerenbedrijven. Het leidt tot grote onrust onder boeren, die bang zijn dat ze – ook al werken ze legaal – hun bedrijf kunnen verliezen.
Milieuclub MOB, die wordt geleid door de chemicus Johan Vollenbroek, kreeg in 2019 landelijke bekendheid toen het er via de rechter voor zorgde dat het Programma Aanpak Stikstof (PAS) in strijd met Europese wetgeving werd verklaard. Duizenden boeren werken sindsdien zonder vergunning om stikstof uit te stoten. Nederland kwam terecht in een zogenoemde ‘stikstofcrisis’.
Veel boeren krijgen daardoor geen vergunningen meer, bijvoorbeeld om uit te breiden, en tienduizenden woningen kunnen de komende jaren niet worden gebouwd. Het kabinet wil binnenkort met een plan komen om uit de stikstofcrisis te geraken. En dat moet ook wel: verschillende gerechtelijke uitspraken laten het kabinet geen ruimte om niets te doen.
Lees ook
Acht belangrijke vragen en antwoorden over de stikstofcrisis
De afgelopen jaren richt MOB zich in de rechtbank op het aanpakken van grote uitstoters, zoals kolencentrales en biomassacentrales. Twee jaar geleden kondigde Vollenbroek aan dat ook individuele boerenbedrijven aangepakt zouden worden, ook als ze een legale vergunning hadden, omdat er volgens MOB „nul komma nul schot” zit in het afschalen van de uitstoot. Vollenbroek, aan de telefoon: „Heftig voor die bedrijven, dat begrijp ik best. Maar het zijn allemaal piekbelasters en de politiek faalt al meer dan tien jaar.”
Zeven vrachtwagens kippen
De kippen zijn weer afgeleverd in Helenaveen. Zeven vrachtwagens vol. Ze komen naar Brabant als ze twintig weken oud zijn. Na een paar weken op stal beginnen ze eieren te leggen. De eieren worden opgeslagen en op temperatuur gehouden, waarna een ander bedrijf de broedeieren komt ophalen.
Op de andere bedrijven heeft de familie ook kippen waarvan ze de eieren verkopen. Het gaat om grote aantallen, veel meer dan vader Frits en zijn vrouw Tiny vroeger hadden op hun ene boerderij. „Vroeger had je aan achtduizend kippen voldoende”, zegt Frits vanaf de andere kant van de tafel in de kantine, waar hij is aangeschoven. Er liggen gekleurde eieren op tafel, een vaatje zout erbij.
De aankoopprijzen voor bijvoorbeeld voer waren in de tijd van Frits lager en ook energie kost nu meer. Daarom geldt hier wat voor veel boerenbedrijven geldt: schaalvergroting of stoppen. Frank Rooijakkers zocht het in het overnemen van andere boerderijen, want uitbreiden is door de stikstofcrisis onmogelijk.
Rooijakkers nam in oktober vorig jaar het bedrijf over van zijn vader Frits. De stal van Rooijakkers is honderd meter lang, heeft 35.000 kippen en machines die de eieren automatisch rapen.
Foto’s Merlin Daleman
Al die kippen zorgen voor mest, waardoor het bedrijf veel stikstof uitstoot. Ja, zegt Rooijakkers, „ik ben een piekbelaster”, een grote uitstoter. In een document dat de provincie indiende tijdens de rechtszaak, staat dat de neerslag veroorzaakt door het bedrijf in Helenaveen gemiddeld 3,5 ‘mol’ per hectare per jaar is op de Deurnsche- en de Mariapeel. De belasting op dat deel van de Peel is in totaal zo’n vier keer hoger dan de norm voor piekbelasters. De neerslag op andere beschermde natuurgebieden in de buurt is daarbij nog niet meegerekend. De neerslag is zo hoog, omdat de onderneming erg dicht bij het beschermde Natura2000-gebied ligt.
In Asten, waar Frank Rooijakkers nu woont, begon hij met zijn vrouw – het bedrijf was vroeger van haar ouders – al in 2014. Toen kreeg hij nog vergunningen om het bedrijf uit te bouwen en te vernieuwen. Daar hebben de stallen een warmtewisselaar en wanden die fijnstof filteren. De mest wordt er belucht om in te drogen, zodat er minder stikstof ‘ontsnapt’. „Ik ben een boer die vooruit wil”, zegt hij, maar voor het verbouwen van het bedrijf in Helenaveen krijgt hij geen vergunningen meer.
