‘Mensen met een migratieachtergrond ondervinden nadeel bij vrijwel elke stap in de strafrechtketen’

Terwijl mensen met een migratieachtergrond in de politiecijfers over aanhoudingen een minderheid vormen, blijken ze bij het uitdelen van gevangenisstraffen in de meerderheid. Hoe kan dat? Die vraag kwam op toen minister Ferd Grapperhaus (Justitie en Veiligheid, CDA) in 2021 een nieuwswaardig wetenschappelijk inzicht naar de Tweede Kamer stuurde: in de gevangenis zitten verhoudingsgewijs meer mensen met een migratieachtergrond dan op basis van politiecijfers valt te verwachten. Grapperhaus antwoordde op een motie van SGP-Tweede Kamerlid Kees van der Staaij, die aandacht vroeg voor de „zorgelijke oververtegenwoordiging” van mensen met een migratieachtergrond in de criminaliteitsstatistieken.

De antwoorden van de minister waren in eerste instantie geruststellend. Onder alle ‘herkomstgroeperingen’ bleek de criminaliteit in de vijftien jaar ervoor „sterk gedaald”. Mensen met een migratieachtergrond waren inderdaad oververtegenwoordigd, maar voor de meeste groepen kon dat worden verklaard uit factoren als een gemiddeld jongere leeftijd waarop meer criminaliteit plaatsvindt en een gemiddeld lagere opleiding en inkomen.

De rechtspraak is gestoeld op het principe van gelijke behandeling en gelijke uitkomsten in gelijke gevallen. Op basis van deze bevindingen zijn daar kanttekeningen bij te plaatsen

Petra de Jong
onderzoeker WODC

Vooral bij mensen met een Antilliaanse, Arubaanse, of een Marokkaanse achtergrond bleef ook na correctie voor deze factoren „een zekere mate van oververtegenwoordiging” zichtbaar. Het wetenschappelijke debat over de vraag hoe dit komt is nog in volle gang.

Alleen waarom neemt bij iedere nieuwe stap in de strafrechtketen – van aanhouding tot het opleggen van een gevangenisstraf – het aandeel mensen met een migratieachtergrond toe? Grapperhaus schakelde het Wetenschappelijk Onderzoek en Datacentrum (WODC) in en onderzoekers Petra de Jong en Arjen Leerkes zochten het uit. Zij maken de eerste resultaten deze donderdag bekend.

Hoe precies zien jullie de oververtegenwoordiging van mensen met een migratieachtergrond toenemen per stap in de strafrechtketen?

De Jong: „Bij minderjarigen zie je dat 46 procent van de verdachten die de politie registreert een migratieachtergrond heeft. Bij de minderjarigen die de politie daarna voor vervolging aanmeldt bij het OM neemt dat toe naar 49 procent. Bij de zaken die vervolgens bij de rechter worden gebracht is dat 56 procent. Bij het opleggen van detentie is het aandeel veroordeelden met een migratieachtergrond opgelopen tot 67 procent.

Bij volwassenen loopt het aandeel van mensen met een migratieachtergrond op van 45 procent bij de verdachten tot 55 procent bij diegenen die detentie opgelegd krijgen.”


Lees ook

Vmbo’ers zijn vijf keer vaker verdacht, ‘verbreed discussie over etnisch profileren’

Opleiding, geslacht, locatie en andere factoren kunnen naast etnische achtergrond leiden tot verschillen in de behandeling door de politie.

Hoe komt dat?

De Jong: „Een deel van het verschil kan verklaard worden uit het type delict dat is geregistreerd. Gemiddeld genomen zijn mensen met een migratieachtergrond vaker betrokken bij delicten waarbij de kans op vervolging en veroordeling tot detentie groter is. Ook kunnen we een deel van het oplopende aandeel van mensen met een migratieachtergrond in de strafrechtketen verklaren door groepsverschillen in het aantal verdenkingen. Die zijn er gemiddeld meer tegen mensen met een migratieachtergrond, wat eerder leidt tot het opleggen van detentie.”

Leerkes: „Ook groepsverschillen in achtergrondkenmerken spelen mee, bijvoorbeeld het opleidingsniveau. Waarom dat is, kunnen we in deze studie niet toetsen. Mogelijk wordt het recidiverisico bij hogeropgeleiden lager ingeschat, waardoor ze minder snel bij de rechter belanden en minder vaak detentie krijgen opgelegd. Het kan ook zijn dat hogeropgeleiden zich tijdens het proces meer gedragen op een manier die de rechtbank wenselijk vindt.

Ook als we corrigeren voor al deze factoren blijft er in de stap waar het OM een verdachte voor de rechter daagt en de stap waar de rechter detentie oplegt, een substantieel deel van het verschil naar migratieachtergrond onverklaard.”

