Miljoenen larven kweken als alternatief vis- en veevoer

Intensieve insectenkweek Protix produceert massaal insectenvoer voor de landbouw en visindustrie. De voetafdruk is lager dan bij sojateelt of visserij, maar er zijn ook vragen.

Een medewerker controleert de temperatuur van de bakken met larven.
Een medewerker controleert de temperatuur van de bakken met larven. Foto Olivier Middendorp

In een lange gang van ‘insectenfabriek’ Protix lijkt aarde te bewegen. In groene bakken golft bruin, droog gruis zachtjes op en neer. Elselina Battenberg, woordvoerder van Protix, laat haar vingers, gestoken in blauwe plastic handschoenen, door het gruis glijden. Net onder het aardachtige oppervlak in de krat worden honderden larven zichtbaar die door elkaar heen krioelen. In haar handpalm schept ze een paar larven omhoog. „Ze zijn een beetje warm.”

Insectenfabriek Protix kweekt miljoenen insecten voor vee- en visvoer. De fabriek sloot eerder dit jaar een partnerschap met onder meer Albert Heijn voor het maken van voer voor kwekers die aan de supermarkt verkopen. Kweekvis en schaaldieren worden nogal eens gevoerd met gevangen vis, waardoor kweekvis bijdraagt aan overbevissing. Protix maakt dierlijke eiwitten zonder dat dit leidt tot veel landverbruik, als alternatief op sojateelt, of overbevissing.

„Als het gruis droog is en golft, hebben ze het eten op”, zegt Battenberg. Door een grote hal glijden mechanische groene kratten met in elk honderden krioelende larven over een lopende band. Ze worden omgekieperd in andere bakken met een natte, beige brij. Het is het voer voor de diertjes, bestaande uit reststromen uit de voedingsindustrie, zoals groenafval van bierbrouwers en aardappelverwerkers. Die reststromen worden doorgaans gebruikt voor bijvoorbeeld biomassacentrales, of ze worden weggegooid.

Verderop in de fabriek landt een zwarte, dunne vlieg op het schrijfboekje van de verslaggever. „Ze zijn heel rustig”, zegt Battenberg, „je kan hem zo pakken.” Het beestje heet de zwarte soldaatvlieg. Het is de enige soort in de fabriek en wordt met miljoenen tegelijk gekweekt. In Nederland komt de vlieg niet voor (te koud), maar wel in Noord- en Zuid-Amerika.

Het kweek- en verwerkingsproces van de vliegen, „van eitje tot eiwit”, duurt zo’n veertien dagen. De larven krijgen elke twee dagen te eten. Een deel van de larven verlaat de kwekerij levend, als kippenvoer. Het gros wordt verder verwerkt tot eiwitpoeder, vet of puree, wat voer is voor vissen, biggen, honden, katten en garnalen. Wat overblijft (huidjes en uitwerpselen) wordt verkocht als alternatief voor mest voor bijvoorbeeld tomaten- en aardbeienplanten.

Foto’s Olivier Middendorp

Concurrerend alternatief

Ondernemers Kees Aarts en Tarique Arsiwalla richtten Protix in 2009 op. Doel was om een duurzaam en concurrerend alternatief op vis- en veevoer te bieden met de massaproductie van insecten. Het was lastig voor het bedrijf een positie te verwerven tussen soja- en vismeelleveranciers.

„We moesten onze klanten overtuigen dat het werkt”, zegt Battenberg, „en zij moesten het op hun beurt weer testen bij dieren.” Ook moest Protix wachten op wetgeving. Voor varkens en kippen gold lang dat ze geen dierlijke eiwitten mochten krijgen. Dat is in 2021 veranderd.

Het bedrijf kreeg in 2017 een kapitaalinjectie van 45 miljoen, van onder meer Rabobank en investeringsbedrijf Aqua-spark, en kon een fabriek bouwen in Bergen op Zoom. Sinds 2019 is die operationeel. Voor een insectenfabriek is de locatie enorm: 15.000 vierkante meter. Zeven dagen per week, 24 uur per dag worden miljoenen insecten tegelijk gekweekt. In 2022 draaide Protix een omzet van zo’n 9,5 miljoen euro. Er werken bijna tweehonderd mensen.

Binnenkort hebben garnalen die in de Albert Heijn liggen ook Protix-voer gegeten. De eerste ladingen voer met ingrediënten van Protix zijn aangekomen in Ecuador bij de garnalenkweker die levert aan Albert Heijn. Hiervoor aten de garnalen een mix van vismeel en soja. Protix levert ook aan voerfabrikanten voor zalm- en forelkwekers, al is dat nog in een pilotfase.

Oorspronkelijk at kweekvis veel gevangen vis. „Maar de laatste tientallen jaren groeide de kweekvis-industrie zo hard dat de zee niet groot genoeg was”, vertelt Michel van Spankeren, business development manager bij Protix. „Toen is de soja-industrie in dat gat gesprongen.”

Protix wijst erop dat grootschalige sojateelt tot ontbossing leidt. Dat geldt ook voor palmolie, een andere belangrijke voedingsbron in dierenvoer. „Bovendien zijn zalmen van nature carnivoren, en dus beter gebaat bij dierlijke dan plantaardige eiwitten”, zegt Van Spankeren.