Als de gemeente of de provincie er al op zouden vertrouwen dat door te vernieuwen zijn uitstoot omlaag gaat, durven ze het niet aan omdat ze achteraf nat kunnen gaan bij de rechter. „Dus we zitten klem”, zegt Rooijakkers.
In debat met Vollenbroek
Johan Vollenbroek heeft hier ook bij Rooijakkers in de kantine gezeten. Begin januari was dat. Tijdens de eerste zittingsdag van de rechtszaak, in december, had de rechter gezegd dat hij wilde langskomen op de boerderijen waarover hij een besluit moet nemen. Naast het bedrijf van Rooijakkers gaat het om nog negen andere Brabantse boeren. Marieke Toonders staat als advocaat drie andere veehouders bij in de zaak. „Voor de boeren was het fijn om hun verhaal te kunnen doen in hun eigen bedrijf. Het geeft de ondernemers namelijk veel onzekerheid. Soms hebben ze flinke investeringen gedaan om te verduurzamen, en dan dreigen ze toch hun bedrijf – waar ze ook bij wonen in de meeste gevallen – kwijt te raken.”
Rooijakkers: „Ik vond het belangrijk om de rechter en ook Vollenbroek een keer te spreken. Want ik vind het heel raar dat iemand die ik nog nooit heb gezien ineens bij de rechter vraagt om de uitstoot te decimeren en anders mijn bedrijf te sluiten. Zo gooi je ons leven overhoop.”
Vollenbroek herinnert zich het gesprek als „een hele open discussie”, vertelt hij. Het gaat hem niet om de individuele boer, maar om de overheid die moet ingrijpen. „De bedrijven kennen de stikstofuitspraken heel goed en vragen ook om een overheid die optreedt”, zegt hij. „De boeren kunnen gecompenseerd worden, ze kunnen geholpen worden om hun bedrijven te verplaatsen. Maar juridisch is het heel duidelijk: de stikstofuitstoot moet omlaag. En als het niet gaat, dan kunnen wij niet anders dan de piekbelasters zelf aanpakken. Bovendien voeren wij nog veel meer zaken, ook tegen grote bedrijven. Het gaat ons er alleen om de uitstoot te verminderen.”
Voor kippenboer Rooijakkers geldt, net als voor veel andere boerenbedrijven: schaalvergroting of stoppen.
Foto Merlin Daleman
Na het bezoek van de rechter, Vollenbroek en de andere betrokkenen, zoals medewerkers van de provincie, werd Frank Rooijakkers echt zenuwachtig. Hij had altijd vertrouwd op zijn vergunningen, maar hij hoorde ook dat de rechter vroeg hoe toekomstbestendig zijn bedrijf was, zo vlak bij een beschermd natuurgebied. Collega-boeren vragen hem er ook steeds naar: hoe zit het? Kunnen we allemaal aangeklaagd worden?
Rooijakkers kreeg een buikgriep die weken bleef zeuren. Hij sliep er niet van, kon aan weinig anders meer denken. Het personeel heeft hij alles uitgelegd, voor zover hij kan, want hij wist ook niet welke kant het op zou gaan. Hij denkt wel te kunnen overleven zonder de vestiging in Helenaveen, maar dat zal niet makkelijk zijn. Vader Frits: „En het is niet alleen het geld hè, het is ook deze plek, de hele historie hier.”
Wandelen in de natuur
Frits en zijn vrouw Tiny gingen vroeger graag met de kinderen wandelen in de Peel. Reeën zagen ze dan, dassen, allerlei insecten waarvan ze de namen aan hun kinderen leerden. Nu komen ze er nog zelden. Wandelpaden zijn afgesloten om de natuur te herstellen, water wordt opgevangen en vastgehouden. Vollenbroek zegt dat dat gebeurt om „te redden wat er te redden valt” in het natuurgebied. Verzuring, een laag waterpeil en te grote stikstofneerslag hebben voor sterke verslechtering van de natuur gezorgd, staat ook in een advies uit 2023 van de Ecologische Autoriteit, dat is ingesteld door het ministerie en natuurrapportages van provincies toetst. Maatregelen zijn dan ook hard nodig, vindt die organisatie.
