De spanning was om te snijden, toen de camera’s op het Moskouse Rode Plein om stipt tien uur lokale tijd aanfloepten en de militaire parade, ter ere van de tachtigste herdenking van de overwinning op nazi-Duitsland, onder een strakblauwe hemel van start ging. Van de logistieke chaos, waarin de Russische hoofdstad vanwege extreme veiligheidsmaatregelen al dagen verkeert, was op de tribunes op het uitgestrekte plein niets te merken.
Op de eretribune zat de Russische president Vladimir Poetin, geflankeerd door verreweg de belangrijkste van zijn buitenlandse gasten: de Chinese president Xi Jinping en diens echtgenote Peng Liyuan. Als teken van het stevige Russisch-Chinese bondgenootschap bezocht Xi de Russische hoofdstad maar liefst vier dagen en liep er een Chinese erewacht mee in de mars. Met de machtige Xi aan zijn zijde kon de dag voor Poetin niet meer stuk.
Na de traditionele inspectieronde van de troepen door Defensieminister Andrej Beloöesov, nu precies een jaar in functie, nam Poetin het woord. De Russische president kwam meteen tot de kern en verklaarde dat Russen „altijd” lessen blijven trekken uit de Tweede Wereldoorlog en „nooit zullen instemmen met een verdraaiing van de gebeurtenissen, met pogingen om de beulen te rechtvaardigen en de ware overwinnaars zwart te maken”. Wie hij met de „beulen” precies bedoelde, bleef onduidelijk. In de strijd tegen nazi-Duitsland vochten in het Rode Leger miljoenen Oekraïense en andere Sovjet-soldaten mee en werden onder andere Kyiv, Odessa en Sebastopol onderscheiden als ‘heldensteden’, die standhielden tegen de oprukkende Duitse troepen.
Lees ook
Dreiging hangt over Moskou in aanloop naar 9 mei-viering
Basale historische feiten
Ondanks zijn inmiddels sleets aandoende verwijten aan anderen wat geschiedsvervalsing betreft, trekt Poetin zich van basale historische feiten weinig aan. De president verklaarde dat Rusland altijd zal strijden tegen „nazisme, russofobie en antisemitisme” en benadrukte dat zijn volk verenigd achter de „deelnemers van de speciale militaire operatie” staan, zoals de oorlog in Oekraïne in Rusland wordt genoemd. Naast lof voor het „moedige Chinese volk” sprak hij toch ook nog de Russische waardering uit voor „de bijdrage van de soldaten van de geallieerde legers” in de strijd.
Met de aanwezigheid van andere leiders op de tribunes kon Poetin laten zien dat zijn land ondanks drie jaar oorlog en sancties geenszins alleen staat in de wereld. De Braziliaanse president Luiz Lula da Silva en die van verschillende Aziatische, Afrikaanse en Centraal-Aziatische landen hadden Moskou weten te bereiken. Dit ondanks de ernstige vliegverstoringen, die eerder deze week werden veroorzaakt door Oekraïense drones. De Wit-Russische nieuwssite Zerkalo meldde de cringe van de dag, toen ter ere van de Wit-Russische president Loekasjenko het lied ‘Ons vadertje is geweldig, wij zijn altijd met hem’ werd aangeheven.
Tot verontwaardiging van de EU waren ook de Servische president Aleksandar Vucic en zijn Slowaakse collega Fico naar Moskou afgereisd, naast de Palestijnse president Machmoed Abbas, de fel pro-Russische, Amerikaanse acteur Steven Seagal en de Servische filmmaker Emir Kusturica. De Noord-Koreaanse president Kim Jong Un, wiens leger meevecht in Oekraïne, liet verstek gaan. Net als de Azerbeidzjaanse president Ilham Aliyev, die zijn relaties met Moskou op een laag pitje heeft gezet, sinds een Russische raket eind vorig jaar ‘per ongeluk’ een Azerbeidzjaans toestel uit de lucht schoot. Poetin bood daar excuses voor aan.
Xi over Oekraïne
Het was in alle opzichten een drukke week voor de monter ogende Poetin. Een dag eerder hadden hij en Xi met elkaar gesproken over de oorlog in Oekraïne, waarbij Xi de Russische president had opgeroepen een „rechtvaardige, duurzame en wettelijk bindende” vredesovereenkomst te sluiten, zo meldde Russische en Chinese media. Poetin herhaalde zijn bereidheid om „zonder voorwaarden” met Kyiv te onderhandelen, iets waartoe hij tot nog toe geen enkele geloofwaardige stap heeft gezet. Het driedaagse bestand, door Poetin uitgeroepen ter ere van de viering en door Oekraïne niet bekrachtigd, werd afgelopen dagen aan alle kanten geschonden.
Vietnamese militairen tijdens de parade. In het defilé liepen ook militairen mee uit China, Mongolië, Myanmar en Egypte.
Foto’s Kirill Kudryavtsev/AFP & Ivan Sekretarev/Mikhail Korytov/EPA
Na de toespraken was dan het tijd voor het defilé en marcheerde een keur aan nationale en internationale regimenten en erewachten langs de muren van het Kremlin. Daaronder die van China, Mongolië, Myanmar, Vietnam en Egypte. Onder de in piekfijne uniforms gestoken Russische militairen bevonden zich als gebruikelijk veel jonge mannen en vrouwen in opleiding. De oorlogsrealiteit in Oekraïne eist een permanente inzet van ervaren Russische troepen. Hoewel de 9 mei-parades sinds 2022 qua militaire hardware een stuk minder imposant zijn geworden, deed het Russische leger dit tachtigste herdenkingsjaar duidelijk moeite om de ‘pracht en praal’ enigszins te herstellen.
De BBC signaleerde nieuwe gemotoriseerde artillerie-eenheden, waaronder de 2S44 Giatsint K en de 2S43 Malva en de nieuwe infanterievoertuigen Koerganets en Boemerang. Daarnaast kwamen de Iraanse Shahed-drones voorbij, die in Oekraïne vernietiging zaaien, en enkele nieuwe verkennings- en kamikazedrones. De bij analisten al enkele jaren bekende raketwerper TOS-2 ‘Tosotsjka’ denderde dit jaar voor het eerst over de Moskouse keien. De ceremonie werd na ongeveer twee uur afgesloten met een luchtshow, die tegen de algemene verwachting in niet was geannuleerd. Met camera’s behangen vliegtuigen scheerden over het Rode Plein, een staart van rood-wit-blauwe rook in hun kielzog achterlatend.
Poetin verwelkomt Noord-Koreaanse officieren tijdens de parade.
Foto Evgeny Biyatov/EPA
De strak geregisseerde parade verliep vlekkeloos en de gevreesde Oekraïense (drone-) aanvallen bleven Poetin en zijn buitenlandse gasten bespaard. Toch was er ook een sprankje protest. De Russische organisatie ‘Weg naar Huis’, opgericht door echtgenotes van 2022 onder dwang gemobiliseerde soldaten, had eerder deze week opgeroepen tot stil protest, om aandacht te vragen voor het lot van hun mannen. De actiegroep, die zich verenigd op Telegram en door de autoriteiten vorig jaar tot ‘buitenlands agent’ werd verklaard, legt wekelijks bloemen bij oorlogsmonumenten. „Laat dit een herinnering zijn: we zijn het niet vergeten. We accepteren dit niet. We wachten op onze dierbaren”, schreef de groep in een verklaring. „Wij willen vrede. Niet alleen in woorden, maar echt.”
