Tyfuslijers, écht. Een paar tyfusklappen kunnen ze krijgen. Toch? In een smal straatje in Slinge, een wijk in Rotterdam-Zuid, kijken zes brandweerlieden toe hoe vijftig meter verderop een grote brand woedt. Er brandt zeker één scooter en aan de dikke zwarte rook te zien wat autobanden. Een groep jongeren gooit er vuurwerk op, tot ze de brandweerwagen in het vizier krijgen. Dan bekogelen ze de wagen met zwaar knalvuurwerk.
Het is iets na enen in Rotterdam, oudejaarsavond. Met loeiende sirenes was Ploeg C van de kazerne aan de Mijnsherenlaan naar de melding van een scooterbrandje gereden. Vanaf de achterbank had Lorenzo met een routeplanner in z’n handen gezegd: hier naar links, daar naar rechts, de hoek om, nee, de tweede, ja, die, en soms had bestuurder Mike gevloekt, want zo lang werkte hij nog niet op Zuid dus zo goed kende hij de straten ook niet. Maar ze waren er gekomen.
Toen ze de straat indraaiden zei Mike al direct: hier gaan wij niet optreden. Laat eerst de politie maar komen, zei hij door de porto naar de meldkamer. Op de achterbank deed zijn collega Mariska haar zuurstofmasker af en beoordeelde bevelvoerder Daniël de situatie. Lorenzo en Wilco maakten zich druk over de jongens die de wagen bekogelden. Knal er maar een vinger af. Ja, en dan moet de brandweer ze zeker helpen?
Lees ook
hoe Oudjaarsnacht in het hele land is verlopen
We moeten, zegt Daniël dan rustig, het grotere plaatje blijven zien. Je kunt blijven wachten tot de politie er is en dan gaan blussen. Maar ondertussen sta je daar maar en negeer je andere meldingen. En wil je die jongens laten bepalen wie er hulp kunnen krijgen?
Altijd dienst met feestdagen
Een paar uur eerder had hij een slok van zijn koffie genomen, een hap van z’n chocoladetaart gegeten en gezegd dat de dag tot dan toe vrij rustig was verlopen. Een paar containerbrandjes, dat was het wel geweest. De zes brandweerlieden van Ploeg C, vijf mannen en een vrouw, zaten op tuin- en bureaustoelen voor de kazerne, middenin Rotterdam-Zuid. Ze waren halverwege hun 24-uursdienst.
Eerste Kerstdag, of Tweede Kerstdag, of Oudjaar. Eén van die drie diensten krijgen Rotterdamse brandweerlieden elk jaar. De voorkeur van velen is duidelijk. Je zit bij de brandweer, je wilt branden blussen.
Boender werkt er al 25 jaar, het is zijn roeping, en als je ze zo hoort moet er iets geks gebeuren wil de rest van zijn team dat niet ook halen. Michael groeide op tegenover de kazerne aan de Mijnsherenlaan en stond voor het raam als de brandweer uitrukte. De verhalen van zijn vader, ook brandweerman, deden de rest. Lorenzo was eerst vrijwilliger en inmiddels al acht jaar in dienst. Mike werkte al tien jaar in Schiedam.
Alleen Mariska was er nooit zo mee bezig geweest, tot de hbo’er elke dag ongelukkig wakker werd van haar kantoorbaan en zich na wat oriënteren aanmeldde voor de opleiding. In maart begon ze, in de zomer kwam ze in dienst. Nu wordt ze elke dag opgewekt wakker. Ze kijkt uit naar haar eerste woningbrand, zeker vanavond is de kans daarop aanwezig. Dáár doe je het voor.
Is dat gek? Je wilt niet zeggen, zegt Michael, ik wíl blussen. Het is de ellende van een ander, dat gun je niemand. Het is ook de gezelligheid met de ploeg die Oudejaarsavond aantrekkelijk maakt, het samen op pad zijn, de harde grappen tussendoor die helpen te ontladen. Het is zijn achtste of negende oudjaar op rij. Maar tegelijkertijd, heel eerlijk: overal brandjes die snel geblust moeten worden, daar doe je het toch voor.
De rust duurt niet lang. De koffie is nog warm en de taart is pas half op als er plots overal piepjes klinken op de kazerne. Prio-2, geen grote haast, maar toch: uitrukken. Het is dan iets voor achten en drie uur lang zal de wagen dwars door Rotterdam-Zuid rijden. Sommige meldingen vallen mee, zoals een brandalarm op de SS Rotterdam. Honderden gasten worden geëvacueerd, maar het brandmeldingssysteem blijkt een storing te hebben. Elders brandt het kontje van een Audi A1 uit, binnen twintig seconden na aankomst waren de slangen uitgerold en had Mariska de brand geblust.
