Mensen geven meer virussen aan dieren dan dieren aan mensen

Mensen brengen meer virussen over op dieren dan andersom. Dat melden Britse wetenschappers deze week in Nature Ecology and Evolution. Het stuk presenteert veel nieuwe kennis rondom virusoverdracht tussen diersoorten.

Vogel- en varkensgriepvirussen, het coronavirus SARS-CoV-2, maar ook bijvoorbeeld adeno- en rhabdovirussen: ze kunnen allemaal tussen diersoorten overspringen. Als ze mensen kunnen besmetten, noemen we die virussen zoönotisch. Ze kunnen ontwrichtende pandemieën veroorzaken. Bijvoorbeeld de Spaanse griep van 1918, ontstaan door een menging van vogel-, varkens- en mensengriep, maar ook de recente coronapandemie, die waarschijnlijk is terug te leiden tot vleermuizen.

Over dat overspringen is nog relatief weinig bekend, schrijven de Britten. Kennis daarover is belangrijk om te kunnen voorspellen welke virussen een risico vormen, en om daartegen maatregelen te nemen.

De Britten doken in een veelgebruikte database met daarin de genetische codes van zo’n twaalf miljoen dierenvirussen. Dat is nog maar een fractie van alle bekende virussen. Het merendeel is namelijk nog niet ontdekt. En maar liefst 93 procent van de virussen in de database is uit mensen geïsoleerd. Niet omdat mensen zoveel meer virussen bij zich dragen dan andere dieren, maar omdat wetenschappers hierin nu eenmaal het meest geïnteresseerd zijn.

Evolutionaire stambomen

En dat terwijl de andere dierenvirussen nu juist zo relevant zijn, aldus de Britten, omdat ze mogelijk voor pandemieën kunnen zorgen. Maar welke virussen wisselen nu vooral van gastheersoort, in welke richting, en wat speelt daarin mee? Om dat te onderzoeken, gebruikten de Britten software waarmee je evolutionaire stambomen kunt maken op basis van genvolgorden. Specifieke veranderingen daarin laten zien of een virus in dier A is ontstaan en naar dier B is overgesprongen, of andersom.

Van de onderzochte virussen in de database is 22 procent ten minste eenmaal van gastheersoort gewisseld. En dáárvan gaat het bij 21 procent om een wisseling van of naar de mens. Maar nu komt het: in twee op de drie gevallen sprongen de virussen niet over van dier op mens, maar andersom.

Dat is niet alleen relevant vanuit het oogpunt van dierenwelzijn. Het betekent ook dat veel mensenvirussen zich via dieren kunnen verspreiden en lang in dieren kunnen doorsluimeren, waarbij ze wellicht gevaarlijke veranderingen ondergaan. Dat pleit voor strengere maatregelen om dieren tegen onze virussen te beschermen, aldus de Britten.

Ze deden nog een aantal ontdekkingen. Virussen die al veel verschillende gastheren kunnen besmetten, hebben maar weinig aanpassingen nodig om een nieuwe gastheersoort te koloniseren. Wélke aanpassingen nodig zijn, verschilt sterk tussen virussen én gastheren. Het betreft niet alleen het binnendringen van een gastheercel, maar bijvoorbeeld ook vermenigvuldiging of het ontwijken van het immuunsysteem. Geen goed nieuws, aldus de Britten: dit alles maakt het complexer te voorspellen welke virussen zoönotisch kunnen worden.