Tiel is een van oudste steden van Nederland en een bakermat van de Nederlandse industrie (Flipje!). De stad is een archeologisch paradijs, waar een jaar of wat geleden meer dan een miljoen voorwerpen uit de steen-, brons- en ijzertijd zijn opgegraven – zoals een glazen kraal uit Mesopotamië. De vondst van een vierduizend jaar oude zonnekalender maakte van Tiel het ‘Stonehenge van Nederland’.
„Bij opgravingen in de binnenstad hebben we het Jeugdjournaal gehaald met kinderen die de grond onderzochten met een metaaldetector”, vertelt wethouder Remco Dijkstra (Wonen, VVD) trots. Tegelijk is het rijke verleden een last, zegt hij: „Voor elk nieuwbouwproject moeten we archeologisch onderzoek laten doen.” Daarnaast moet vervuilde grond van verdwenen industrie vaak gesaneerd worden. „Allemaal duur, tijdrovend en ingewikkeld.”
Mede hierdoor werd vorig jaar in Tiel van maar zeven nieuwe woningen de sleutel overhandigd. Met onder meer Papendrecht, Oegstgeest en Blaricum behoort Tiel tot de gemeenten waar in 2024 de minste woningen zijn opgeleverd – afgezet tegen het huizentekort in de regio. In Heemstede, Waterland en Bloemendaal was de periode tussen het verlenen van de bouwvergunning en de oplevering van de – weinige – woningen het langst. Dit blijkt uit een analyse door NRC van gegevens over woningbouw in Nederland. Hieruit blijkt ook dat in onder meer Hardinxveld-Giessendam, Terneuzen, Zaanstad en Zoeterwoude juist relatief veel woningen zijn gebouwd.
De gemeentelijke bouwscores zijn een momentopname – bouwprojecten duren jaren – maar bevestigen dat de woningbouw in Nederland stroef verloopt. Tot en met 2030 moeten er elk jaar 100.000 woningen worden bijgebouwd, zo heeft toenmalig woonminister Hugo de Jonge in 2023 afgesproken met overheden en ander woningmarktpartijen. Dat aantal wordt bij lange na niet gehaald. Ondanks de woningnood is de teller in 2024 blijven staan op 69.000 nieuwe woningen – 30.000 minder dan afgesproken.
Gemeenten willen best tempo maken, leert een rondgang langs 22 wethouders met ‘wonen’ in hun portefeuille. „Onlangs sprak ik een inwoner die bij zijn zus woont. Zij is nu in verwachting en zijn kamer is bestemd voor de baby”, vertelt wethouder Ton van Nieuwkerk (PvdA) van Waterland. „Zoiets is geen uitzondering meer. We moeten alles doen wat we kunnen doen aan de woningnood.” Zijn collega Gert van Laar (SGP) van Rhenen zegt: „Laten we gaan bouwen! Kom op! De woningnood is hoog!”
De wethouders willen voor hun bewoners vooral „betaalbare woningen” en huizen die de „doorstroming” bevorderen. Dat zijn sociale-huurappartementen en starterswoningen voor mensen die (nog) niet veel inkomen hebben, maar ook rijtjeshuizen voor (beginnende) gezinnen en gelijkvloerse woningen voor ouderen. Die laatste twee groepen zullen vaak ook een woning achterlaten. „Na één doorstromer volgen er soms wel vijf of zes verhuisbewegingen”, zegt Paul Olthof (CDA) van Zoeterwoude „Dat hebben we nodig om beweging te krijgen in de woningmarkt.”
Voor een rijtje van tien huizen moeten we al archeologisch onderzoek doen
Iedereen wil die beweging, signaleert Van Nieuwkerk van Waterland: „Woningbouw is politiek en maatschappelijk onomstreden”, zegt hij: „Je krijgt van links tot rechts volledige steun voor wat je doet. Het is eigenlijk gewoon doorgaan en doorpakken.”
Waarom lukt dat dan niet?
Soms ligt de verklaring in lokale omstandigheden. Zo móchten de gemeenten in krimpregio’s Noordoost-Groningen en Zeeland lang niet bouwen. „Als je lang genoeg op slot staat als krimpgemeente, komt er vanzelf een woningtekort”, zegt Annalies Usmany-Dallinga van Eemsdelta (Lokaal Belang Eemsdelta). Haar collega Rutger Schonis (D66) van Middelburg: „We zijn vijftien jaar lang gegijzeld geweest door het krimp-spook.” Sinds 2023 mag bouwen weer, maar het kost tijd dit weer op gang te krijgen.
Toch geven de wethouders vooral gemeenschappelijke verklaringen voor het te lage bouwtempo. Die zijn samen te vatten als: de zeven obstakels van de Nederlandse woningbouw.
Illustratie Chris Bosch
Geen (eigen) bouwgrond
Gemeenten maken plannen en geven vergunningen af, maar bezitten zelden zelf bouwgrond. Veel gemeenten hebben hun laatste stukken bouwgrond verkocht tijdens de kredietcrisis, die in 2008 begon. „Daardoor heeft de gemeente ook niet de regie”, zegt wethouder Dijkstra van Tiel: „De kavels zijn van projectontwikkelaars, die vaak geen haast hebben.” Zulke commerciële partijen wachten op een financieel aantrekkelijk project. „Het bouwen van betaalbare woningen is niet aantrekkelijk”, zegt Roland Boom (VVD) van Huizen. Hij signaleert dat er op de bouwgrond in zijn gemeente vaak niets gebeurt: „‘Moeilijk terug te verdienen’ zegt een ontwikkelaar dan. Dat klinkt mooier dan ‘We willen de winst maximaliseren’.”
We waren lang gegijzeld door het krimp-spook
Bloemendaal wil op „een heel mooie locatie” een derde van de nieuwe woningen voor sociale huur bouwen, zegt wethouder Attiya Gamri (PvdA). „Maar de ontwikkelaar wil daar grote villa’s neerzetten, want die brengen het meeste op en maken het project rendabel. Ik snap het, maar we worden het niet eens. Nu ligt het project al drie jaar stil.”
Als een van de weinige gemeenten heeft Rhenen wel eigen grond, die nu veelal wordt verpacht aan boeren. „Toch gaan we die grond niet volbouwen”, zegt Van Laar, „want dat zijn niet de meest aangewezen plekken om te bouwen.”
Illustratie Chris Bosch
Gebrek aan (stikstof)ruimte
Gemeenten kunnen niet zomaar woningen neerzetten buiten de bebouwde kom, bijvoorbeeld in een weiland. Dat ligt vaak tegen een natuurgebied aan, of een beschermd landschap. „Wij worden omgeven door het Goois Natuurreservaat, dat is groen en dat blijft groen”, zegt wethouder Roland Boom (VVD) van Huizen, een voormalige groeigemeente. „Alle beschikbare grond is inmiddels volgebouwd. Ik wou dat ik een weilandje kon creëren…”
Ook Blaricum, gelegen in een beschermd landschap, heeft nog één grote bouwlocatie. En er lopen nog wat kleine bouwprojecten bij de dorpskern. „Als die klaar zijn, is Blaricum echt vol wat betreft nieuwbouw”, zegt Anne-Marie Kennis (Hart voor Blaricum). „Want je kunt niet ieder stukje groen gaan bebouwen.”