Maar bij andere meldingen wordt de ploeg geconfronteerd met de andere kant van de feestdag: anarchie die wordt versterkt door het simpele feit dat dit de ruwste buurten van Rotterdam zijn. Mike had het laatst opgezocht: weinig Rotterdamse kazernes krijgen zóveel meldingen als die aan de Mijnsherenlaan. Op Zuid gebeuren de gekste dingen.
Vuurwerkverbod
In Rotterdam geldt zondagavond een vuurwerkverbod, waar met het uur minder van te zien en te horen is. Uit de wijk Feijenoord komen steeds meldingen van containerbrandjes, door de drukte kan er niet altijd brandweer heen. Rond elven wordt er wel uitgerukt naar een grotere brand op straat in de Riederlaan. Maar let op, zegt de meldkamer, er zijn veel omstanders. Voorzichtig rijdt de brandweerwagen de straat in – om van een afstandje te beoordelen. Te veel jongeren, te onveilig, te weinig noodzaak om de kerstboom te blussen.
Kort daarop, in het curieuze laatste uur van het jaar, valt de porto zowaar stil. Er kan even op de kazerne geplast worden, de zware pakken gaan uit. Lorenzo pakt een krat met frisdrank en alcoholvrije bubbels in. Via de app heeft Michael al de hele avond contact met alle andere brandweerploegen op Zuid. Hoeveel uitrukken hebben jullie al? 18? Oh, dan wij 19.
Op het Charloisse Hoofd, bij de Maastunnel, komen ze iets voor twaalven allemaal samen. Ja, dat is vanwege alle wegen die vlakbij samenkomen een strategische plek. Maar je hebt er ook geweldig zicht op het nationale vuurwerk bij de Erasmusbrug.
Om twaalf uur schiet Lorenzo een confettikanon de lucht in. De brandweerlui wensen elkaar het beste en niet zelden porren ze elkaar: ze komen hoor, de meldingen, geen zorgen, straks begint het écht. En inderdaad: vanaf 0:15 piepen de meldingen onophoudelijk binnen. Een brandende scooter. Een woningbrand in Hoogvliet. Een brand op de Langegeer, nabij de Kuip. Een brand bij de volkstuinen. Onderweg naar de ene melding komt de ander binnen, die soms nét even iets belangrijker is, en dus stuurt Mike constant bij. De brandweer moet kiezen.
Dan komt er wéér een melding uit de Riederlaan. Op de brandstapel ligt nu ook een scooter. Maar de meute jongeren is groot en vanaf een afstandje is in te schatten dat het te onveilig is. Pas als uit alle hoeken ME’ers opduiken en de jongens de zijstraten in rennen, terwijl ze vuurwerk naar de agenten gooien, rijdt de wagen naar de brand. Mariska springt eruit, Lorenzo en Wilco geven haar een slang. ME’ers vormen een cordon rond de brand en de blussers. In zeven seconden zijn de vlammen verdwenen.
Hoge vlammen en dikke rook
Als ze weer zijn ingestapt komt direct de volgende prio-1 binnen. Op de Zuidhoek, zo’n vijf kilometer verderop, zouden vlammen wel drie meter hoog komen, vlak naast een woning ook. Eenmaal aangekomen blijkt het vuur al grotendeels gedoofd. Lekker laten uitbranden, zegt Daniël, er zijn belangrijkere meldingen.
Zoals die in Slinge, waar de vlammen hoog zijn en de rook dik. Een minuut of tien wacht de ploeg af. Dan begint het hard te regenen. Het weer is de hele avond de grootste vriend van het gezag, dat trouwens wel nog met een politiebusje poolshoogte neemt. Over de porto klinkt dat de „brandlast” is afgenomen. Let maar op, zegt Michael, terwijl de wagen wegrijdt: straks moeten ze er wéér op af. „Die gasten vinden het prachtig dat we niet durven op te treden. Of we durven het wel. Maar het is niet verstandig.”
Rond tweeën, als de ploeg weer even op de kazerne is, concludeert bevelvoerder Daniël: het was druk, maar wel beheersbaar. „Voor ons was het weinig heftigs.” Misschien, hopen de brandweerlui, kunnen ze straks zelfs een paar uur slapen. Maar iets voor half drie moeten ze weer uitrukken: aan de Dadeltuin brandt een auto.