Migratiebeleid voor de jungle en de tuin

Kiza Magendane

Dit is de afdeling chirurgie van ziekenhuis Gelderse Vallei te Ede. De empathische stem van een mannelijke zaalarts schetst wat mijn dierbare en mij de komende weken te wachten staat als wij het ziekenhuis eenmaal verlaten. Aan zijn accent valt af te leiden dat hij niet in dit land is geboren, maar zijn medische vocabulaire komt uit zijn mond met wiskundige precisie. Als hij op het punt staat te vertrekken vraagt hij, keurig volgens de procedures, of wij nog vragen hebben. „Ik heb dit niet eerder meegemaakt. Een zaalarts die op mij lijkt”, zeg ik zonder enig aarzeling. „Jij bent een rolmodel voor velen.”

In de korte uitwisseling die daarna volgt, glundert de jonge arts als hij erachter komt dat ik net als hij uit Centraal-Afrika kom. We wisselen wat woorden in het Frans uit. Daarna begrijp ik dat hij sinds december 2020 in Nederland woont. Vol bewondering hoor ik vervolgens hoe hij de afgelopen twee jaar erin slaagde om zich de Nederlandse taal eigen te maken, een opleiding te volgen, een stage te lopen – om ten slotte in dit Gelderse ziekenhuis als arts aan de slag te gaan.

Positieve verhalen als dat van deze mysterieuze zaalarts hoor je zelden in de discussie over migratie. Die discussie wordt eerder afgekapt door politieke ondernemers die ons op regelmatige basis wijzen op de schijnbare gevaren van migranten uit de zogenoemde niet-westerse landen. Iconisch is een uitspraak van Josep Borrell, de baas van de EU-diplomatie. In een lezing vorige jaar beschouwde hij Europa als een tuin, daar waar het grootste deel van de wereld een jungle is, die „de tuin kan binnendringen”.

Het is de vraag of wij ons denken en beleid over migratie door zure en cynische stemmen willen laten gijzelen, of juist ruimte willen maken voor constructieve en realistische stemmen. Stemmen die ons herinneren aan het feit dat migratie een inherent onderdeel van de menselijke geschiedenis is, en dat het aan ons is om het als bedreiging te zien of juist als kans te benutten. Wij hebben vanuit de Europese Unie tot nu toe niets geïnvesteerd in de opvoeding en het onderwijs van de vele duizenden migranten die hier hun heil zoeken. Toch kunnen wij met slim migratiebeleid hun ervaringen, verhalen en vaardigheden inzetten. Zonder de culturele spanningen uit het oog te verliezen en de angst van autochtone bewoners te negeren.

Een intelligent migratiebeleid zou twee doelen moeten dienen. In de eerste plaats de handen en hersenen van migranten benutten voor de immense uitdagingen waar onze samenlevingen mee kampen. Denk hier aan de energietransitie en de opbouw van een zorgeconomie. In de tweede plaats dient het beleid het aantrekkelijk te maken voor migranten om hun kennis en ervaring in te zetten voor hun landen van herkomst.

Voor het eerste doel hebben wij voldoende historische precedenten om lessen uit te trekken. Voor het tweede kunnen we leren van hedendaagse initiatieven. Denk aan het project ‘Connecting Diaspora For Development’ dat door de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) wordt uitgevoerd. Het project stelt diverse experts met een migratieachtergrond in staat om hun expertise in te zetten voor hun geboorteland. Denk aan de 36-jarige Niloufar Rahim, die sinds 2014 als arts via het IOM-project aan studenten en artsen in Afghanistan medische vaardigheidstrainingen geeft. Denk ook aan de 34-jarige juriste Jela Keyani, die via hetzelfde project een onderzoekscommissie ondersteunt die oorlogsmisdaden van IS onderzoekt.

Als we de verhalen van de mysterieuze arts, Jela en Niloufar zoveel mogelijk verspreiden, zullen demagogen die migranten als wilde dieren demoniseren zich op een gegeven moment schamen. En zo kan de weg vrijgemaakt worden voor een intelligent migratiebeleid, dat leidt tot win-win-winsituaties: voor de migranten zelf, hun landen van afkomst en onze eigen belangen.

Kiza Magendane is politicoloog en schrijft om de week een column op deze plek.