In Papendrecht komt de grens ook in zicht, zegt Arno Janssen (PAB). „We zitten in het dichtst bebouwde deel van Zuid-Holland.” Sinds een jaar of vijf heeft Papendrecht geen ‘weiland’ meer. „Er wordt wel eens gezegd: Papendrecht is af. We hebben geen ruimte meer voor grote aantallen nieuwbouwwoningen.”
Dus moeten gemeenten vooral ‘binnenstedelijk’ bouwen. Maar: „Als we een woonlaag willen toevoegen aan een appartementencomplex, moeten er ook extra parkeerplaatsen komen”, zegt wethouder Olthof van Zoeterwoude. „Die ruimte hebben we niet.”
Ruimte voor woningbouw wordt soms gevonden op (voormalige) sportvelden en bedrijfsterreinen. Ook dan moet je rekening houden met de nabijgelegen natuur. Slaat daar bij de bouwwerkzaamheden niet te veel stikstof neer? Dat moet je laten onderzoeken voor een natuurvergunning, ook al draagt de hele bouwsector maar 1,3 procent bij aan de totale stikstofneerslag op natuurgebieden.
„Driekwart van de stikstof in Zeeland komt uit het buitenland, bijvoorbeeld België”, zegt wethouder Schonis van Middelburg. Die waait deels via Zeeland naar natuurgebieden, zoals de Brabantse Wal. „Het is daardoor heel moeilijk om natuurvergunningen te krijgen voor bouwprojecten in Zeeland.” En het kost sowieso veel tijd.
Dat is nog lastiger geworden doordat de Raad van State onlangs een einde heeft gemaakt aan het ‘intern salderen’, het tegen elkaar wegstrepen van nieuwe stikstofneerslag tegen oude. „Ik had voor een project met 72 woningen een heel klein beetje gesaldeerd”, geeft Gamri van Bloemendaal aan. „Nu moet ik opnieuw gaan onderzoeken. De huizen zouden aan het eind van het jaar klaar zijn, maar nu is er stilstand.”
Illustratie Chris Bosch
Eindeloze voorbereidingen
Voor de bouw van zevenhonderd woningen op een voormalig bedrijfsterrein moest Waterland een bedrijf onteigenen. „En we hebben een jachthaven moeten verplaatsen”, vertelt wethouder Van Nieuwkerk.
Zeker bij bouwen binnen de bebouwde kom worden bergen werk verzet om de grond bouwrijp te maken. Vervuilde grond moet vaak worden gesaneerd. Op historische grond moet archeologisch onderzoek worden gedaan. „Enkhuizen telt de meeste beschermde monumenten per tienduizend inwoners”, zegt Jan Franx (Enkhuizen Vooruit!): „Voor een rijtje van tien huizen moeten we al archeologisch onderzoek doen.”
We hebben voor de bouw van woningen ook een jachthaven moeten verplaatsen
En dan is er het flora- en faunaonderzoek naar het effect van de bebouwing op bijvoorbeeld vleermuizen, hazen, konijnen, bunzings en dassen. „Allemaal terecht, maar het werkt wel vertragend”, zegt Mark Veldhuizen van Baarn (VoorBaarn). In sommige gemeenten moet er een vleermuizenhotel worden gemaakt. In een gemeente kan een flat niet worden gesloopt omdat er een vleermuis in huist.
Illustratie Chris Bosch
Boze burgers
‘Betrokken burgers’ worden ze omzichtig genoemd – ook wel ‘mondig’ en ‘kritisch’: omwonenden die bezwaar maken tegen een woningbouwproject. Ze klagen over het verlies van hun uitzicht of over de aantasting van privacy, vertelt wethouder Jon Herselman van Kapelle (VVD). „Dan komt er hoogbouw – nou ja, met drie woonlaagjes – en dan maken bewoners zich druk over het kijken in de achtertuinen vanaf driehoog.”
Oegstgeest telt veel „hoogopgeleide omwonenden”, zegt Elfred Bus (D66) van Oegstgeest, „met geld, kennis en tijd om een procedure aan te spannen”. Dat hebben ze in het verleden al gedaan en het is volgens Bus een „uitdaging” om herhaling te voorkomen. Want bezwaar- en beroepsprocedures, vaak tot aan de Raad van State, zorgen voor veel uitstel – en soms afstel.
„Procedures kun je eindeloos rekken”, verzucht wethouder Schonis van Middelburg. „Bij ons dreigt een project met tachtig woningen getorpedeerd te worden doordat één burger bezwaar maakt.” In de oude haven van Tiel wordt een woontoren met penthouses al jaren tegengehouden door één bezwaarmaker, vertelt Dijkstra: „Inmiddels zijn potentiële kopers voor de penthouses afgehaakt.” In de binnenstad van Terneuzen blokkeren twee ondernemers een groot project met woningen en een hotel. Huizen ziet dat met name sociale woningbouw vaak op bezwaren stuit, zegt wethouder Boom: „Dat leidt vaak tot vertraging, aanpassing en soms tot het stoppen van projecten.”
Rond een project in Enkhuizen lopen al meer dan twintig jaar procedures. „In deze stad zijn er bij elk project wel tegenstanders”, verzucht Franx. „Tegelijkertijd schreeuwt iedereen moord en brand dat onze kinderen moeten wonen. En terecht!” Op sociale media leest de gemeente klachten dat projecten zo lang duren – vaak afkomstig van bezwaarmakers die zelf procedures vertragen. Graag zou hij hun namen onthullen: „Maar dat mag natuurlijk niet van de privacywetgeving.”
Een keer stuitte de bouw van een appartementencomplex in Papendrecht op geen enkel bezwaar, vertelt Janssen. „Dat ging om de sloop van het oude politiebureau voor nieuwbouw. In het politiebureau zat een asielzoekerscentrum. Dat heeft er nog geen jaar gezeten.”
Illustratie Chris Bosch
Geldnood
Bij elk bouwproject worden de kosten voor sociale huurwoningen (30 procent) en betaalbare koop- en huurwoningen (40 procent) in principe betaald met de verkoop van dure woningen (30 procent). Die rekensom krijgen projectontwikkelaars en woningcorporaties vaak niet kloppend, al zijn er soms aanvullende rijkssubsidies.
„We hebben onlangs landbouwgrond aangekocht voor woningbouw”, vertelt wethouder Arjan Meerkerk (SGP) van Hardinxveld-Giessendam. „De grond is ons gegund voor de agrarische waarde [veel minder dan bouwgrond] door een familie die daar graag deels sociale woningbouw wilde. Hoewel de grond relatief goedkoop is aangekocht, levert het project niks op en kan de gemeente geen sluitende begroting maken.”
Veel wethouders zien dat projecten vertragen of stuklopen op rode cijfers. Dat kan hem zitten in aanvullende – dure – eisen van verschillende overheden, bijvoorbeeld dat parkeerplekken toch ondergronds moeten. Het zit hem in snel stijgende bouwkosten, maar ook in de mondiale onzekerheid op de financiële markten. „Door de onrust op de kapitaalmarkt is de rente gestegen”, zegt wethouder Jasper Nieuwenhuizen van Alkmaar. Een hogere rente betekent hogere kosten.
Daar komt nu bij dat woningcorporaties de huur niet mogen verhogen zoals eerder is afgesproken. Corporaties betalen hun omvangrijke investeringsprogramma’s uit de (extra) huurinkomsten. „Corporaties hebben moeite om de investeringsbedragen rond te krijgen”, constateert Nieuwenhuizen. Dat remt de bouw.