De Jong: „Dit zien we als een aanwijzing van directe etnische selectiviteit. Daarmee bedoelen we selectiviteit die nauwer samenhangt met de etnische herkomst van de verdachte. Directe etnische selectiviteit kan wijzen op negatief sentiment richting groepen met een migratieachtergrond onder rechters, officieren en andere professionals in de strafrechtketen, maar kan ook andere oorzaken hebben. Cijfers of beeldvorming over meer betrokkenheid van bepaalde etnische groepen bij een bepaald type misdrijf kunnen het oordeel van medewerkers in de strafrechtketen mogelijk kleuren. In eerder onderzoek noemden rechters ook taalvaardigheid of het ontbreken van een vaste verblijfplaats als reden voor het opleggen van detentie in plaats van een taakstraf. Ook verschillen in proceshouding zouden de uitkomsten kunnen verklaren, zoals de bereidheid om te bekennen. Jongeren uit autoritaire gezinnen zijn daartoe misschien minder snel geneigd uit angst voor de reactie thuis.”

Een wetboek op de tafel van een advocaat in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen. Foto ProNews Producties / ANP / Hollandse Hoogte

Waar zien jullie de grootste mate van etnische selectiviteit in de strafrechtketen?

Leerkes: „Na controle voor de aard van de delicten hebben in Nederland geboren jongeren met minimaal één migrantenouder een 28 procent hogere kans op detentie dan jongeren zonder migratieachtergrond. In het volledige model, waarbij we ook controleren voor achtergrondkenmerken en het aantal antecedenten, is dat een 22 procent hogere kans.”

Wat is de belangrijkste uitkomst van dit onderzoek?

Leerkes: „Dat groepen met een migratieachtergrond bij vrijwel alle stappen in de strafrechtketen nadelen ondervinden. Onder volwassenen zien we dat de verschillen naar migratieachtergrond in de eerste stap van de afdoening – de kans op aanmelding bij het OM – kunnen worden verklaard door verschillen in het type delict. Hier lijkt dus niet direct sprake van nadeel. Verder zien we ongelijke uitkomsten bij vergelijkbare verdenkingen van crimineel gedrag. Deels komt dit door de gemiddeld minder gunstige sociaaleconomische positie onder verdachten met een migratieachtergrond. En er blijft een verschil over dat onverklaard blijft. We doen nu nader onderzoek naar achterliggende mechanismen. Daarbij kan het gaan om etnische vooroordelen of stereotypen onder medewerkers, maar ook om bijvoorbeeld een mindere beheersing van het Nederlands bij mensen met een migratieachtergrond.”

In Nederland geboren jongeren met minimaal één migrantenouder hebben een 28 procent hogere kans dan jongeren zonder migratieachtergrond om een vrijheidsstraf te krijgen

Arjen Leerkes
onderzoeker WODC

In hoeverre is ons systeem hiermee discriminatoir?

Leerkes: „Ik zou niet stellen dat we een discriminatoir systeem hebben. We zien sociale ongelijkheden ontstaan en uitvergroot worden in de strafrechtketen en verschillende vormen van discriminatie zullen daar deels voor verantwoordelijk zijn. Maar hoe groot dat deel is laat zich moeilijk vaststellen en het is ook moeilijk om objectief te bepalen hoe sterk de mate van discriminatie moet zijn om een systeem als zodanig als discriminatoir aan te merken. Ik zou dus zeggen discriminatie komt zeker voor in het systeem maar dat maakt het systeem nog niet discriminatoir.”

De Jong: „De rechtspraak is gestoeld op het principe van gelijke behandeling en gelijke uitkomsten in gelijke gevallen. Op basis van deze bevindingen zijn daar kanttekeningen bij te plaatsen. In individuele zaken zal de rechter waarschijnlijk met goede intenties een afweging maken van de gevolgen van een straf, waarbij bijvoorbeeld het hebben van werk, woning en wederhelft als verzachtende omstandigheden kunnen worden meegenomen. Slechte beheersing van het Nederlands kan juist weer eerder leiden tot het verder doorstromen in de keten en mogelijk een grotere kans op detentie. tot een vrijheidsstraf leiden. Uitkomsten uit ons onderzoek wijzen erop dat hiermee op geaggregeerd niveau systematische ongelijkheden kunnen ontstaan, waarbij groepen met een minder gunstige sociaaleconomische positie – bijvoorbeeld groepen met een migratieachtergrond – benadeeld worden in de strafrechtketen. Hiermee kunnen bestaande ongelijkheden in de maatschappij verder worden verdiept.”

Wat valt hiertegen te doen?

Leerkes: „In ieder geval meer dan alleen de bekende ‘bias-training’ om onbewuste vooroordelen te bestrijden. Zo moet er ook nog eens goed naar bepaalde afdoeningsregels worden gekeken. Dat je bijvoorbeeld een delict moet bekennen om minder kans te maken op detentie. We doen nu vervolgonderzoek naar wat er nog meer verbeterd kan worden.”


Lees ook

Steeds meer fouten in processen-verbaal, jaarlijks tienduizenden overtreders vrijuit

De politieopleiding werd in 2021 verkort van drie naar twee jaar. Sindsdien neemt het aantal processen-verbaal met onvolkomenheden toe, blijkt uit de OM-cijfers. Foto Lex van Lieshout