Moeder: „Mijn uitwonende zoon van 22 is herstellende van een ernstige vorm van kanker. De artsen hebben gezegd dat hij gezond moet leven, beter kan stoppen met roken, matig mag drinken, dat niet drinken beter is, en dat sporten heel goed is. Mijn zoon weet dat zelf ook. Ook dat weinig rood vlees beter is. Dat benoemt hij ook in gesprekken met mij. Toch blijft hij roken, te veel drinken en ongezond eten, en sport hij niet. Wat kan ik als moeder doen om hem te stimuleren gezond te gaan leven? En hoe reageer ik als ik hem zo ongezond zie doen?”
Positieve begeleiding
Saskia Pluijm: „De wetenschap laat zien dat gezond leven na de behandeling voor kanker de kans op gezondheidsproblemen kan verminderen, en de kwaliteit van leven kan verbeteren. Dat is belangrijke informatie, en die is uw zoon meegedeeld. Hij heeft ook al laten weten dat hij die informatie heeft gekregen. Dat hoeft u dus niet meer te doen, dat mag u loslaten.
„U zou hem kunnen vragen: ‘Zoals je weet is gezond leven belangrijk. Ben jij gemotiveerd om je leefstijl te veranderen?’ Als hij ‘ja’ zegt, kunt u vragen: ‘Zou je daar begeleiding in willen hebben?’ Er zijn leefstijlcoaches die jongeren die kanker hebben gehad helpen gezonder te leven. Zij kunnen samen met uw zoon kleine haalbare doelen stellen, zoals één keer per week sporten met vrienden. Het zijn professionals die snappen dat de aanhoudende vermoeidheid na kanker bewegen in de weg kan staan, terwijl dat toch zo helpend kan zijn. Er zijn ook coaches die dit online doen.
„Mocht uw zoon zeggen niet gemotiveerd te zijn, voel daar dan in mee. Het is begrijpelijk dat hij als student na deze tijd in het ziekenhuis het normale leven weer wil oppakken. Toon begrip: ‘Ik snap ook dat je het graag leuk wilt hebben met je vrienden. Dat is ook belangrijk.’
„Wat u kunt doen is zelf het goede voorbeeld geven. Bijvoorbeeld gezond koken als hij komt eten. Matig of helemaal niet drinken, zeker als uw zoon in de buurt is, niet roken, en zelf sporten.”
Mentor zijn
Alied van der Aa: „Op deze leeftijd ben je als jongvolwassene je identiteit aan het ontwikkelen. Wie ben ik, wat past er bij mij, wat vind ik belangrijk? Dat ontwikkelingsproces is bij uw zoon door zijn ziekte onder druk komen te staan.
„Vanaf de geboorte van je kind tot in de volwassenheid verschuift je rol als ouder: verzorgen, begeleiden, superviseren, mentor zijn. Op sommige vlakken werd u opeens weer de verzorger. Nu uw zoon klaar is met de behandeling, veren jullie weer terug naar de verhouding die passend is.
„Uw zoon heeft maandenlang weinig gekund vanwege zijn oncologische behandeling. Probeer, nu dit achter de rug is, oprecht nieuwsgierig te zijn hoe deze fase voor hem is. Wat heeft hij gemist? U kunt hem vragen welke afwegingen hij maakt over gezond leven, en of u daarin iets voor hem kan betekenen. Zouden zijn vrienden hem in een gematigde leefstijl kunnen ondersteunen, en hoe zou hij dat kunnen vragen?
„Neem ook tijd om te kijken hoe het met u zelf gaat. Ouders voelen zich machteloos als hun kind zo ziek wordt. Misschien is uw zorg over zijn leefstijl ook een manier om grip te krijgen op de onmacht die u ervaart?”
Afgelopen week, maandagochtend 12 mei 7.08 uur – het moment zal voor altijd in mijn geheugen gegrift staan – ging ik in de keuken met mijn schone, droge sokken, in een plasje water staan. Probeer je dat eens voor te stellen.
Want dan heb je nog geen koffie gehad, grijnst een hele dag vol minicrisismomentjes je aan, en dan déze beproeving. Voor mij hoeft het dan al niet meer. Niks meer, ooit.
Vroeger – ik heb de tijd nog meegemaakt dat ‘hondenpoep’ als het grootste probleem in de Nederlandse samenleving werd gezien – kon je daarover hardop klagen en kreeg je meteen het nummer van slachtofferhulp. Tegenwoordig lijd ik in stilte over deze misdaad tegen de sok in het algemeen, en de menselijkheid in het bijzonder.