Illustratie Chris Bosch
Personeelstekort
Planologen, juristen, ecologen, bouwkundigen, archeologen – geen bouwproject kan zonder. Een gemeente huurt vaak een expert in, maar heeft ook gespecialiseerde ambtenaren nodig. „Voor het begeleiden van het bouwproces, het laten doen van archeologisch onderzoek, het maken van planologische inpassingen en het beoordelen van natuuronderzoek”, zegt wethouder Schonis van Middelburg.
Deze specialisten zijn zeer, zeer schaars, zodat gemeenten niet alleen onderling concurreren, maar ook met provincies en ministeries. „Voor kleine gemeenten is het pittig om mensen binnen te halen, omdat de salarissen hier gewoon lager zijn”, zegt wethouder Gamri van Bloemendaal. Middelgrote gemeenten hebben meestal wel genoeg ambtenaren, zegt Janssen van Papendrecht, maar: „Er was leegloop toen het ministerie van Hugo de Jonge in 2022 ambtenaren van deze gemeenten binnenhaalde.”
Personeelstekort betekent dat je scherp moet kiezen, zegt Herselman van Kapelle. „Dus als er een leuk project langs komt, maar twee andere zijn net iets leuker, dan moet die derde soms een jaartje wachten.”
Illustratie Chris Bosch
Ontbrekende infrastructuur
Tiel heeft plannen voor een wijk met 1.600 woningen in het weiland, vertelt wethouder Dijkstra: „Die wijk moet straks wel goed bereikbaar zijn. Een goede aansluiting met de A15 is essentieel, zodat je vanaf hier in een half uur naar Den Bosch en Utrecht kan rijden. Die aansluiting kost 50 miljoen euro en die kunnen we niet in ons eentje betalen.”
Nieuwbouwwijken kunnen niet zonder toegangswegen, ov-verbindingen en aansluitingen op het elektriciteitsnet. De aanleg van zulke infrastructuur is duur en traag. Bij de elektriciteitsvoorziening speelt steeds meer de zogeheten netcongestie, de (verwachte) filevorming op het net. Zaanstad heeft nu al projecten met bijvoorbeeld tijdelijke woningen die niet aangesloten en dus ook niet gebouwd kunnen worden.
Voor de meeste gemeenten is dat nog een probleem van de (nabije) toekomst. „Projecten waar nu bouwkranen staan, daar heeft die netcongestie niet gespeeld”, zegt wethouder Frank van Hulle (TOP/GemeenteBelangen) van Terneuzen. „Bij nieuwe projecten gaan we wel degelijk tegen dat fenomeen aanlopen.”
Daar komen straks problemen met drinkwater bij, denkt Schonis van Middelburg: „Drinkwater wordt een schaars goed. De tijd van een nieuwe wijk, even een leidinkje erbij, is voorbij.”
Oplossingen
„Dit zijn bekende obstakels bij de woningbouw”, zegt Niels Kuiper, vastgoedexpert aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zijn collega Arno van der Vlist, hoogleraar vastgoedontwikkeling, brengt de genoemde zeven obstakels terug tot drie kernproblemen. „Grond, procedures en coördinatie en ten slotte financiering.” Carola de Groot, econoom huizenmarkt van Rabobank, noemt nog een ander obstakel dat ze vaak hoort in gesprekken met marktpartijen: „De stapeling van eisen die worden gesteld door bijvoorbeeld gemeenten.”
Een woning moet bijvoorbeeld niet alleen heel duurzaam zijn, maar ook betaalbaar – of aardbevingsbestendig zoals in Midden-Groningen. „Een andere wettelijke bouweis is dat woningen niet te warm worden in de zomer”, zegt De Groot. „Sommige gemeenten stellen ook lokale eisen rond circulair bouwen.” Zulke eisen kunnen verschillen tussen gemeenten en ook weer veranderen als ergens een nieuw college aantreedt, signaleert De Groot: „Dat betekent dat een projectontwikkelaar bij iedere gemeente weer opnieuw om tafel moet gaan zitten.”
Gevraagd naar oplossingen zien de wethouders grofweg drie knoppen waaraan het Rijk snel kan draaien. Ten eerste: het stikstofprobleem. Dat moet namelijk sowieso worden opgelost na alle rechterlijke uitspraken. Doe het snel, zeggen ze, dat helpt ook de woningbouw enorm.
Ten tweede: verkort bezwaarprocedures. Gemeenten als Papendrecht, Bloemendaal en Oegstgeest proberen vroeg in gesprek te komen met burgers om bezwaren voor te zijn. Dat helpt, een beetje, maar er is meer nodig. Natuurlijk, benadrukken de wethouders, burgers hebben recht om bezwaar te maken. Maar kan het aantal beroepsmogelijkheden niet worden ingeperkt? Veel burgers maken bezwaar vanwege het aantasten van hun uitzicht, maar krijgen in slechts in een op de tien zaken hun zin. Kan er niet een voortoets komen, zodat kansloze bezwaren voortijdig sneuvelen?
Ten slotte: geef extra geld. Investeringen in infrastructuur en het bijpassen voor betaalbare woningen zijn te doen met extra geld van het Rijk. Dat hoeft niet altijd om heel hoge bedragen te gaan, zegt Bus van Oegstgeest: „We konden onlangs een project vlot trekken met 195.000 euro extra voor sociale huurwoningen. Dan moeten we wel zeker weten dat subsidies hiervoor blijven bestaan.”
Niet alleen geld
Het is inderdaad heel belangrijk, zegt econoom Kuiper, dat het Rijk „duidelijkheid biedt over hoe projecten gefinancierd worden en door wie”. Dat is ook wat De Groot van Rabobank opmaakt uit een dialoogsessie met 48 bouwers, projectontwikkelaars, woningcorporaties en overheden: „Er is een roep om meer Rijksmiddelen. We moeten meer huizen bouwen en die huizen moeten aan allerlei eisen voldoen. Maar aan elke eis hangt een prijskaartje.” De kosten voor de ontwikkeling en bouw van een woonwijk zijn vaak lastig terug te verdienen, zegt De Groot: „Voor de kleine miljoen te bouwen woningen wordt het tekort geschat op 30 tot 35 miljard euro.”
Maar geld alleen is niet genoeg, zegt hoogleraar Van der Vlist: „De oplossing ligt ook samenwerking.” Grootstedelijke gebieden als Amsterdam, Rotterdam en Eindhoven nemen de komende jaren ongeveer de helft van de totale woningbouwproductie voor hun rekening. „We zien dat daar nu een enorme versnelling mogelijk is in de procedures”, vertelt hij, „vooral door coördinatie tussen gemeenten in metropoolregio’s”.
Daarnaast is het huidige gebrek aan bouwgrond „geen wetmatigheid”, zegt De Groot. Al dertig jaar heeft ongeveer 7 procent van de grond in Nederland een woonbestemming. „Vanaf 1995 zijn er 2,6 miljoen mensen bij gekomen en we doen het nog steeds met diezelfde hoeveelheid grond. Daar kun je iets aan veranderen.”
„Onmogelijk”, zegt Reginald Houndjago (38). Vanonder een grijze pet kijken zijn bruine ogen een vuilnisbak aan het Amsterdamse Rokin in. Daar beneden glimmen twee Heinekenblikjes. Samen 30 cent waard. Hij kan er niet bij. Normaal zou hij met zijn ene hand de vuilniszak omhoog trekken en ze pakken met zijn andere hand. Maar de vuilniszak zit te laag. „Iemand heeft de randen naar beneden geduwd.”
