Middagtsjirpen is heel anders dan ochtendtsjirpen

Wekelijks stuit Karel Knip in de alledaagse werkelijkheid op raadsels en onbegrijpelijke verschijnselen.

Deze week: luidruchtige cicaden en migrerende slakken in de Franse vakantiezon.

Een cycade koestert zich in de zon.
Een cycade koestert zich in de zon. Foto ANP / Nature Picture Library

In het zuiden van Zuid-Frankrijk, en niet heel ver van de zee, viel het deze zomer met de hitte reuze mee. Begin juli werd het nauwelijks warmer dan 32 graden en er was zelfs een dag waarop het bij wat slappe regen niet warmer werd dan 20 graden. Die dag zongen de cicaden niet en namen de slakken de benen.

Op alle andere dagen begonnen de cicaden ’s ochtends rond tien uur aan hun indringend lied. Niet schuchter één voor één maar allemaal tegelijk en in de loop van de dag steeds harder tot het gezang rond theetijd oorverdovend was. Maar: huiveringwekkend mooi, vooral als de dieren in fase tsjirpten.

Cicaden zijn een soort reuzenvliegen met een ongelooflijk interessante levenscyclus waar David Attenborough graag meer over vertelt. In Zuid-Frankrijk komen twintig soorten voor en de luidruchtigste is Cicada orni, de ‘cigale grise’, die bij voorkeur verblijft op allerlei dennen maar daar niet makkelijk gevonden wordt omdat-ie zo goed gecamoufleerd is en wegkruipt als-ie je ziet aankomen.

Harder

Het zijn de mannetjes die zingen, de vrouwtjes komen er naar luisteren. De zang begint zodra de luchttemperatuur is opgelopen tot een graad of 22. Het kan iets eerder zijn als de zon fel schijnt, want de mannetjes gaan liefst goed in de zon zitten om op te warmen. Overigens zijn ze niet strikt ‘koudbloedig’ (ectotherm) zoals de meeste insecten, ze kunnen hun lichaam ook op eigen kracht een paar graden boven de luchttemperatuur brengen. Het neemt niet weg dat een koele windvlaag of een wolk die voor de zon schuift de zang kan stilleggen. Wordt het al te heet dan zoeken de cicaden de schaduw op, maar hun zang verdraagt opvallend hoge temperaturen.

De Zuid-Fransen zijn erg gesteld op hun cicaden en doen er veel onderzoek aan. Zo staat inmiddels niet alleen vast dat de dieren in de loop van de dag steeds harder gaan zingen maar ook dat hun lied daarbij verandert. Het middagtsjirpen is heel anders dan het ochtendtsjirpen, constateerde geavanceerde registratieapparatuur. De psychologie van de cicade heeft ook veel aandacht gehad.

Wat nog niet is uitgezocht is waarom de cicaden rond het AW-vakantieoord ’s avonds om acht uur abrupt ophielden met zingen en dan drie kwartier later toch steeds weer opnieuw begonnen. Tot het donker werd. Je kreeg er een vervelend onrustig gevoel van.

Klimmende slakken

Het leven van de miljoenen witte en wittige slakjes die je ’s zomers in Zuid-Frankrijk hoog in hekken, telegraafpalen en kale stengels ziet zitten is weer heel anders. Het zal ook wel geconcentreerd zijn rond voedselopname en geslachtsgemeenschap maar als het warm wordt raakt daar snel de vaart uit. Als het ál te warm wordt klimmen de slakken, Theba pisana en Cernuella virgata en hoe ze heten, resoluut naar boven om aan de hitte te ontsnappen. Vaak vormen ze dikke ‘aggregaten’, zoal de term luidt. Ze raken in een zomerslaap die duurt zolang de warmte aanhoudt. De zomerslaap heet ‘estivatie’.

Sommige publicaties suggereren dat de slakken elke nacht even afdalen om te foerageren en dan tegen de ochtend weer snel opnieuw in zomerslaap gaan maar onder de Zuid-Franse slakken lijkt dit niet de gewoonte. Neem je een paar dagen achtereen foto’s van dezelfde groep zomerslapende slakken op een telegraafpaal dan zie je geen verandering in het groepsportret.

Niet dat de dieren niet snel kunnen reageren. Op de ochtend van die sombere, natte dag, toen de cicaden niet zingen wilden, hadden ze zonder uitzondering hun hekken, palen en stengels verlaten. In wilde reislust waren ze alle kanten opgetrokken en niet weinigen waren daarbij op de snelweg beland. De vakantieganger was blij dat slakkenbloed niet rood is.

Ondertussen is niet alles even begrijpelijk aan het warmtebeleid van de slakken. Dat de luchttemperatuur een meter boven de grond wat lager is dan op de grond zelf is eenvoudig aan te tonen. Daar staat tegenover dat je in een hoge positie heel veel extra zon vangt, zoals de cicade weet, maar dat kan Theba pisana en Cernuella virgata kennelijk geen barst schelen. Ze deden daar ten oosten van Avignon niet eens moeite om op de noordkant van de telegraafpalen terecht te komen.

Toch blijkt uit de sterfte die tijdens de zomerslaap optreedt dat het daar in die slakkenhuisjes flink heet kan worden. Warmtetolerantieproeven met Theba pisana toonden aan dat urenlange blootstelling aan temperaturen boven de 42 graden makkelijk lethaal is.

Hitte in het hart van de pruim

Misschien kan de lezer, op dit punt aangeland, begrijpen waarom er van AW-wege een poging is gedaan om vast te stellen wat het effect is van directe blootstelling aan zonnestraling. Hoeveel warmer dan de lucht wordt een slak in zijn slakkenhuisje als dat huisje in de felle zon ligt? Bij gebrek aan beter is het onderzocht aan een blauwe pruim die toch al in de zon lag omdat-ie niet rijp wilde worden. Het hart van de pruim, dat vlak naast de pit ligt, kwam op 45 graden toen het in de schaduw nog maar 30 graden was. Geen kleinigheid.

Later, op 9 september, is het experiment in Nederland nog eens herhaald met een tomaat en een meloen die bij een schaduwtemperatuur van 29 graden vier uur lang aan zonnestraling werden blootgesteld. Het hart van de meloen haalde 37 graden, dat van de tomaat kwam op 47. Klassieke metingen aan de schil van witte en blauwe druiven in Frankrijk toonden volgens een recent reviewartikel een veel kleiner effect aan. Dan moet het wel zo zijn dat de zon hier in Holland feller schijnt dan in het zuiden.