Want heilige makreel. De wereld brandt van de klimaatverandering, drie postcodes verderop is er genocide en bij je om de hoek zijn er mensen die hun boodschappen niet meer kunnen betalen. Dan ga je echt niet meer zeuren over een natte sok – hooguit dat deze een druppel op een gloeiende plaat zou kunnen zijn.
Zo zijn er natuurlijk nog wel meer ‘first world problems’ waarover je anno 2025 écht niet meer kan beginnen. Ik zet ze even op een rijtje. Voor in het museum van onschuldiger tijden. Om nostalgisch op terug te kijken. En om bij weg te dromen over een wereld die zijn prioriteiten nog wél op orde had.
1 De ober brengt een kop thee met een voetenbad, en het koekje is nat. Weet je nog? Natte vingers, slappe theezak en hevige existentiële twijfel.
2 De boter in het kuipje is te hard om het er met je mes uit te smeren. Of nog erger: met een plastic mes dat breekt. Daar kon je vroeger de stichting correlatie voor bellen.
3 Een latte macchiato met een hartje erin, maar het hartje is mislukt. Hele dag verpest.
4 Iemand zoekt in een lange rij voor de kassa naar z’n chequeboek. Daar kreeg je twintig jaar geleden van de Albert Heijn nog een bos bloemen voor.
5 Het station is ontruimd om een ‘verdacht pakketje’. Terwijl jij vanachter het lint op tien meter afstand kan zien, dat het een onschuldig, halfleeg pak citroenvla is. Daar zei je dan wat van.
6 Bij de bakker vraag je of iets glutenvrij is. En dan horen: „Er zitten geen gluten in, maar we hebben geen idee of het écht glutenvrij is.” O man. Dat was Russische roulette in baguettevorm.
7 Het shared-diningconcept. Waarbij iedereen hongerig is, en niemand de laatste gamba durft te pakken. Uit de tijd dat we überhaupt nog een restaurant konden betalen.
8 Op de padelclub kom je er achter dat je racket nog thuis ligt. Dan mocht je daarna zonder verwijzing van je huisarts naar de psycholoog.
9 Je komt nét op tijd aan bij het teamuitje in Van der Valk – Hotel de Cantharel in Apeldoorn. Terwijl het die andere Van der Valk in Apeldoorn moest zijn. Nu mis je de welkomstcocktail. Dan mocht je een jaar op sabbatical.
10 Tijdens een wandeling ben je je telefoon vergeten. En nu tellen je stappen niet mee. Dan kwamen je vrienden een week voor je koken.
11 De wifi valt uit in de badkamer. Precies tijdens de cliffhanger van Succession. Dan kreeg je van je werkgever een snipperdag.
12 Een voorstelrondje tijdens de teams en je manager vraagt: ‘hoe zit je in je energie’? Die stond vroeger in het Wetboek van Strafrecht.
13 Als de trein begint te rijden, en de conducteur in het Nederlands, Engels, en Frans gaat uitleggen waar hij heenrijdt. Dan belde je de NS even. Want hallo: alsof je er dan nog uit kan, als het de verkeerde trein is. Alsof mensen überhaupt de trein in stappen met het idee ‘ik hoor onderweg wel of het de goede was.’
14 De fasttrack-rij op Schiphol doet er even lang over als de ‘gewone rij’. Dat wás toch ook mensonterend!!??
Rest de vraag waarover je tegenwoordig dan nog wél mag klagen. Ik denk eigenlijk over niks. Niet als je ziek bent, want er is altijd wel iemand die het erger heeft; niet over je lekke band want dan had je maar een swapfiets moeten nemen en niet over je kat die weer eens op het kleed heeft gekotst want jij hébt in ieder geval nog een kleed. En een huis.
Ik zat me laatst wel af te vragen hoe ze dat vroeger deden, tijdens de Vietnamoorlog, of de etnische zuiveringen in Bosnië. Toen mocht je toch ook gewoon klagen over de zitkuil van de buren bij je laatste partnerruil, of dat de Australian trainingspakken niet meer in fluorescerend geel te krijgen waren?
Hoe dan ook.
Misschien moeten we in dít tijdperk onze volksaard maar in de ijskast zetten en helemaal stoppen met klagen. Over alles. Tot het einde der tijden. Het was mooi, het luchtte op, het verbroederde, maar het kan écht niet meer.
We spreken af tijdens de eerste echte lentedagen van het jaar, in april. Het is alsof er een lampje is aangegaan in Nederland. Ineens valt het op: de lucht is helder, de dagen zijn langer. Op Terschelling tekent de wisseling van de seizoenen zich in alle scherpte af.