Toch ziet Frank Rooijakkers het anders: „Ik begrijp dat we rekening moeten houden met de natuur, maar op deze manier valt de band met dat stukje natuur weg. Het draagvlak voor die natuur neemt ook af in de buurt.”
Een paar weken geleden kreeg Rooijakkers weer een beetje hoop. De rechtbank in Limburg besloot in een vergelijkbare zaak van MOB tegen de provincie in het voordeel van de boeren. Die zouden hun vergunning behouden, ook omdat de provincie al verschillende maatregelen onderneemt om de stikstofuitstoot omlaag te brengen. Rooijakkers: „Sindsdien slaap ik beter, omdat ik erop reken dat de rechtbank in Brabant niet iets heel anders gaat beslissen.”
Overwinning voor MOB
Maar dat doet de rechtbank wél, blijkt deze woensdagmiddag uit de uitspraak. De rechter dwingt de provincie om een nieuw besluit te nemen over de betrokken boerenbedrijven. „Er zal in dit geval een blijvende, substantiële daling van stikstofdepositie moeten plaatsvinden binnen één jaar”, schrijft de rechtbank. Anders dan in Limburg vindt de rechtbank de maatregelen die de provincie al neemt, bijvoorbeeld via uitkoopregelingen van boeren, onvoldoende.
De bedrijven van Rooijakkers en de betrokken collega’s zorgen kortom voor zoveel stikstofneerslag dat er iets moet gebeuren. „De provincie moet passende maatregelen treffen voor de bedrijven”, oordeelt de rechtbank. Dat kan worden gezien als een overwinning voor MOB, want de milieuorganisatie breekt op deze manier succesvol in bij boerenondernemingen die op legale wijze werken. Wát er precies moet gebeuren laat de rechtbank in het midden. „Gedeeltelijke intrekking kan een van de passende maatregelen zijn”, staat in het vonnis.
De provincie moet in samenspraak met de boeren en de milieuverenigingen met een oplossing komen om de uitstoot omlaag te brengen. En dat moet snel: de rechtbank wil binnen een half jaar een oplossing.
Frank Rooijakkers zal er weer slecht van slapen, zei hij vooraf al bij het idee dat de uitspraak niet de kant van de boeren op zou vallen. Nu wil hij de uitspraak eerst goed bestuderen samen met zijn advocaat.
Het bedrijf van Rooijakkers ligt aan de rand van natuurgebied Deurnsche- en de Mariapeel.
Ontwerper Anastasia Dinda (25) komt uit het hart van Jakarta, maar de rivier had ze nog nooit gezien. Pas toen ze aan de slag ging voor een Nederlands-Indonesisch project om de leefbaarheid van een arme woonwijk te bevorderen, realiseerde ze zich dat het bruine stinkende stroompje, ingeklemd tussen betonnen muren, een rivier was.
In 2015 kregen de bewoners van sloppenwijken aan de Ciliwung-rivier te horen dat ze hun, veelal zelfgebouwde, huizen uit moesten om plaats te maken voor een betonnen oever en een onderhoudsweg. In 2024 werden de Indonesische ontwerpers Dinda en Iqra Firdausy (38) in het kader van het Eindhovense What If Lab-ontwerpproject en het Erasmus Huis, het culturele centrum van de Nederlandse ambassade in Jakarta, gekoppeld aan de Nederlandse ontwerpers Pim van Baarsen en Isabel Driessen. Het collectief had de opdracht oplossingen te zoeken om de leefsituatie te verbeteren van de bewoners die sinds hun uitzetting in een flat wonen.
„We zijn nu in Kampong Krapu. Hier werd vroeger krab verwerkt”, vertelt Firdausy. „Ook deze bewoners kregen te horen dat ze weg moesten. Maar het is ze gelukt te onderhandelen.” Firdausy wijst naar de rij huizen aan de oever. Het resultaat is schrijnend, op het absurde af. „Zie je dat? De huizen zijn letterlijk door midden gehakt. De overheid heeft de woonkamers van de huizen gesloopt. Op de muren van de overgebleven helft hebben mensen een tweede verdieping gebouwd.”