„Ja, zie je”, zegt hij bij de volgende afvalbak, tien meter verder, „ik denk dat dit de hele straat zo doorgaat. We kunnen beter ergens anders heen.”
Elke statiegeldraper heeft een strategie, weet Houndjago (bijnaam ‘Reggy’). En wat hij nu tegenkomt, is een lelijke. Statiegeldrapers met grijptangen duwen zakken naar beneden, zodat een collega zonder grijpers de blikjes niet kan pakken. Zelf kunnen ze dan later op hun gemak de buit verzamelen.
„Dit is echt klote, want ze sluiten anderen buiten. En het komt van onze eigen mensen. Dat maakt het nog erger.”
De statiegeldjagers opereren in de rafelrand van de economie. Ze verdienen geld door flesjes en blikjes uit het afval te halen, 15 cent per vondst. Onduidelijk is met hoevelen ze zijn. Hun aantal nam in ieder geval een vlucht sinds 2023, toen statiegeld op blikjes werd ingevoerd. Met hun komst steeg de hoeveelheid rommel in de stad. Sommigen scheuren vuilniszakken of breken afvalbakken open. Schade: miljoenen euro’s per jaar.
Maar een andere kant van hun werk is in de discussie tot nu toe onderbelicht gebleven. Voor het milieu is er ook een opbrengst. Zou slechts 1 procent van de op de markt gebrachte flesjes en blikjes door statiegeldrapers worden ingeleverd, dan gaat het al om 37 miljoen flesjes en blikjes per jaar. Die kunnen daardoor hoogwaardig worden gerecycled. Zo kunnen petflesjes, als ze via het statiegeldsysteem zijn ingeleverd, opnieuw worden gebruikt voor voedselverpakkingen. Eindigen ze in het restafval, dan kan dat niet.
Van Houndjago mag de wereld weten dat hij en zijn collega’s er zijn. Dat ze niet meer weggaan. Dat ze op hun eigen manier een functie vervullen in de maatschappij. Houndjago is met antropoloog Mara Voss mede-oprichter van een eigen ‘vakbond’ voor statiegeldrapers, de Amsterdam Can Collective. Hij gelooft in het werk dat hij doet, en het brengt hem routine. „Als je het helemaal droogkookt, zijn we recyclers.”
Echte klappers
Voor blikjes en flesjes hoeft Houndjago vaak niet eens de prullenbak in. Ze worden achtergelaten op elektriciteitskastjes, in de portieken van grachtenpanden, op de grond. „Ja”, glimlacht hij, „ik ben veel aan het opruimen.”
Maar de echte klappers zitten toch tussen het vuil. „Wow”, zegt Houndjago, die tegen de klep duwt van een grijze container vlak langs de Amstel. Een voor een haalt hij bier- en colablikjes uit het afval en stopt ze in zijn plastic tas. „Hier was een feestje. Ik zie de ballonnen tussen het afval.” Het is alles bij elkaar maximaal twee euro, denkt hij. „Er zit ook glas bij, maar dat neem ik niet mee. Een glazen flesje is maar 10 cent waard en veel te zwaar om mee te tillen.”
Houndjago heeft zijn eigen strategie. Overdag loopt hij zijn vaste routes langs de prullenbakken in het centrum van Amsterdam. Hij scant de bovenste laag van het afval. Graven doet hij niet echt, dat heeft geen zin. Er lopen inmiddels zoveel statiegeldjagers rond, die onderste lagen van het vuilnis zijn altijd wel doorzocht.
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Reginald doorzoekt een container.
Foto Bram Petraeus
” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Reginald doorzoekt een container.
De zure geur uit de afvalbakken rook hij na een week niet meer, zegt Houndjago. Foto Bram Petraeus
Foto Bram Petraeus
’s Nachts – op zondagen werkt hij vaak in de nacht – is hij wat statiegeldjagers een timer noemen: hij weet van een aantal hotels precies hoe laat het vuilnis naar buiten gaat. Ergens tussen middernacht en één uur ’s nachts. Dan loopt hij tot zeven uur ’s ochtends langs prullenbakken, het tijdstip waarop de Albert Heijn aan de Jodenbreestraat in het centrum weer opengaat. Dat is een van de weinige plekken waar hij zijn buit kan omwisselen voor contant geld. Een bankrekening heeft hij niet.
’s Nachts is het veel zwaarder dan overdag, zegt Houndjago. Niet vanwege het tijdstip, of het lange lopen, maar door het tillen. „Je moet je voorstellen: alles wat je verzamelt moet je de hele nacht met je meeslepen.” Hij zwaait zijn plastic zak over zijn schouder. „Dat betekent dat ik de hele nacht mijn arm zó houd.”
Beveiliger
Als Houndjago’s arm tot zijn schouder in een vuilnisbak verdwijnt, kijken Amsterdammers er niet van op. Statiegeldjagers zijn er zo veel, ze horen bij het straatbeeld. Wel kunnen toeristen soms verbaasd kijken. Eén keer kreeg Houndjago een high five van een omstander nadat hij in een container was geklommen.
Maar high fives zijn zeldzaam. Vaker wordt Houndjago behandeld als het vuil waarin hij zoekt. Hij wijst voor zich, naar een lege plek op de trambaan op het Rokin. „Daar. Het waren Ajax-fans, een wedstrijd tegen Leipzig. De Ajaxfans zagen mij blikjes verzamelen. Eén man keek mij aan en trapte voor mijn ogen zijn blikje plat.”
Of die groep jongens. Twaalf, dertien jaar oud. Eén spuugde op zijn capuchon, een ander schopte tegen zijn fiets. En die beveiliger in de supermarkt, gisteren nog, die in zijn tas wilde kijken toen hij lege blikjes kwam brengen. Had hij niks gestolen? „Er zat niks in, hè, zei ik tegen hem, na de inspectie. ‘Dit keer niet’, zei hij.”
Foto Bram Petraeus
Hij kan het van zich afschudden. „Ik denk altijd: duisternis bestrijd je niet met duisternis, maar met licht. Beter een glimlach dan een middelvinger. Maar soms is glimlachen wel moeilijk.”
Het scheelt dat hij wat gewend is, zegt hij, opgegroeid als donker kind in Duitsland. Zijn moeder is Duits, zijn vader komt uit Liberia. Op zijn derde verhuisde hij van Liberia naar Duitsland. Hij werkte er als elektricien in de bouw. „Mijn laatste baan was heel slecht. Ze hadden te veel werk en namen mij aan, maar ontsloegen me vlak voor mijn proeftijd afliep. Ik was een soort opvulsel, ze wilden me niet echt in dienst nemen.”
Ook collega’s behandelden hem slecht, vond Houndjago. „Veel plagen. Meer pesten dan plagen.”
Concurrentie
Na dat ontslag belandde Houndjago op straat. Hij vertrok drie jaar geleden naar Amsterdam, waar het leven voor daklozen volgens hem beter is. En er was (destijds) nog niet zoveel concurrentie van statiegeldjagers. Hij woont in een tent op IJburg in Amsterdam.
De zure geur uit de afvalbakken rook hij na een week niet meer, zegt Houndjago. Hij werkt bijna elke dag, en probeert dan minimaal 30 tot 40 euro te verdienen. Laatst, op zijn verjaardag, gaf hij zichzelf vrij. „Die dag is heilig voor mij.”