Op dit eiland wonen Arjan Berkhuysen en Anemoon Elzinga met hun dochter Lente. Op 28 februari 2021 werd hun zestienjarige zoon Mees aangereden toen hij in het donker van de haven naar huis fietste. Hij overleed later in het ziekenhuis. Zijn ouders vertelden in de weken na –zijn dood aan NRChoe gedragen ze zich voelden door Terschelling en de bewoners. Ze merkten „dat er na zijn dood bijzondere dingen zijn gebeurd op het eiland, die volgens ons raken aan een universeel thema: liefde en verbinding”.
Tijdens het eerste gesprek, in april 2021, lagen de hamburgers die ze in de week van het ongeluk zouden eten nog in de vriezer. Mees’ laatste vieze was zat nog in de machine.
Nu zitten we weer aan de keukentafel in hun huis vlak achter het duingebied. Hoe is het met Anemoon Elzinga (53) en Arjan Berkhuysen (55), vier jaar na het ongeluk? We spreken af omdat uit hun verdriet inmiddels een bijzonder project is voortgekomen. Op het eiland hebben ze een rouwpad uitgestippeld: de Walk of Grief. Een pelgrimstocht van 75 kilometer, verdeeld over vijf etappes.
In de bijbehorende wandelgids worden routes en bezienswaardigheden beschreven, en de teksten gaan ook over de natuur en de raakvlakken met rouw en verlies. De fragmenten geven de wandelaar een denkrichting – zoals de passage over muien. Wie in zo’n sterke zeestroming terechtkomt, moet daar niet tegenin zwemmen. „Dat kost vooral veel energie”, staat in de gids die ze samen met Babet te Winkel schreven. De enige manier om levend uit een mui te komen, is met de stroming meebewegen, en pas afbuigen zodra de kracht afneemt.
De Walk of Grief voert langs de ‘eenzame boom’, een begrip op Terschelling.
Foto Siese Veenstra
Niet lang voordat Mees stierf, werkte hij mee aan een documentaire van zijn nicht over liefde. „Liefde betekent vertrouwen, geluk, je tegelijkertijd gebonden en vrij voelen, en er voor elkaar zijn”, zegt hij daarin. In 2021 vertelden Anemoon en Arjan dat ze naar die woorden willen leven. „Je kunt in de pijn blijven hangen”, zei Anemoon, „maar we voelen ook ontzettend veel liefde, verbinding en saamhorigheid. Dáár willen we onze aandacht op richten.”
Arjan maakt drie cappuccino’s. Vier jaar geleden vertelden ze dat de dood van hun zoon soms dragelijker werd, wanneer ze die konden zien in het grotere perspectief van de natuur.
„De aarde is miljarden jaren oud”, zeiden jullie toen. „Als je zestien mooie jaren hebt gehad, dan is dat misschien ook goed.”
Arjan knikt. „We hadden Mees natuurlijk heel graag veel langer bij ons gehad, maar of iemand nu zestien wordt of honderd, het blijft een speldenprik in de tijd. Mees heeft betekenis gehad, voor ons en zijn omgeving. Dat ben ik geloof ik alleen maar méér gaan voelen.”
Dat bredere perspectief komt terug in de gids, bijvoorbeeld in de bladzijde die het strand beschrijft als een „natuurlijk kerkhof”: „Alle dode schelpdieren, visgraten, stukjes inktvis, zeehonden en glibberige kwallen spoelen hier aan. Ze zijn er gewoon, als vanzelfsprekend onderdeel van het leven.”
Jullie waren meteen vastbesloten iets te doen met de verbondenheid die jullie voelden op het eiland. Aanvankelijk was er het idee voor een monument op de plek van het ongeluk.
„We hebben gedacht over een monument, maar dat voelde toch niet goed”, zegt Anemoon. „Uiteindelijk hebben we er zo’n zesduizend bloembollen geplant, samen met familie, vrienden en eilandbewoners.”
„Het meest helende was het planten zelf”, zegt Arjan. „Met je handen in de aarde wroeten. We hebben alle bloemen van Mees’ uitvaart gecomposteerd in onze tuin en die compost over de nieuwe bollen verspreid.”
„Het is uitgegroeid tot een vrij armetierig veldje”, zegt Anemoon. „Er zijn maar iets van tweehonderd bloemen opgekomen. Ik voelde me een beetje een slechte moeder. Alsof ik er niet goed voor had gezorgd. Maar op een gegeven moment dacht ik: dit is de natuur — daar heb je geen controle over.”