Ma Eng (60) bewatert de weelderig groene planten die aan zijn voorgevel hangen. Een deel van zijn planten heeft hij op de weg neergezet. Dat zijn gevel met balken gestut moet worden, deert hem ogenschijnlijk niet. „Natuurlijk ga ik niet verhuizen. Ik woon hier al vijftig jaar.” Firdausy en Dinda groeten hem vriendelijk. Ze hebben elkaar tijdens de onderzoeksfase van het project leren kennen. „Hierachter is de muur van het oude Batavia Fort,” vertelt Dinda. Omdat de wijken zich in het oude stadshart bevinden, werden de ontwerpers zich ervan bewust hoezeer het koloniale verleden nog altijd doorwerkt in de stadsplanning. „Vroeger mochten arme mensen niet binnen de koloniale stadsmuren wonen en bouwden ze zelf hun kampong net buiten de muur. Er is niet veel veranderd. Ze wonen nog steeds aan de rand en nu zijn ze niet welkom in het toeristische deel van Kota Tua (de oude stad).”
Verrijdbare plantenbakken
We lopen via de afgebrokkelde muur van Fort Batavia langs een geruimde oever. Verderop staat een susun, een van de flatgebouwen waarin een deel van de oeverbewoners nu woont. De ontruiming van hun kampong, Kampung Kunir, ging niet zachtzinnig. Idri (38) – zoals veel Indonesiërs heeft ze één naam – bewaart er nare herinneringen aan. „Op een dag staken mannen voor onze huizen autobanden in de brand.” Een deel van de huizen ging in vlammen op. Bulldozers volgden. Na zeven jaar onderhandeling hebben 30 van de 77 gezinnen een woning in de susun geaccepteerd. Wat met de andere gezinnen is gebeurd, weet ze niet. „Ik denk dat ze elders een leven hebben opgebouwd.” Buurvrouwen Idri, Wa Heni (48) en Bude Limah (43) laten in de overkapte gemeenschapsruimte van de flat de gele verrijdbare plantenbakken zien die uit het leefbaarheidsproject zijn voortgekomen.
De vrolijke bakken, gemaakt van gerecycled plastic, worden elke week benut. Ze kunnen naar gelang de activiteit worden geplaatst als tafel of afscheiding. Een van de bakken is omgetoverd tot koi-visvijver, een hobby van de bewoners. „We gebruiken de bakken het meest voor onze karaoke-avonden”, zegt Wa Heni.
De vrouwen hebben waardering voor de inzet van de ontwerpers, al hadden ze graag meer verbeteringen gezien. „Een mooie blauwe rivier”, verzucht Idri. In een gesprek wordt duidelijk dat de flat het verlangen naar de oude woonsituatie, hun leven in hun eigen golfplaten kampongwoningen met tuintje waar ze hun fruitboompjes teelden, niet heeft kunnen wegnemen. Firdausy en Dinda luisteren aandachtig. Ze voelen mee, maar het stedelijke beleid komt uit een te machtige bestuursmachine om er invloed op te hebben.
„Ons project was bedoeld om de situatie te verlichten”, vertelt Firdausy. Samen met de twee Nederlandse ontwerpers hebben ze in 2024 de Rotterdamse Tarwewijk bezocht. „Ik dacht dat saamhorigheid vooral hoorde bij de Indonesische kampongcultuur, maar ook in Nederlandse wijken is er gezamenlijkheid.” Die ervaringen hebben hem doen groeien als ontwerper. Onderzoek doen naar de context van je ontwerp is van groot belang, stelt hij.
Culturele uitwisseling
Het verhaal van de bewoners werd het afgelopen jaar op een tentoonstelling gepresenteerd in het Erasmus Huis, dat graag een platform is voor ontmoetingen tussen culturen. „Ook het trauma van de ontruiming kreeg een plek”, vertelt Dinda. De susun-buurvrouwen zijn trots dat hun verhaal werd getoond in zo’n mooi, prestigieus instituut. Het Erasmus Huis heeft in Indonesië een goede reputatie opgebouwd. Onder de culturele elite van Jakarta is het al decennia een gerenommeerd cultuurhuis. Het beleid is met de jaren meegegroeid.
