‘Medewerkers in de ouderenzorg vormen een aparte klasse, ze komen niet meer rond en raken in de schulden’

Yvonne Jaspers (56) bouwde schulden op bij UVW nadat ze te veel uren bleek te hebben gewerkt in de thuiszorg


Foto Mona van den Berg

Interview

Ouderenzorg Lage lonen, hoge werkdruk en racisme drukken medewerkers in de langdurige ouderenzorg naar de marge, zegt onderzoeker Saskia Duijs. „We moeten kritisch kijken naar de politieke keuzes die dit in de hand werken.” Tekst en , Fotografie

Een inkomen waarvan je niet of nauwelijks kunt rondkomen, en een gezondheid die lijdt onder je werk – medewerkers uit de langdurige ouderenzorg (thuiszorg, verpleegzorg) zitten vaak in een kwetsbare situatie. Voor wat aanvullende inkomsten hebben deze mensen – meestal vrouwen – er vaak een baan bij of draaien ze extra diensten. Dat stelt Saskia Duijs, van het academische ziekenhuis Amsterdam UMC, in het proefschrift waarop ze op 17 maart is gepromoveerd. Haar onderzoek richt zich op de impact van bestaansonzekerheid – die financieel kwetsbare situatie met onder meer negatieve invloed op de gezondheid dus – van werknemers in de langdurige ouderenzorg.

Om meer controle te hebben over het eigen rooster, in de hoop de werkdruk zo iets te verlagen, worden zorgmedewerkers in loondienst steeds vaker zzp’er, zelfstandige zonder personeel. Het aantal zelfstandigen in de zorg nam toe van 100.000 in 2017 tot 144.000 vorig jaar, blijkt uit cijfers van het CBS. Maar wie zzp’er wordt, verruilt niet zelden het ene probleem voor het andere. Zo moeten zzp’ers zelf hun pensioen, verzekeringen en belastingafdracht regelen. Duijs: „Wie dat niet scherp heeft, of opeens minder inkomsten heeft doordat veel diensten worden afgezegd, kan in de schulden belanden.”

Een van de managers die ik sprak zei: we hebben onszelf na de bezuinigingen van 2015 toegestaan slechte werkgevers te worden

Vakbond FNV herkent dat medewerkers in de langdurige ouderenzorg moeite hebben met rondkomen. „Bij een flink aantal zorgmedewerkers hebben schuldeisers beslag op het salaris gelegd”, zegt een woordvoerder van vakbond FNV Zorg & Welzijn. „De zorgbonden zijn met werkgevers in de sector in gesprek over dergelijke financiële problemen.”

Veel werknemers in de ouderenzorg hebben lage lonen en ‘kleine contracten’; ze werken bijvoorbeeld 18 of 24 uur per week. Uitbreiding tot voltijdbanen maakt de situatie niet per se minder precair, volgens Duijs. „Dat houdt niet iedereen vol, omdat het werk zo zwaar is. Dan heb je het financieel misschien iets beter, maar staat je gezondheid onder druk. Gezondheid is óók onderdeel van bestaanszekerheid.”

Vaak nemen medewerkers in de ouderenzorg ook in hun persoonlijke leven veel zorgtaken op zich, als ouder of mantelzorger bijvoorbeeld. „Je ziet dat het een zorgzame groep is. Dat maakt het ook een kwetsbare groep.”

Voor haar onderzoek nam Duijs 153 interviews af, vooral bij ‘helpenden’ en ‘verzorgenden’. Dat zijn de mensen ‘aan het bed in de laagste loonschalen, met maandsalarissen van 1.900 tot 2.500 euro bruto bij een voltijdbaan. Deeltijdbanen, met salarissen tussen de 1.200 en 1.800 euro bruto, komen vaker voor. In grote steden gaat het vaak om vrouwen met een migratieachtergrond, zag ze. Hoge werkdruk, lage lonen en racisme in de zorg – zowel van cliënten als van opdrachtgevers – drukken deze mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt verder de marge in, zag Duijs. Zij beschouwt deze groep als een aparte klasse in de samenleving: the caring class. In haar proefschrift spreekt ze van ‘precarisering’ van deze zorgende klasse.

In de coronapandemie moest de ouderenzorg vechten voor een plek aan tafel, terwijl in die sector de hardste klappen vielen

Wat is precarisering?

„Dat is wanneer mensen niet meer kunnen rondkomen van hun werk en in armoede dreigen te belanden, of daar al zijn, of wanneer mensen zo hard moeten werken dat hun gezondheid eronder lijdt. Precarisering ontstaat niet vanzelf. Het is geen natuurwet, maar gevolg van beleid. We moeten niet alleen beschrijven dat het steeds meer mensen overkomt, we moeten kritisch kijken naar de politieke keuzes die dit in de hand werken.