In de jaren na Mees’ dood leerden Arjan en Anemoon het eiland kennen als een troostende plek. Een tijdlang probeerde Arjan dagelijks met oefeningen stil te staan bij de natuur. „In de natuur voel je je onderdeel van een groter geheel.” Hij ging bijvoorbeeld dagelijks vijf minuten lang met aandacht luisteren naar vogelgeluiden. Die methode is Arjan, die eerder directeur was van de Waddenvereniging en nu sociaal ondernemer is, Earthfulness gaan noemen, en samen met onder meer de Radboud Universiteit ontwikkelt hij die verder door. De oefeningen zijn gebaseerd op wetenschappelijke inzichten over hoe verbondenheid tussen mens en natuur versterkt kan worden in het dagelijks leven.
Wandelen helpt hen om verder te leven, schrijven ze in hun gids: „Het verdriet was tijdens het wandelen niet weg, maar we zagen meer en herkenden hoe verlies onderdeel is van alles om ons heen. Het is iets wat we delen met de vogels, de bomen, de pony’s achter ons huis.”
Zijn jullie ook spiritueler geworden? In de gids schrijven jullie over magische momenten.
Anemoon: „Toen Mees net was overleden, beleefden we veel magische momenten. Je huid ligt open en alles komt binnen, zo voelt het. Je ziet overal regenbogen die speciaal voor jou lijken.”
Arjan: „We wilden na Mees zijn dood een keer een kampeerbusje kopen, maar twijfelden nog. We gingen langs bij vrienden die er een hadden. Er kwam ineens een meesje voor hun bus zitten. Op een gegeven moment vloog hij de bus in, ging op de achterbank zitten, keek eens op zijn gemakje rond en vloog daarna weer weg.”
Anemoon: „Toen zei ik: dit gaan we doen.” Bijna iedereen die iemand is verloren, maakt zulke dingen mee, zien Anemoon en Arjan.
Door alle drukte rondom de opening van het pad is er de afgelopen maanden minder ruimte geweest om stil te staan bij Mees. Dat vinden ze soms moeilijk, vertellen ze. Arjan: „Je kunt iemand ook missen door hem niet te missen, zeg maar.”
Veel mensen proberen het missen juist weg te duwen.
Anemoon, die in het cultuur-historisch museum van Terschelling werkt maar voorheen uitvaartondernemer was: „Als je iets onderdrukt, bijvoorbeeld doordat je heel hard werkt, ga je op een hele smalle bandbreedte leven. Dan is er geen ruimte voor verdriet, maar ook niet voor plezier.”
We horen stappen op het tuinpad. Het is Walter. Hij maakt vuurtoren Brandaris schoon en leegt er de brievenbus voor Anemoon en Arjan. Daar doen veel mensen die aan hun rouwtocht beginnen de ‘verlieskaart’ die ze bij hun gids van de Walk of Grief krijgen. Ze schrijven of tekenen erop voor welk verlies ze lopen.
In de Hoornerkooi werden vroeger eenden gevangen. Nu leidt de tocht erlangs. Foto Siese Veenstra
In de papieren tas die Walter op tafel zet, zitten veertig kaarten, de opbrengst van twee weken. We lezen een kaart van een opa en oma die voor hun overleden kleindochter lopen, ze willen stilstaan bij de droefenis die dat in hun gezin bracht. Een ander stel draagt de wandeltocht op aan hun „nooit geboren kinderen”. Er is een kaartje van een familie van zes, die samen op pad gaan omdat ze een kind zijn verloren. Vader en moeder en de kinderen die er nog zijn, opa en oma. „Door stil te staan komen we vooruit”, schrijven ze.
Anemoon glimlacht: „Ik dacht eigenlijk dat mensen één woord zouden opschrijven, maar het zijn vaak hele verhalen.”
Hoe vinden jullie het, dat zoveel mensen hele dagen doorbrengen op een pad dat jullie hebben bedacht?
Arjan denk na. „Ik weet het niet zo goed. Ik voel geen trots of zo. Ik vind het wel heel fijn als ik mensen hoor vertellen dat ze er iets aan hebben gehad.”
Anemoon knikt instemmend. „Eigenlijk doet het eiland het werk, de natuur. Wij bieden handvatten en lichten dingen uit, en de rest doen mensen zelf. Ik hoef er ook niet per se credits voor. Een pad maak je met elkaar.”
