Met Koningsnacht was het op het station Amsterdam Centraal ineens knokken

De Zitting Na wat woorden raken twee groepen jongeren op Amsterdam CS op Koningsnacht met elkaar in gevecht. De rol van Thijmen (19) is op beveiligingsbeelden niet helemaal helder.

De Zitting

Het was laat, maar vanwege Koningsnacht krioelde Amsterdam Centraal nog van de mensen. Daartussen liep een vriendengroep uit Blaricum, afgetaaid van een feestje, op weg naar huis. Waarom ze vervolgens woorden kregen met een andere groep, kon geen van de betrokkenen echt goed navertellen. Iets met de weg vragen en expres de verkeerde kant op wijzen. De aanleiding was in elk geval onbenullig.

Voor hij er erg in had belandde hij in een groot gevecht, zegt Thijmen (19) maanden later tegen de politierechter. Hij hoorde bij de vriendengroep uit Blaricum en wordt nu verdacht van openlijk geweld op de openbare weg. In de Amsterdamse rechtbank maakt hij moeiteloos een keurige indruk. Zijn halflange blonde haren achterover gekamd, Tommy Hilfiger-jas naast hem over de stoel. Hij studeert sportkunde, de rechter noemt hij „meneer”.

Thijmen zegt dat hij tijdens het gevecht juist erg rustig bleef, probeerde te de-escaleren. „Ik heb niet geschopt of geslagen.” Maar nu moet uitgerekend híj als een van de weinigen voor de rechter verschijnen. Alleen Thijmen en een jongen met een bontkraagjas, uit dezelfde vriendengroep, waren duidelijk op de beveiligingsbeelden te zien. „Alsof Thijmen de rekening voor de groep moet betalen”, zegt zijn advocaat Wieteke Drummen.

Uit de aangiftes van de andere groep blijkt hoe hard de klappen waren. Een van de jongens verloor een tand, die niet meer werd teruggevonden. Door de stress kon hij niet zien door wie hij geslagen werd, zei hij.

De aangiftes zijn „klap-schopverhalen waaruit je niemand kunt identificeren”, zegt de advocaat. De beelden van die nacht vertellen méér, zegt ze. Ze heeft ze op haar laptop meegenomen. „Cliënt is bereid zichzelf aan te wijzen.” De rechter, officier, advocaat en Thijmen gaan met z’n vieren rondom het kleine laptopscherm staan.

Thijmen wijst naar het scherm. „Hier komen… Ja, daar zie je duidelijk die vriend van mij.” Hij wijst naar de jongen met de bontkraag die ook voor de vechtpartij moest voorkomen en eerder werd veroordeeld. Sinds „het incident” zijn ze geen vrienden meer, zegt Thijmen tegen de rechter.

De advocaat, een paar seconden later: „Je ziet dat mijn cliënt constant afstand houdt.”

Thijmen: „Omdat ik zie dat het geen zin heeft.” Hij wijst naar de voormalige vriend, de jongen met de bontkraag die wel duidelijk klappen uitdeelt. „Daar zie je hem weer.”

De rechter: „En wat is dan de beweging die u met uw been maakt?”

In het dossier staat: een schopbeweging. Maar Thijmen antwoordt: een trekbeweging. Hij probeerde de voormalige vriend uit het gevecht weg te trekken, legt hij uit. En waarom rent hij daarna met een wapperende hand door het station? Omdat hij geslagen heeft? Nee, zegt Thijmen. Hij bezeerde zijn hand toen hij iemand probeerde weg te duwen.

Toch, zegt de officier van justitie, distantieert Thijmen zich niet. „Als je je echt distantieert, loop je weg, desnoods het station uit.”

Wie aan een vechtpartij deelneemt, is medeverantwoordelijk wanneer iemand gewond raakt, ook al heeft hij het slachtoffer zelf met geen vinger aangeraakt. Volgens de wet is het collectief aansprakelijk. Daarom eist de officier een voorwaardelijke taakstraf van zestig uur. Ook vindt ze dat Thijmen de tandartskosten van het slachtoffer moet betalen. „Ik vind het vervelend dat er met Koningsnacht zo veel gedonder in de stad is”, zegt ze. „Het geeft Amsterdam een slechte naam.”

De rechter zegt dat hij het een lastige kwestie vindt. „Je kunt zeggen: door deel uit te maken van de groep, wordt de groep groter. En dat maakt het gemakkelijker om geweld te gebruiken.” Maar dan is er ook nog Thijmens versie van het verhaal. „Ben ik overtuigd?’” vraagt de rechter zich hardop af. Hij kan die versie „op grond van de beelden in elk geval niet uitsluiten”.

Thijmen wordt vrijgesproken.