‘Men kon zich niet voorstellen wat zeelieden in de oorlog doorleefd hadden’

‘De foto moet kort na de oorlog zijn gemaakt. Op het jasje van mijn vader is een baton gespeld, hem verleend voor Oorlogsdienst Koopvaardij 1940-1945, dat wilde zeggen: varen op een benzinetanker.

Ze woonden in Stiens, een dorp ten noorden van Leeuwarden waar iedereen elkaar kende. Mijn vader was zeeman en viel in zijn strakke uniform op tussen de boerenjongens. Het zeemansbestaan had echter een keerzijde: je was lang van huis. Niet alle meisjes vonden dat plezierig, ondanks dat uniform en de relatief goede verdiensten van zeelieden.

Mijn moeder was de dochter van de plaatselijke caféhouder. Ze kon goed leren, maar na de lagere school moest ze helpen in de zaak. Wel werd haar toegestaan pianolessen te nemen, want piano was „leuk voor de klanten”. Ze had talent en speelde niet alleen in het café, ook in de kerk en in diverse orkestjes. Tijdens de oorlog moest haar leraar onderduiken, de lessen stopten en haar grote droom muzieklerares worden, viel in duigen.

De dreiging van de Tweede Wereldoorlog heeft mijn ouders waarschijnlijk doen besluiten om in juni 1939 te trouwen. Als getrouwde vrouw had mijn moeder immers meer (financiële) zekerheid. Mijn vader moest een maand later naar zee. Pas in december 1945 kwam hij thuis, na zeseneenhalf jaar afwezigheid. Contact was alleen mogelijk via af en toe een Rode Kruistelegram. Zijn dagboek ‘Oorlog op zee’ is te vinden op maritiemportal.nl.

Vele koopvaardijmensen keerden niet terug uit de oorlog, hij wel. Bij thuiskomst wachtte hem echter een teleurstelling. Friesland had betrekkelijk weinig van de oorlog te lijden gehad. En men kon zich al helemaal niet voorstellen wat de zeelieden doorleefd hadden, zijn vrouw evenmin. Het was geen gespreksonderwerp.

Hij ging aan wal en vond een baan bij een chemische fabriek in het Gooi. Mijn zus en ik werden in Naarden geboren. Mijn vader was er niet echt gelukkig en had vaak heimwee naar het zeemansleven en naar Friesland. Mijn moeder niet, die voelde zich helemaal thuis in het culturele leven van het Gooi. Het oorlogsverleden bleef al die jaren tussen hen in staan.’