Op een tafeltje langs de route kunnen wandelaars een briefje schrijven voor hun opvolgers.
Foto Siese Veenstra
‘Ik zei altijd dat het geen zin had om me er druk over te maken. Maar nu ben ik weer zo boos’
Ben van Laake (74) en Marina van Laake-Ruesen (68) verloren hun kleinzoon Siem, die in 2017 na een jaar ziekte op zesjarige leeftijd overleed. Ze liepen in april de rouwwandeling.
Siems lievelingsplek was het Waalstrandje, een rivierstrandje met grote keien waar hij graag speelde. Het is een plek geworden om hem te herdenken. Op een boom hebben zijn ouders een bordje met zijn naam gehangen.” Bijna altijd als we daar komen, heeft iemand iets voor Siem achtergelaten”, zegt Marina van Laake-Ruesen.
In de jaren na Siems dood ontstonden er in de familie manieren van herdenken: het bordje bij het strand nabij Nijmegen, en de heliumballon met persoonlijke boodschappen die ze elk jaar voor hem oplaten.
Zelf waren ze aanvankelijk vooral bezig met de zorgen die ze hadden over hun kinderen en kleinkinderen, minder met hun eigen verdriet en rouwverwerking. Ze weten allebei veel over de mentale gezondheid, want ze hebben opleidingen tot therapeut gevolgd. „Maar toch liepen we vast”, zegt Van Laake. „We hebben vier kinderen, en het begon tussen ons allemaal te schuren”, vult Van Laake-Ruesen aan. Iedereen rouwde anders. „Ik begon op een gegeven moment te huilen en kon bijna niet meer stoppen”, zegt ze. „Ben rechtte juist zijn rug.”
Toen ze dit voorjaar in een krant lazen over de rouwtocht, besloten ze die te doen. „Voor mij leek de tocht sterk op hoe ik rouw ervaar”, zegt Van Laake-Ruesen. „Soms begon ik met wandelen en ging het heel goed, en een halfuur later kluunde ik door mul zand en viel de zwaarte over me heen. Het was rouw, fysiek gevoeld.” Na de wandeling voelde Van Laake-Ruesen meer acceptatie bij zichzelf. „Dat rouw soms zwaar is en soms minder zwaar – ik kon het beter dragen. Op de boot terug voelde ik me rustiger.”
„Bij mij gebeurde het tegenovergestelde”, zegt Ben van Laake. De stilte van de wandeling bracht hem terug naar de laatste veertien dagen van Siems leven. „Hij heeft toen zo geleden. Dat was ondraaglijk. Het onvermogen iets te kunnen doen. Het besef dat er aan het begin en aan het eind van het leven over je wordt beschikt.” Van Laake had die herinneringen „geparkeerd”. „Ik zei altijd dat het geen zin had om me er druk over te maken. Maar nu ben ik weer zo boos.”
Hij vertelt over een moment met Siem, kort voor het einde. Buiten, op een heuvel. „Hij schoof stilletjes op mijn schoot, zoals altijd, en klopte op mijn rug: ‘Opa, wij zijn toch vrienden?’ ‘Ja’, zei ik. „Sinds de wandeling voel ik heel sterk: in die laatste weken heb ik hem in de steek gelaten. Ik ben bang dat hij gedacht heeft: dit doen vrienden niet.” Een vriend had hem op dat moment beter geholpen, is het gevoel dat bij Van Laake is overgebleven. De wandeling heeft Van Laake doen inzien dat hij hier graag verder bij stil wil staan. „Ik ga praten met iemand.”
‘Na tien jaar bezig zijn met onze kinderwens, kon ik stilstaan bij wie ík ben’
Lieke Breuer (38) en Gerline Zwama (40) verloren in maart 2020 hun dochter Janne, die stil werd geboren. Tijdens Jannes „jaardag” liepen ze het rouwpad.
„Janne heeft rituelen in ons leven gebracht”, vertelt haar moeder Lieke Breuer aan de telefoon. Op haar jaardag, de dag waarop ze ter wereld kwam, halen Breuer en haar vrouw Gerline Zwama herinneringen op. „Ze had een enorme dikke bos haar. Ons punkertje.
„Voor haar kunnen we niet doen wat we voor ons zoontje Olle, die twee is, wel kunnen doen. Maar de rituelen geven houvast. Elk jaar brengen we oranje en roze ballonnen haar grafje, en eten we er zelfgemaakte Janne-koekjes. En met Kerst zetten we daar voor haar een fluorescerend sneeuwpopje en een kerstboompje neer.”