Het Erasmus Huis is opricht in 1970, in de nadagen van het kolonialisme. Sinds in 2013 het Institut Néerlandais in Parijs sloot, is het het enige Nederlandse cultuurhuis in het buitenland dat volledig door de staat wordt gefinancierd. Andere Europese landen zoals Duitsland en Frankrijk hebben met respectievelijk het Goethe Institut (151 locaties in 98 landen) en het Institut Francais (98 instituten) een wereldwijd netwerk van permanente instituten voor culturele uitwisseling. Destijds werd voor het Erasmus Huis in Jakarta het behoud van de Nederlandse taal gezien als een van de belangrijkste taken. Daarover bestonden zorgen, in 1973 schreef NRC Handelsblad nog een artikel met de titel: ‘De positie van Nederlands bedreigd: over twintig jaar spreekt Indonesië alleen Indonesisch’.
Waar het vroeger ging om de promotie van de Nederlandse taal en cultuur, gaat het nu vooral om culturele uitwisseling
„Aandacht voor het koloniale verleden is verweven in onze programmering”, vertelt directeur Niek de Regt. „Maar je moet wel met de tijd meegaan. We willen aansluiten bij ons huidige publiek, en dat zijn jonge Indonesiërs.” Waar het vroeger ging om de promotie van de Nederlandse taal en cultuur, gaat het nu vooral om culturele uitwisseling. „We bieden de kans voor jonge Nederlandse kunstenaars en artiesten om hier op te treden, als het kan samen met Indonesische kunstenaars.” De Regt wil in de geest van het humanistische gedachtegoed van Desiderius Erasmus mensen bij elkaar brengen. „Om vanuit een pacifistische gedachte samen te genieten. En ja, daar mag je ook een kritische noot bij kraken”, vindt hij. „Het was Erasmus die Lof der Zotheid schreef, een werk waarin hij iedereen op de korrel neemt, zichzelf, familie, het bestuur. Hij benadrukte het belang van humor en satire.”
De Regt onderstreept het diplomatieke uitgangspunt. „We houden regelmatig fototentoonstellingen, in Indonesië een populaire manier om maatschappelijke ontwikkelingen te laten zien. We hadden laatst een fototentoonstelling van Kadir van Lohuizen. Dat zijn harde beelden uit Jakarta, kritisch over het klimaatbeleid.”
Ontwerpers Anastasia Dinda (25) en Iqra Firdausy (38) bij de overblijfselen van Fort Batavia in Jakarta.
Foto’s Jefri Tarigan
Het Erasmus Huis volgt het Internationaal Cultuurbeleidsplan 2025-2029, dat is aangenomen door de Tweede Kamer voor het aantreden van het huidige kabinet. „Naast een waarde in zichzelf is cultuur een belangrijk instrument van soft power, zeker waar het bijdraagt aan het vergroten en versterken van democratisch burgerschap en weerbaarheid”, aldus het beleidsplan.
De huidige regering wil dat er vanaf 2029 geen geld meer gaat naar internationale, culturele samenwerking. Minister voor Ontwikkelingshulp Reinette Klever (PVV) schrijft in een brief aan de Tweede Kamer: „Geen steun meer aan initiatieven om met sport, kunst en cultuur ontwikkeling en samenwerking te bevorderen.” Onduidelijk is nog wat dit voor het Erasmus Huis zal betekenen.
Vrijplaats voor meningsuiting
Het Erasmus Huis is sinds 1981 een modern wit theatergebouw, gebouwd op het ambassadeterrein. Zoals diplomaten onschendbaarheid genieten, is het terrein binnen de ambassademuren een vrijplaats voor vrije meningsuiting en expressie. Zo heeft het Erasmus Huis al jaren warme banden met de Indonesische lhbti-gemeenschap, die onder druk staat. Seks buiten het huwelijk is verboden en het homohuwelijk wordt niet toegestaan. Recent hielden Carahanna Marianne Schlovenn (30) en haar organisatie Sanggar Swara in het gebouw een transgender schoonheidswedstrijd. „Voor ons een mooie gelegenheid onze identiteit aan de wereld te laten zien”, zegt Schlovenn. „In de samenwerking voelen we ons heel prettig. En het veiligheidsprotocol van de avond, met zo’n professionele screening aan de deur, was fantastisch.” Voor Schlovenn is veiligheid niet zomaar een gegeven. „Trans wordt hier gezien als een perverse afwijking, zoals pedofilie. Elke dag moeten we het hoofd bieden aan discriminatie. Als we over straat lopen, gebeurt het dat mensen stenen naar ons gooien. De steun van het Erasmus Huis is voor ons heel belangrijk, zeker in de tijd van Trump waar wereldwijd de haat tegen ons toeneemt.”