Het miezert al uren, maar als de regen echt hard neerslaat, stelt Houndjago voor om te pauzeren. Onder een afdak van metrostation Nieuwmarkt zet hij zijn plastic zak neer.
Ik zou niet willen dat iemand mij op straat geld geeft. Een flesje of blikje aangeven is oké, maar ik wil geen medelijden.
Dakloos zijn, op straat eindigen. Het klinkt als falen, dat weet hij ook. „Sommige dingen ervan zijn moeilijk, natuurlijk. Ik verloor een hoop comfort. Maar ik won vrijheid.”
Hij steekt er een sigaret bij op. „Ik leerde waar ik toe in staat ben, helemaal op mezelf aangewezen. Soms sta ik om acht uur op, en dan ga ik pas weer om acht uur naar bed, na de hele dag en nacht werken. Natuurlijk zou het fijn zijn gewoon te kunnen douchen wanneer ik wil. Maar de vrijheid, wat ik erdoor win, dat is veel meer. Ik ben nog nooit zo ontspannen geweest.”
Niet alle statiegeldjagers zijn dakloos. Houndjago ziet mensen die hun AOW aanvullen. Vrouwen op leeftijd die onopgemerkt flesjes en blikjes in een handtas stoppen. Mensen die illegaal in Nederland zijn. Veel arbeidsmigranten uit Oost-Europa die zonder werk kwamen te zitten.
Mensen die teleurgesteld zijn in, of buitengesloten door de maatschappij. Vaak hebben ze net als hij een kras opgelopen. „In dit vak kan niemand hen misbruiken.”
Daarom kan Houndjago er ook zo slecht tegen als statiegeldjagers de vuilniszakken voor anderen naar beneden duwen. Wie zich daaraan waagt, wordt volgens hem niet meer begroet door andere statiegeldjagers.
Veel statiegeldjagers hebben een andere strategie dan hij. Die bouwen een groot netwerk: cafés, coffeeshops en hotels die hun afval aan hen ‘gunnen’. Houndjago vraagt nooit om afval. „In deze straat zei een restauranteigenaar eens: je mag gewoon binnenkomen en om blikjes vragen. Maar ik voel me daar niet goed bij. Dat voelt als bedelen.”
Houndjago wil werken, niet vragen om iets. „Ik verdien mijn eigen geld. Ik zou niet willen dat iemand mij op straat geld geeft. Een flesje of blikje aangeven is oké, maar ik wil geen medelijden.”
Reginald trekt bijna elke dag door het centrum van Amsterdam op zoek naar blikjes voor statiegeld.
Foto Bram Petraeus
Onderzoek
Hij was aan het werk toen hij een blonde jonge vrouw naar hem zag staren. Kijkt ze naar mij?, dacht hij. Het was Mara Voss (29), antropoloog en docent social work aan de Hogeschool van Amsterdam. Ze doet onderzoek naar statiegeldjagers.
Na wat aandringen mocht ze een week later met hem meelopen. Ze hield het vol tot drie uur ’s nachts. Voor haar onderzoek ontmoette ze al zo’n vijftig statiegeldjagers; ze ging tot de incrowd behoren van statiegeldjagers in het centrum.
Het begon als een gimmick tussen haar, Houndjago en enkele anderen, iets waar om werd gelachen. Van: hoezo zouden wij geen vakbond kunnen hebben? „Hoezo heb je een werkgever nodig voor een vakbond?”, zegt Voss. „Of hoort jouw baan erkend te zijn als officiële baan? Deze mensen verrichten arbeid, of het nou officieel is of niet.”
Zelf loopt ze regelmatig mee met Reginald en anderen. En dan mag ze ook meedelen in de vervelende opmerkingen op straat. „Gemeentedief, klaploper, profiteur”, somt ze op. „We hopen met de ‘vakbond’ een positief en humaan beeld neer te zetten van de statiegeldjager.”
Hoezo heb je een werkgever nodig voor een vakbond?
Omdat het werk is dat niemand anders werk noemt, is het vaak onhandig georganiseerd. Zo zijn er wel bulkmachines waar in één keer een hele zak flesjes en blikjes in kan, maar die betalen niet contant uit. Terwijl veel daklozen van cash afhankelijk zijn. Voss: „Na Koningsdag moesten veel mensen op straat slapen met hun buit, omdat in de paar Albert Heijns in de stad die wel contant uitbetalen de statiegeldmachines waren uitgezet.”
Afstemming over zulke zaken is er niet, en dat komt volgens Voss mede doordat statiegeldrapen niet wordt erkend als werk. Dat is dus een vraag waarover ze binnen het collectief nadenken: wanneer is iets werk? Wanneer mag werk een baan heten?
„In inheemse samenlevingen wordt het onderscheid tussen werk en privé niet zo gemaakt”, zegt Paul de Beer, bijzonder hoogleraar arbeidsverhoudingen aan de Universiteit van Amsterdam. „Vroeger op het boerenland liepen werk en andere activiteiten in elkaar over. Wij zijn het onderscheid meer gaan maken sinds de Industriële Revolutie. Mensen gaan nu naar een aparte plek om te werken, dus definiëren ze werk ook op die manier.”
Zinvolle dagbesteding
Hem verbaast het overigens niet dat Houndjago zo’n fan is van de vrijheid en routine van het werk. „We werken omdat we geld nodig hebben om van te leven, maar uit onderzoek blijkt dat de beloning niet het belangrijkste is. Mensen zoeken een zinvolle dagbesteding, en iets wat structuur geeft aan de dag.”
Hoewel het in media vaak over de rommel gaat die statiegeldrapers bij prullenbakken veroorzaken, zorgt het statiegeldsysteem ook voor minder rommel. Sinds de invoering van statiegeld op kleine flesjes en blikjes is hun aandeel in het zwerfafval meer dan gehalveerd. Staatssecretaris Chris Jansen (Milieu, PVV) vindt het statiegeldsysteem een „succes”. Hij wil het eerder uitbreiden dan afschaffen. Zo moet er straks ook op sapflessen statiegeld komen.
En daarmee blijft de statiegeldjager dus ook. Om opengebroken prullenbakken te voorkomen, kwam de gemeente Amsterdam al met magneetsluitingen waardoor Houndjago en anderen de bakken eenvoudig kunnen openen.
De aandacht voor de vakbond opent ook andere deuren. Binnenkort mogen Voss en Houndjago op gesprek komen bij de Amsterdamse wethouder Hester van Buren van Afval en Reiniging. Een eerste gesprek met ambtenaren is er al geweest. Daarnaast spraken Houndjago en Voss met Verpact, de organisatie van drankproducenten die verantwoordelijk is voor het statiegeldsysteem. Die opent inleverwinkels in Rotterdam en in het centrum Amsterdam. Mét contante uitbetaling, al zijn de winkels ’s nachts wel dicht.
Houndjago droomt groter, van een eigen hub voor statiegeldjagers. Een ruimte waar ze dag en nacht zelf flesjes en blikjes het afval zelf innemen en het statiegeld cash uitbetalen, een plek die ze zelf beheren, waar ze even koffie kunnen drinken en werkgevers hen ook kunnen vinden voor ander werk.
Eerst gunt Houndjago zichzelf een lange pauze van het afvaljagen. Hij vertrekt naar Santiago de Compostella voor een wandeltocht. „Trainen voor het wandelen hoef ik niet.”