Breuer en Zwama sloten tijdens de tocht ook een intensief fertiliteitstraject af, en dachten terug aan de miskramen die ze kregen. Zwama zou nog een kindje dragen, maar dat is niet gelukt.
„Tijdens het wandelen waren we vijf dagen lang los van de samenleving, zo voelde het. Na tien jaar bezig zijn met onze kinderwens, kon ik stilstaan bij wie ík ben. Ik vond iets van mijn positieve zelf terug, en heb vreugdedansjes gedaan. Voor mijn vrouw begon de tocht anders. Die voelde: nu moet het, waardoor het langer duurde voordat er ruimte voor rouw en het voelen van liefde ontstond.”
Aan het einde van de eerste wandeldag, precies bij de ‘eenzame boom’, het symbool van het pad, zagen Breuer en Zwama een regenboog. „Voor mij is dat een knipoog van onze dochter. Ik zie Janne in alles. Omdat we geen nieuwe herinneringen met haar kunnen maken, zijn dat de dingen die je vastlegt en deelt. Dat is het verhaal dat je anderen kunt vertellen.”
De de ‘eenzame boom’ dat het logo van de Walk of Grief is geworden. Foto Siese Veenstra
We lopen over het veld van een voormalige boerderij in Zuidwest-Friesland, aan de rand van het IJsselmeer – deze boerderij is tevens het huis, de studio, een onderwerp en deels het materiaal voor kunstenaar Saskia Noor van Imhoff en haar partner, ontwerper Arnout Meijer. Dit stukje aarde is tevens, net als vrijwel alle grond in Nederland, afgebakend met een grens. Maar tot hoe diep reikt het perceel? Een paar meter onder de grond, of veel dieper – tot het middelpunt van de aarde?
„Ik weet het niet meer precies”, zegt Van Imhoff (1982). „Maar ik heb het opgezocht toen ze hier grondproeven kwamen doen. Dat was omdat we de bestemming van de boerderij wilden laten aanpassen, van een agrarische functie naar een woonbestemming. Daarvoor moest bepaald worden of de grond niet te vervuild was en hebben ze monsters uit de grond genomen.”
Die vraag, over de afkadering van iets dat in principe onbegrensd lijkt, is kenmerkend voor Van Imhoffs werk. Sinds haar lovend ontvangen solotentoonstellingen in de Amsterdamse kunstruimte De Appel en het Stedelijk Museum Amsterdam, maakt ze naam in de kunstwereld, met intelligente en poëtische installaties, vaak ruimtevullend, waarin ze onderzoekt hoe verzamelingen werken, hoe we de wereld indelen, classificeren en waarde toekennen.
Vaak is het werk van Van Imhoff gericht op het kunstinstituut en de museumwereld: welke regels en (uitsluitings)mechanismen gelden daar? Denk aan installaties met opengezaagde museumwanden, pruttelende klimaatinstallaties, halfdoorzichtige vitrines.
Op dit moment is in het Teylers Museum in Haarlem bijvoorbeeld een groot werk van haar te zien, als onderdeel van een groepstentoonstelling over de kosmos:in een statige ruimte van het voormalige woonhuis van Pieter Teyler plaatste ze een tijdelijke houten constructie, als een soort tussenwand. Daarop toont ze mysterieuze, foto’s van in een rode waas verscholen voorwerpen uit de collectie van het Teylers Museum die normaal gesproken nauwelijks licht krijgen. Een reeks foto’s van de maan op kwetsbaar papier, gevaarlijke uraniumhoudende stenen en een meteoriet die net zo oud is als de zon. Zo speelt ze met wat normaal verborgen blijft, en toont hoe bewaringstechnieken en museale regels bepalen wat we zien – en wat we normaal niet zien.
Foto Kees van de Veen
Het exacte antwoord op die vraag, tot hoe diep de grond bij het perceel hoort, is niet de kern. Het gaat er om op te merken dat die grens überhaupt bestaat. Van Imhoff: „Wanneer je dat soort structuren en afbakeningen gaat onderzoeken, blijkt keer op keer dat ze ook iets beperkts hebben. Voor de grondproeven hebben ze in een vooropgezet grid op een tiental plekken een schep in de grond gestoken. Als je dat op een andere plek had gedaan, dan was er misschien een heel ander resultaat uit de meting gekomen.”
