Met een olifant in de Alpen blijft Maarten Inghels nu weg van de al te echte fictie

Sinds we weten dat schrijvers soms complete nierdonaties uit hun duim zuigen is het een beetje oppassen met de feitelijke claims van (fictie)schrijvers, maar als we de Belg Maarten Inghels toch even op zijn blauwe ogen geloven, is hem tijdens het schrijven van zijn vorige boek iets vervelends overkomen. Want wat eerst nog zo’n geweldig uitgangspunt leek voor Het mirakel van België (2021), namelijk het volgen van de vermaarde meesteroplichter Piet Van Haut, mondde uit in een voor Inghels nogal bedreigende situatie. In een nog op internet terug te kijken tv-uitzending vertelde Inghels dat Van Haut hem tijdens het schrijfproces al snel een fictief koekje van eigen deeg gaf: hij liet zijn naam in het bevolkingsregister veranderen in ‘Maarten Inghels’ en ging onder die naam onder meer uitgebreid dineren in een sterrenrestaurant. Wie kon voor de rekening opdraaien? Inghels was bang dat Van Haut zijn leven aan het overnemen was en besloot een heel ander boek te schrijven dan hij van plan was geweest. Van Hauts fictie had het zijne verpest.

Hoe het ook zij, Inghels wil de kwestie achter zich laten en besloot het voor zijn nieuwe project, het roze gekafte Hannibal & Gideon, over een compleet andere boeg te gooien. Ver weg van de al te echte fictie van Van Haut trok hij, zo schrijft hij, met een olifant over de Alpen. Inghels is namelijk, u zag het misschien al aan de titel, een zogeheten ‘hannibalist’; iemand die in de ban is van de Carthaagse generaal Hannibal Barkas, die de Romeinen tijdens de Tweede Punische Oorlog, dik tweehonderd jaar voor Christus, verraste door ze met een leger via het noorden aan te vallen. Zeer tot de verbeelding sprekend hierbij is dat Hannibal dit deed met 37 olifanten in zijn kielzog. Inghels wou dit ook en kreeg, zo schrijft hij, een Franse dierentuin zo ver om een olifant uit te lenen. De trip van Inghels is overigens niet uniek: Hannibal ging hem voor, maar ook een aantal schrijvers. Die in het verleden allemaal met een eigen olifant de Alpen over trokken en die ook allemaal een andere route kozen, aangezien er over Hannibals koers al jaren discussie bestaat.

Na een wat stroef begin, waarin Inghels’ verhaal nog wat geforceerd overkomt, wordt het na verloop van tijd een feest om met de schrijver en zijn dier op te lopen. Wat vooral conceptueel begint krijgt gaandeweg kleur en dimensie, met reflecties op de teloorgang van het begrip avontuur in onze tijd, fraaie beelden en metaforen, humor en speelse terzijdes. Als er per ongeluk van een paar verkeerde paddestoelen is gesnoept begint Gideon ook nog eens te praten en zijn beklag te doen over de onderneming. Maar over het algemeen zorgt Inghels goed voor zijn dier. Als ze tijdens een pauze wat wandelaars treffen noteert hij: „Ik had eigenlijk een foto moeten nemen. Een olifant die een bad neemt in een bergmeer, met op de achtergrond de Alpenpieken. Ik zie dat iemand van het groepje wandelaars zijn telefoon bovenhaalt. Gideon rolt inmiddels in zijn modderbad om zijn huid tegen de zon te beschermen. Ik ga voor Gideon staan en probeer me zo breed mogelijk te maken om de foto te verpesten. Ik wil hem niet meer delen.” Vaak is het afzien, zo’n olifantentocht, maar zoals Maarten Inghels het opschrijft: je had er wel bij willen zijn.