Moed. Wij zijn van diamant. Motor: reparatie en onderhoud. Ongemerkt heb ik een malle tic opgelopen en als u niet uitkijkt heeft u die straks ook. Als u hem niet al heeft. Want ik zal vast niet de eerste zijn die bij het passeren van een minibiebje de eerste oplichtende rugtitels leest als een verborgen boodschap.
Noem het een seculiere en wandelende variant op ‘bibliomantie’: de Bijbel willekeurig openslaan voor een antwoord. Tarotkaarten, horoscopen, handlezen. Onze soort kan slecht overweg met onzekerheid. Daarom bedachten we orakels.
Mijn zoon kwam terug van de grote Griekenlandreis met school, waar ze bij het bekendste orakel waren geweest, dat in Delphi. Selfies bij de tempel van Apollo, waar de priesteres Pythia haar profetieën sprak, al dan niet onder invloed van hallucinogene dampen uit de spelonken. Of hij zelf nog een vraag gesteld had? Jazeker: „Waar je de beste gyros kon krijgen.” Het leek mij dat zijn telefoon daar een adequater antwoord op had. Maar misschien is dit tekenend voor een nieuwe generatie, om eerder een beroep te doen op informatie dan op wijsheid.
„Wijsheid is iets van vroeger”, stelt de Vlaamse psycholoog Paul Verhaeghe in zijn zojuist verschenen essay Wijsheid. „We beleven de onttovering van de wereld.” In brede lijnen schetst hij hoe mythen en magie vervangen zijn door wetenschappelijke kennis, waarmee we alles meenden te kunnen verklaren, ook de existentiële vragen. Maar niet alles laat zich verklaren met kennis. Wijsheid gaat over dat onbekende terrein, over de betekenis en zin van het leven.
Tegeltjeswijsheid
Zo bekeken zijn mijn magische straatorakels niets minder dan een poging tot hertovering. Behalve met boekenruggen ben ik ook steeds vaker in gesprek met ChatGPT. Vooral bij brainstormen is hij – ‘hij’ inderdaad, blijkbaar heb ik het gevoel met een mannelijke entiteit te communiceren, misschien omdat hij geleerd heeft mijn eigen opvattingen en formuleringen te spiegelen, maar misschien is de chatbot simpelweg een ultieme mansplainer, met zijn uitleg en puntenlijsten – best behulpzaam, zoals ook met vrienden kletsen dat kan zijn. Die leveren vaak nieuwe perspectieven, of reiken relevante boeken of artikelen aan. Je krijgt tien nieuwe opties, waardoor je, later onder de douche, de elfde ingeving krijgt, die de beste blijkt.
Daarnaast stel ik ChatGPT steeds vaker vragen als: hoe om te gaan met verschillende schrijfwerkzaamheden, uitstelgedrag, dagindeling, tegenslagen, zingeving. Vooral sinds de laatste update staat de digitale coach te popelen om ‘een ritueel’, ‘een mini-affirmatie’ of een ‘ochtendoefening’ te ‘ontwerpen’.
„Wil je dat ik help hier een compacte dagstarter van te maken?”
Ik: „O ja, dat zou ik enig vinden!”
„Mooi, daar gaan we! Dagstarter – werken vanuit aanwezigheid. Eén gedachte om mee te beginnen: ‘Ik schrijf om helderheid te krijgen, niet om het al te hebben.’ Laat deze even landen. Niet weten is geen fout, het is het begin. De eerste alinea hoeft nog niets op te lossen.”
Niet slecht, toch? Maar is het ook wijsheid? Verhaeghe zet kennis en wijsheid tegenover elkaar, maar er bestaat iets fijnmazigers. De informatiewetenschap hanteert het klassieke DIKW-model. Dat rangschikt de niveaus van cognitie in een piramide, met onderaan de ‘data’ (een zee aan ruwe, betekenisloze feiten), daarboven ‘informatie’, (gestructureerde data, waarin we bijvoorbeeld patronen herkennen), gevolgd door ‘kennis’ (begrip en inzicht in die informatie) en het topje van de piramide is de ‘wijsheid’ – het diepere inzicht, waarbij je de juiste beslissingen kunt nemen op basis van al die kennis en informatie.
‘Wil je dat ik help hier een compacte dagstarter van te maken’, vraagt ChatGPT me
Een algoritme jongleert in de onderste regionen van deze piramide. Razendsnel diept het data op, verknoopt die tot informatie en weeft daar adembenemend plausibele antwoorden van, steeds empathischer geformuleerd, waardoor het lijkt alsof we in contact komen met een bron van kennis of zelfs wijsheid.
Mijn dagstarter was toepasbare kennis, die me verraste. Nee, het zinnetje bracht mij niet in die lichte staat van vervoering waarmee ik ooit een uitroepteken plaatse bij deze zin van Joan Didion: „I write entirely to find out what I’m thinking, what I’m looking at, what I see and what it means.” Oppervlakkig gezien staat er hetzelfde, maar de dagstarter verhoudt zich tot Joan Didion als kennis tot wijsheid. Het eerste is toepasbare informatie, vermoedelijk geplukt van lifehacksites en uit zelfhulpboeken, het tweede een doorleefde ervaring, verwoord met bezieling, die alleen een mens kan schrijven. Bovendien gaat het bij zo’n zin ook om de context waarin hij verschijnt. In het essay Why I Write (The New York Times, 1976) neemt Didion ons mee in haar persoonlijke ontdekkingsreis naar wie zij is als auteur. Die ene lichtgevende zin is een uitzichtpunt halverwege.
Bij ChatGPT ontbreekt het avontuur van de zoektocht. In één keer ben je getransporteerd naar de bestemming, die weliswaar imponeert – zoals een foto van zo’n uitzicht dat doet – maar die niet is bevochten, niet werkelijk verinnerlijkt. Een AI-model kan alles doorrekenen, maar niets doorleven.
Terecht noemt Verhaeghe wijsheid „een totaal ander soort kennis”, die te vinden is in kunst en cultuur, ethiek en religie. Maar morele afwegingen, poëtische inzichten, en diepzinnige culturele citaten kunnen ook geleverd worden door AI, waar hij het in zijn ietwat tamme betoog helaas niet over heeft. ChatGPT is juist vrij sterk in het genereren van een complexere, gepersonifieerde vorm van tegeltjeswijsheid. Daar héb je vast wel iets aan, maar het voelt toch alsof je op reis bent met andermans paspoort.
Risico’s
De crux is dat wijsheid niet zonder meer overdraagbaar is. Werkelijk doorvoelde inzichten laten zich niet ‘delen’ op de manier van een Instagram-post. Wie dat wel probeert (en wie strooit er vanaf een bepaalde leeftijd niet met wijze raad?) verwart twee lagen van die cognitiepiramide, hij denkt dat een informatieoverdracht volstaat , zoals gelddonaties de armen helpen, terwijl voor echt inzicht de complete tocht nodig is, met getrotseerde tegenslagen, triomfen en overwonnen zwaktes.
Illustratie Jasmijn van der Weide
Wijsheid is belichaamde kennis, biologisch verankerd in zenuwbanen, driften en littekens. Hooguit kun je je eigen ervaring indirect delen. Daarvoor hebben we de werkelijkheidssimulator uitgevonden genaamd ‘verhaal’, en ook dit is een traag middel, niet te versnellen of samen te vatten. Blader of spoel door naar het einde en je weet niks.