Drie jaar geleden verhuisde Van Imhoff samen met haar partner Arnout Meijer van de stad naar het platteland, vanuit Amsterdam naar een oude zuivelboerderij in Mirns, in het Friese Gaasterland. De boer en boerin die eerder op de boerderij woonden waren een paar jaar daarvoor al gestopt. Ze kozen ervoor het land rondom de boerderij drastisch te vergroenen: ze plantten zo’n vierduizend inheemse bomen en groeven een vennetje uit – enkele jaren later lijkt het alsof het er al eeuwenlang ligt. Met de aarde die overbleef zorgden ze voor glooiing in het landschap.
De plek beschouwt van Imhoff als een „organische collectie”, van materialen, objecten en fenomenen – te gebruiken voor haar werk. „Het gaat mij er niet om dat het mijn huis is, zo persoonlijk is het niet – ik gebruik het eerder als voorbeeld voor de dingen en structuren direct om ons heen.”
Voor een expositie in het Stedelijk Museum Amsterdam en het Fries Museum in Leeuwarden exposeerde ze in grote installaties bijvoorbeeld een deel van de eeuwenoude balken van de boerderij in Mirns, samen met een houtdateringsonderzoek. „Deze boerderij is op papier 150 jaar oud, maar sommige balken zijn volgens metingen bijna vijfhonderd jaar oud. Hoe oud is de boerderij dan echt?”
„Het werk gaat ook over wat we als erfgoed beschouwen, wat we ons willen herinneren. We hebben deze balken uit de boerderij gehaald, omdat ze niet meer in goede kwaliteit waren. Maar je hebt het wel over hout dat in 1631 is gekapt, en dat dus omstreeks 1500 is begonnen te groeien. Je kunt het begin ervan eindeloos blijven bevragen. Het blijkt dat het hout uit Wit-Rusland komt, maar gezien bossen ook migreren gedurende duizenden jaren, waar komt dit type boom vandaan? Waar ligt de oorsprong van dit gebouw? Wat willen, kunnen en moeten we herinneren? Wat is erfgoed en wie mag dat bepalen?”
Foto Kees van de Veen
Waar komt die onderzoekende houding vandaan?
„Ik denk eigenlijk niet dat het mij om het onderzoek gaat, maar om het blootleggen van structuren. Het maken van allerlei soorten indelingen vinden we veilig. Hiërarchieën geven ons grip op de wereld. Maar ik vind het juist bevrijdend om ze bloot te leggen. Dan blijkt vaak hoe subjectief ze eigenlijk zijn.”
Je bent qua onderwerp steeds dichter op je eigen omgeving gaan werken. Is dat bewust?
„Mijn werk in instituten ligt ook heel dicht bij mij, het gaat mij om het bevragen van structuren en systemen. Ik wilde laten zien dat je die blik overal op kunt richten: de wereld zit vol structuren, regels en hiërarchieën. In principe kan alles informatie zijn: een tak, een dier, een stuk afval, echt alles.”
„De interesse in het afgebakende perceel komt eigenlijk voort uit een stukje grond dat we eerder hadden, vlak bij Amsterdam. Daar hadden we een perceel in een gebied dat is opgedeeld in een soort taartpuntpercelen. De grond was lange tijd totaal verwaarloosd, het werd door anderen als een soort stortplaats gebruikt – en toen begon ik me te interesseren voor hoe verschillende mensen met grond omgaan. Zo raakte ik gefascineerd door de bramen, een teken van te veel stikstof, en de parasitaire zwammen die groeiden op de dode bomen.”
„Op deze plek raakten we zo gemotiveerd, dat we op zoek zijn gegaan naar een nieuwe plek die we samen verder konden onderzoeken, een plek met een lang geheugen en herinneringen en materiaal om mee te werken, om uit te pluizen. We hebben nog gekeken naar een oude bunker, maar die was te vervuild om in te gaan wonen.”
Met en over, maar ook óp het land maken Van Imhoff en Meijer hun werken. „Ik heb mezelf altijd als bouwer gezien, en hier kunnen we bouwen.” Op een heuveltje staat bijvoorbeeld een grote houten constructie, die, als je middenin de cirkel gaat staan staat, het landschap kadert. „Arnout werkt veel met het licht. De ononderbroken horizon om het land heen maakt je bewust van de continue dynamiek van natuurlijk licht – en hoe we de wereld om ons heen waarnemen – hierdoor ervaar je die verandering veel sterker dan in de stad.” Het frame is een poging om grip te krijgen op dit veranderende fenomeen, door het te kaderen en notities te maken. Met potlood staan er aantekeningen op het hout, zoals: ‘Volle maan, 13/04/25’.