In de fabriek hangt een sterke ammoniaklucht, vooral in de ‘klimaatcellen’, waarvan Protix er zes heeft. In elk van de cellen staan ruim 5.700 kratten gevuld met larven die rondkrioelen in hun voeding. Achter een zware deur, in een warme cel, prikt de lucht in je ogen. Dit is waar de larven verblijven als ze niet worden gevoerd. „Het voer is net bijgevuld, dan is de geur het sterkste”, zegt Battenberg.

Stikstofuitstoot

Ammoniak is een verbinding tussen waterstof en stikstof, het gas dat politiek gezien hot topic is omdat er te veel van wordt uitgestoten. De fabriek heeft, zegt Battenberg, ook stikstofuitstoot „door vrachtverkeer, en door het biologisch proces van de insectenkweek”. Om deze uitstoot te verminderen, gebruikt Protix een technisch systeem dat de lucht afzuigt en wast om gebonden stikstof uit de lucht te halen. „Het voordeel”, zegt Battenburg, „is dat de fabriek afgesloten is van de buitenlucht, in tegenstelling tot open koeienstallen.” De fabriek zou eerst pal aan een woonwijk in Den Bosch gebouwd worden. Na zorgen van omwonenden over een ammoniaklucht en vrachtverkeer, week Protix uit naar het industrieterrein in Bergen op Zoom.

De voetafdruk van larven als eiwitbron is laag, wel gebruikt de fabriek energie

De mate waarin larven een duurzame eiwitbron zijn, hangt af van waarmee je het vergelijkt, en naar welke criteria je kijkt, bleek uit een analyse van het Duitse Instituut voor Levensmiddelentechnologie. De voetafdruk op het gebied van CO2 en andere broeikasgassen is bij een kilo larvenpuree 24 keer lager dan die bij een kilo kippenvlees, dat ook gebruikt wordt voor huisdiervoeding. Vergelijk je een kilo insectenmeel met een kilo sojameel, dan is de voetafdruk qua broeikasgassen zeven keer lager.

Maar verduurzaming draait om meer dan broeikasgassen. Kijk je naar de benodigde hoeveelheid land en zoet water, dan scoren insecten ook beter dan soja. Soja en vis vergen in sommige gevallen dan weer minder energie dan een insectenfabriek. De elektriciteit van de productielocatie van Protix in Bergen op Zoom komt dan wel weer volledig van zon en wind.

‘Quasi-groene ontwikkeling’

Vanuit de hoek van dierenrechten klinkt er kritiek op de intensieve insectenkweek. Zo schreef lobbyorganisatie Eurogroup for Animals in 2021 onder andere dat er te weinig kennis is over het welzijn van insecten. Er zijn aanwijzingen dat insecten ook pijn kunnen ervaren.

In 2019, naar aanleiding van de opening van de kwekerij in Bergen op Zoom, sprak Esther Ouwehand van de Partij voor de Dieren van een „quasi-groene ontwikkeling”. „We gaan nu een hele industrie optuigen om de bio-industrie in stand te houden”, zei ze destijds tegen de NOS.

„Intensieve houderij past beter bij insecten dan bij andere dieren”, zegt Battenberg. „Ze kruipen van nature ook met z’n allen dicht bij elkaar. Dat is hun overlevingsmechanisme. Heel anders dan bij zoogdieren hebben ze niet die behoefte aan ruimte.” De larven worden geslacht, zegt Battenberg, door ze te wassen met koud water. „Daardoor raken ze slaperig, en dan worden ze snel vermalen.”

Eurogroup for Animals waarschuwde ook voor ziekteverspreiding. Intensieve vliegenhouderij zou vergelijkbare risico’s op ziekteontwikkelingen met zich meebrengen als andere vormen van intensieve dierenhouderij. Volgens Protix zit dat anders. „We houden de wetenschap goed in de gaten”, zegt Battenberg. „Voor zover bekend is er nog geen ziekte bij de zwarte soldaatvlieg gevonden. Het beestje heeft een goed afweersysteem en is hygiënisch. Als rondvliegende volwassene eet hij zelfs niet meer. De enige functie die hij dan nog heeft, is voortplanten.”

„Kijk”, zegt ze terwijl ze naar het kopje van de vlieg wijst. „Hij heeft niet eens echt een mond. Alleen een soort sponsje voor water. Hij leeft nog ongeveer een week en gaat dan dood.”

De fabriek vol loopbanden, waar de kratten met insecten in hoog tempo overheen glijden, is bedoeld om de natuur een handje te helpen. Maar in de enorme industriële hallen is de natuur zelf ver te zoeken. Toch, zegt Battenberg, „móét het zo grootschalig. Anders heb je geen impact op een sector.”

De natuur is wel een inspiratie voor de fabriek, zegt ze. „Niks blijft over, alles wordt gebruikt. We gebruiken reststromen van de voedingsindustrie als voedsel, de larven voor eiwitten en vetten en ook de uitwerpselen en huidjes gebruiken we als natuurlijke meststof.”