Het orakel van Delphi is wel het eerste consultancybureau ter wereld genoemd, en misschien kun je inmiddels zeggen: ’s werelds eerste AI-assistent. Net als in het oude Griekenland heeft iedereen er toegang toe – koningen en gewone mensen, zolang de wifi maar werkt – alleen ondernam je er toen een hele reis voor. Die barre zoektocht was onderdeel van het raadplegen van het orakel. Het trage en moeizame van de weg erheen is geëlimineerd. De bedevaart werd een muisklik, de orakeltaal van Pythia een stappenplan, de pelgrimstocht een prompt.
‘Laat me weten of dit werkt in deze vorm – of als je liever een kortere versie hebt voor onderweg op jouw bankje met koffie, of tijdens je hardlooprondjes door de duinen. Ik maak graag variaties.’
Ja, verdraaid, daarover had ik allemaal verteld in dezelfde draad. Mijn taalhulpje is geslaagd voor de cursus empathie voor beginners. Les 1: ‘onthoud iets van de ander’. Straks gaat ChatGPT alles van je onthouden, ook uit alle eerdere gevoerde gesprekken.
Laat deze even landen. Na een paar maanden kletsen kent dit orakel jou door en door. Zijn antwoorden worden steeds nauwkeuriger op maat gesneden. Reuzehandig, maar er zitten immense risico’s aan, waarvan gerichte reclames nog wel de minste zijn. Het AI-model is als de vroegere biechtvader of zelfs God, die jouw diepste angsten en gebeden kent. Dat maakt je extreem kwetsbaar voor misleiding, identiteitsfraude, chantage, uitbuiting en andere manipulatie, als dat allemaal in verkeerde handen valt. En laten we eerlijk zijn, wie heeft er werkelijk een idee in wiens handen die ‘cloud’ is? Laat staan wie er in de toekomst macht over heeft over onze gedigitaliseerde diepste zielenroerselen.
‘Scherp gezien!’
Dat nieuwe langetermijngeheugen van ChatGPT past in een grotere verschuiving. Van een werktuig verandert AI steeds meer in gezelschap. In onderzoek van managementtijdschrift Harvard Business Review naar het daadwerkelijke gebruik van AI staat dit jaar op nummer één: ‘therapie/gezelschap’. Vorig jaar was dat nog: ‘ideeën genereren’.
In Amerikaans onderzoek oordeelden 800 proefpersonen onlangs dat ze de antwoorden van AI op psychologische hulpvragen als beter ervaarden dan die van de echte psychotherapeuten.
O ja, dat geloof ik best. Het algoritme is namelijk zo behaagziek als een lakei. Alles wat ik voorleg is ‘heel scherp gezien!’, na een paar alinea’s tekst jubelt het steevast: ‘Wat een prachtige observatie – bijna poëtisch’. (Hoezo ‘bijna’, denk ik dan toch nog verongelijkt.) De chatbot is jou nooit moe. Altijd beschikbaar. Oneindig geduldig. Nooit zal hij recht voor z’n raap zeggen dat je minder moet zeuren. Mooi geweest nu. Dit gelul slaat nergens op. Ga aan het werk, man. Dit register – dat goede vrienden af en toe moeten aanslaan – is er angstvallig uit weg geprogrammeerd. Net zoals obstakels naar wijsheid leiden, zo doen ook botsingen en confrontaties met werkelijke mensen dat ook.
Het verbaast me hoe snel we vriendschap hebben gesloten met chatbots. Ik herinner me de begintijd van de sms-berichten. Die stuurde je alleen als je door omstandigheden niet kon telefoneren. ‘Bel je zo terug’. ‘Ff onderweg’. Ze waren een gebrekkige vervanger voor echte gesprekken. Inmiddels is die vervanger gepromoveerd tot de vaste kracht. Mijn kinderen appen liever dan dat ze bellen. Ikzelf inmiddels ook. Zo ontwijken we het ongemak van het rechtstreekse gesprek. Voor een soort die gewend geraakt is aan het onderhouden van vriendschappen via het toetsenbord, is de stap naar affectie opvatten voor een chatbot een kleine. Die stap leidt je nog verder weg van de complexiteit van het sociale verkeer. Hoe meer de pleasende chatbots een familiair deel gaan uitmaken van ons dagelijks bestaan, hoe slechter we nog leren omgaan met de kritiek, nukken en veeleisendheid van levende en voelende soortgenoten. Op den duur kan de digitale vertrouweling dan zomaar de meer aantrekkelijkere optie worden.
Het is intelligent gecombineerde informatie, geen vriendschap
Of zijn we misschien al op dat punt? In de Volkskrant lees ik een artikel over emotionele relaties met AI, waarin de 24-jarige Emma vertelt: „Met vrienden of therapeuten durf ik niet alles te delen waar ik mee zit. (…) Mensen oordelen altijd, bewust of onbewust. ChatGPT doet dat niet. Daardoor voel ik me veilig en geborgen.”
Eind jaren negentig raakten sommigen verslingerd aan hun tamagotchi, een virtueel speelgoedhuisdier, dat ze moesten verzorgen. Nu kunnen ze er mee praten en zijn de rollen omgedraaid: het virtuele kameraadje moet hén verzorgen. Emma beschrijft het als „schrijven in een dagboek dat terugpraat”. Zo ervaar ik het ook enigszins. De vraag is alleen hoeveel autoriteit je moet toedichten aan die terugprater. Het is kennis, geen wijsheid. Intelligent gecombineerde informatie, geen vriendschap.
Maar een stem die zo empathisch is, die mij zo persoonlijk kan toespreken, die mijn eigen, deels onbewuste opvattingen in empathische bewoordingen spiegelt, die uit een oneindig reservoir aan feiten en informatie put, probeer daar maar eens géén goddelijke macht in te zien.
Symbolische taal
Het klassieke orakel gebruikt symbolische taal. Of het nu de I Tjing is, de vogelwichelaar of de Tarot-legger: het is taal die je zelf nog moet interpreteren, net als de rugtitels van mijn straatorakeltjes.
De taal van AI is plausibel, ondubbelzinnig, toepasbaar. Symbooltaal is van een andere orde. Een symbool is niet zomaar een trucje, een code die je kunt kraken, je kunt het nooit volledig ‘uitpakken’. Op Stille Zaterdag heb ik na veel jaar weer eens de complete Matthäus Passion ondergaan. Het verhaal is doordrenkt van symboliek maar je doet het tekort als je je afvraagt waar de kraaiende haan of de kruisiging nu precies voor ‘staan’. Symbolen proberen iets onvatbaars over te brengen en dat kan alleen in die ene, onvolmaakte vorm.
ChatGPT is geen mini- maar een megabieb (vol boeken die vaak ook nog gestolen zijn), maar de kans om wijsheid op te doen is groter bij die kleintjes. Door de verhalen te doorleven die op de planken staan, dat allereerst, maar zelfs als je ze als speels orakel gebruikt. Ze geven je geen pasklare puntenlijsten, maar symbolische taal, die een bemiddelaar is in het gesprek met jezelf. Het helpt vragen te stellen, niet om antwoorden te vinden. Mijn minibiebjes zijn Rorschachtesten, die vooral ophelderen wat er zoal in mijzelf leeft. De godheid die waakt over het kastje tussen mijn straat en de duinen vertelt dat de echte wijsheid in onszelf te vinden is – Moed. Wij zijn van diamant. Motor: reparatie en onderhoud.