Foto Kees van de Veen
Naast hun individuele werk bundelen Van Imhoff en Meijer hun artistieke onderzoek naar het land en de boerderij, onder de noemer REST. „We zochten een woord dat in zowel het Engels, Nederlands als Fries een betekenis heeft: dit staat voor ‘wat overblijft, of buiten beschouwing wordt gelaten’ en voor ‘stilstaan’ en ‘rust’.”
Als REST nodigen ze ook andere kunstenaars uit om op het terrein te komen werken. „We bieden ze een collectie natuurlijke en niet-natuurlijke objecten en fenomenen – het licht, de lucht, de boerderij –om mee te werken.” Op 21 juni opent hier de tentoonstelling ‘Twee Hectare’ , met werk van acht kunstenaars.
Het idee om oude boerderijbalken in een museum te exposeren, gaf inzicht in een fascinerend conservatietraject, vertelt Van Imhoff: „Voordat ze in het museum mochten, hebben de balken maanden in quarantaine gezeten. Ze moesten een aantal maanden in een hogedrukkamer liggen, om al het mogelijke ongedierte eruit te krijgen. Ze zijn nu echt dood. Dat blijft fascinerend toch: dat alle erfgoed in een museum zo statisch is. De tentoonstellingsruimte is net een vrieskamer.”
Dat doet me denken aan de futuristen, die zagen het museum als ‘begraafplaatsen’ en ‘publieke slaapzalen’.
„Ja, maar dat is mij te radicaal, dat slaat totaal de andere kant op. Ik vind musea en kunstinstellingen heel belangrijk. Tonen en conserveren is voor mij een onderdeel van cultuur. Maar het lijkt me goed ook deze systemen te blijven bevragen. Dit traject met de balken is ook een soort metafoor, voor wat het museum wél in komt en wat niet. Musea exposeren bijvoorbeeld veel minder kunst van vrouwen en van mensen van kleur. Hier is de laatste jaren gelukkig veel meer aandacht voor. Het gaat om het blootleggen van bepaalde structuren.”
Is je werk hier persoonlijker of meer autobiografisch geworden?
„Natuurlijk staat mijn naam eronder als ik wat naar buiten breng – maar het werk is ook altijd een samenwerking. Het dateringsonderzoek naar de balken in de boerderij is door andere mensen gedaan. Vrijwel alles wat je doet, is verbonden met andere mensen.”
„Tegelijkertijd maak ik soms ook werk dat heel persoonlijk is. In mijn meest recente tentoonstelling bij Galerie Grimm in Londen toonde ik een aluminium afgietsel van de stokken die mijn kind meebrengt van buiten. Dat is heel persoonlijk – maar tegelijk is het thema nog steeds kiezen en ‘selectie’. Dat vind ik heel interessant: welke afwegingen maakt een kind om de ene tak wél en de andere tak niet mee te nemen? Zo ontstaan ook kleine collecties.”
De expositie in Londen, en de eerdere show in het Stedelijk Museum, omvatte nog een andere serie werken: in grote vitrines van licht getint plexiglas toont Van Imhoff een serie rubberen matten, uit de stal van de boerderij – die daar lagen zodat de koeien niet uitglijden in de mest. In het werk graveerde ze afbeeldingen van planten die het goed doen bij veel stikstof.
Is je werk hier ecologischer geworden?
„Mijn werk bevat wel meer organische materialen, omdat ik deze vormen, kleuren en materialen nu meer in mijn omgeving tegenkom. Maar of de thema’s in mijn werk beter zijn of zelfs moreel juist zijn omdat het meer over ecologie gaat? Ik vind het moeilijk om daar een antwoord op te geven. Ik ben geen wetenschapper of politicus en ben ook niet geïnteresseerd iemand te vertellen hoe het moet. Ik ben een kunstenaar, ik geef geen antwoorden, ik laat dingen zien die mij opvallen.
„Er is natuurlijk al langer meer aandacht voor het platteland in de kunst, met onder meer de grote tentoonstelling van Rem Koolhaas in het Guggenheim in New York: Countryside. Het is een onderwerp in de wereld en daardoor ook in de kunst. Door hier te wonen, zie je hoe complex, rijk en genuanceerd de vragen zijn die daar omheen hangen zijn. Dat ontdekken, dat is zeker een meerwaarde van hier wonen.”
De expositie Twee Hectare opent op 21 juni, Wieldyk 8, Mirns. Werk van Saskia Noor van Imhoff is ook te zien in de tentoonstelling Kosmos in Teylers Museum en tijdens de Friese Kunstbiënnale Paradys (14/6 t/m 24/8).