‘Mijn ouders leidden een fantastisch, avontuurlijk en vol leven’

‘Op een zomeravond in 1951 hebben mijn ouders elkaar ontmoet tijdens het zeilen en kanoën op de Loosdrechtse Plassen. Hij studeerde mijnbouw in Delft, zij Mensendieck in Amsterdam. Haar kano sloeg lek, hij redde haar en de vonk sloeg over.

Na hun huwelijk in 1953 vertrokken ze naar Bolivia, waar mijn vader op zijn 26ste als mijnbouwkundig ingenieur de leiding kreeg over een tinmijn op 4.000 meter hoogte. Daarna van een goudmijn in Peru, gevolgd door vijf jaar van een tinmijn in het oerwoud van Belgisch Congo. Avontuurlijke jaren met apen als huisdier, vleesetende mieren en aardbevingen. Jaren die eindigden in 1960, met hun vlucht naar Nederland als gevolg van de onafhankelijkheidsstrijd in Congo.

Mijn moeder werd met haar naaimachine en koffertje met tafelzilver en foto’s op het laatste vliegtuig naar Nederland gezet. Mijn vader moest achterblijven. Een spannende tijd volgde, waarin hij met rebellen moest onderhandelen voor het behoud van de mijn en de levens van de mijnwerkers. Na maanden radiostilte kreeg mijn moeder een bericht dat hij veilig was.

Na terugkeer konden ze gelukkig na negen jaar wachten ouders worden, van mijn oudste zus. Later kwamen mijn zusje en ik. Inmiddels werkte mijn vader bij Philips, waarvoor mijn ouders werden uitgezonden naar Manilla, São Paulo en ten slotte Singapore. Toen wij de tienerleeftijd bereikten, kozen mijn ouders ervoor om definitief terug te keren, zodat wij hier konden wortelen. Mijn vader werkte tot zijn pensioen bij Philips, vloog als hobby Cessna’s en werd een verdienstelijk genealoog in zijn vrije tijd. Mijn moeder bleef vrijwilligerswerk doen en stortte zich op schilderen, golfen, ouderraad, etc. Ze was de spil en cheerleader van het gezin. Ze speelden veel bridge en maakten roadtrips. Ze hebben een fantastisch, avontuurlijk en vol leven geleid.”