Het Erasmus Huis biedt ook een platform voor politieke discussies, waar blijkt hoe het soms schipperen is tussen lokale en internationale politiek . Zo was er in februari een conferentie over misinformatie, een samenwerking van de ambassades van Estland, Polen, het Verenigd Koninkrijk en Nederland. De Estse en Poolse ambassades hadden sprekers uitgenodigd die vertelden over het gevaar van Russische inmenging via misinformatie. De Poolse spreker sprak geëmotioneerd over de strijd tegen misinformatie die hem tot wanhoop dreef. De sleutel ligt bij wetgeving en onderwijs, reageerden de Europese aanwezigen.
Foto Jefri Tarigan
Keynote speaker was Noudhy Valdryno, de Indonesische onderminister van Informatie. Valdryno pleitte voor een strategie om het overheidsnarratief te versterken. Hij benadrukte het belang om de Indonesische bevolking ervan te doordringen hoe succesvol het beleid van president Prabowo wel niet is en riep op om via wetgeving het juiste narratief te belichten. Niet geheel verrassend, want de politicus was campagneleider van de huidige president. En die campagne was berucht om de inzet van cybertroepen die Prabowo’s zwarte verleden witwasten. In het kader van de strijd tegen misinformatie was zijn presentatie enigszins hallucinant. Maar niemand leek van zijn verhaal op te kijken of stelde hem vragen.
Tijdens het podiumgesprek, nadat Valdryno de zaal had verlaten, vertelden de Indonesische sprekers – een mensenrechtenactivist en een journalist – hoe moeilijk zij het hebben tussen alle stromen misinformatie gehoord en gezien te worden. Nog steeds zei niemand hardop dat de Indonesische situatie te lijden heeft onder misinformatie vanuit de overheid. Totdat tijdens het publieke debat een Indonesische man opstond. „Hoe kun je misinformatie bestrijden als de overheid zelf cybertroepen inzet die misinformatie verspreiden?”, wilde hij weten.
Debat
De man die het hekele punt aankaartte, bleek universitair docent politicologie Wijayanto. Wijayanto kreeg bijval van de journalist en activist op het podium, maar de Indonesische en de Europese deelnemers bleven – zo leek het in ieder geval – langs elkaar praten. Wijayanto verklaarde na afloop dat hij het juist een goed idee vond iemand als Valdryno bij een debat over misinformatie uit te nodigen. „Wel jammer dat hij niet is gebleven om met de aanwezigen in debat te gaan.”
Dat de keynote speaker Prabowo’s campagneleider was, was nieuws voor de Britse diplomaat en organisator Matthew Perrement. „Het was in dit geval leerzaam om het perspectief op misinformatie van de Indonesische overheid te horen”, reageerde hij fijntjes. „In het kader van de diplomatie nodigen we in principe altijd een vertegenwoordiger van de overheid uit. Als de keuze van de gasten andere aanwezigen een gevoel van onveiligheid geeft, dan is dat natuurlijk wel iets waar we een volgende keer extra over zullen nadenken.”
Een medewerker van de Nederlandse ambassade die liever niet met zijn naam in de krant komt, verklaarde eveneens dat het gangbaar is bij officiële conferenties een Indonesische overheidsvertegenwoordiger uit te nodigen. Meestal geen probleem, legde hij uit. „Want na het officiële gedeelte kunnen de deelnemers altijd in zijkamertjes vertrouwelijk met elkaar praten.”
Heeft De Regt wel eens een telefoontje gekregen van de ambassadeur of van een Indonesische ambtenaar die niet blij was met een activiteit? „Niet in de tijd dat ik directeur was. En daarvóór bij mijn weten ook niet.” En als het huidige Nederlandse kabinet het beleidsplan wil bijsturen? „Dan gaan we in gesprek. We zijn natuurlijk wel een uitvoeringsorganisatie. Maar goed, soms moet je ook een beetje lef hebben. Als je alles aan de voorkant gaat censureren, als je zo gaat denken, ja, dan kan alles wel een bedreiging zijn.”