„Ik heb het van dichtbij meegemaakt. Mijn moeder was alleenstaand en werkte als verzorger in een verzorgingstehuis, een functie die vergelijkbaar is met gastvrouw of helpende nu. Toen haar contract werd uitgebreid van vier naar vijf dagen, ging ik voortaan op woensdagmiddag mee naar ‘de oudjes’, zoals we dat toen noemden. Want een extra dag kinderopvang kon ze niet betalen. Ze heeft niet tot aan haar pensioenleeftijd kunnen werken. Uiteindelijk werd ze arbeidsongeschikt verklaard.

„In 2015 werkte ik als onderzoeker mee aan een project om burgers te betrekken bij zorg in de wijk. Het was de tijd van enorme bezuinigingen in de ouderenzorg. Op een dag zaten we bij elkaar en ontdekte ik dat de groep bijna volledig bestond uit vrouwen die recent hun baan in zorg en welzijn hadden verloren. Maatschappelijk werkers, helpenden in de ouderenzorg. Die werden gewoon teruggevraagd om hetzelfde werk te doen, maar dan onbetaald, als vrijwilliger. Ik vond het zo onrechtvaardig. Ik voelde me vies: dat ik dáár als onderzoeker aan meewerkte.”

Je gebruikt de term ‘zorgende klasse’ om deze groep aan te duiden. Waarom?

„Ik gebruik die term om het idee uit te dagen dat werken in de gezondheidszorg ten koste gaat van je bestaanszekerheid. Ik denk niet dat de zorgende klasse geëmancipeerd hoeft te worden. Wel moeten we erkennen dat zorg voor de samenleving zo essentieel is dat je, als je dat werk doet, daarvan rond moet kunnen komen.

„En ik zoek ook naar een verhaal dat deze medewerkers – in loondienst én zzp’ers – en zorgorganisaties verbindt. Een gezamenlijk verhaal over de zorg, zonder dat partijen tegen elkaar uitgespeeld worden. Zonder dat de zzp’er als boosdoener wordt gezien, bijvoorbeeld, of dat werkgevers tegenover werknemers komen te staan. Dat past ook bij de tijd: ik merk dat de vakbonden, beroepsverenigingen en werkgeversorganisaties eensgezind zijn. Dat is historisch.”

Zzp’ers in de zorg krijgen soms het verwijt dat ze het doen ‘voor het geld’. Waarom is dat?

„Dat is echt uniek voor de zorgsector. Over een bouwvakker zou dat nooit worden gezegd. We beschouwen zorg als iets waar je soms voor kunt betalen, als het economisch voor de wind gaat. Maar als het lastig wordt, schuift het terug in het onbetaalde domein. In onze samenleving is altijd een grensgevecht gaande over welke zorg we betalen en welke niet. Die ongelijkheid wordt in stand gehouden door het idee dat zorg een kostenpost is voor de samenleving in plaats van een investering, en dat zorg iets is wat mensen uit liefde doen. Dat is niet alleen een politieke opvatting, je ziet het ook terug in sociale verwachtingen tegenover zorgmedewerkers.”

Speelt het stereotype dat vrouwen zorgzaam zijn daarin een rol?

„Vrouwen hebben dezelfde problemen als mannen in de zorg, maar mannen in onze studies formuleerden ze veel explicieter en in veel politiekere termen. Vrouwen zeiden: we hebben korte werkweken. Mannen zeiden: ik ben de helft van de dag werkloos. Ze hadden het niet over het gebrek aan waardering, maar vaker over het gebrek aan status. Maar ook zij zeiden, bijvoorbeeld vanuit het idee dat de man kostwinner moet zijn, dat ze er niet van rond kunnen komen, dat ze hun gezin niet kunnen onderhouden.”

Waarom kiezen werknemers in de zorg ervoor als zelfstandige aan de slag te gaan?

„De scheiding tussen werknemers en zzp’ers is helemaal niet zo zwart-wit. Als je maar een klein contract hebt, is zzp’en een manier om extra uren te kunnen draaien. Dan is zzp-schap óók een manier om rond te kunnen komen, een overlevingsstrategie. Dat doen mensen echt niet omdat ze dat zo graag willen.”

Sommige zzp’ers doen aan ‘zelfuitbuiting’, schrijft u. Wat is dat?

„Er is een groep mensen die al jarenlang in de zorg werkt en het werk heeft zien veranderen: hoe er vroeger tijd was voor een kopje koffie, waar nu alle lucht uit de werkdag is geperst.

„Zzp’ers die zich dat kunnen veroorloven, pakken dat werkplezier op eigen kosten terug door langer te blijven en die uren niet te schrijven. Er zijn ook zzp’ers die zich schuldig en solidair voelen met zorgorganisaties die ook onder druk staan, dus ze verlagen hun tarieven.”

De scheiding tussen werknemers en zzp’ers is niet zo zwart-wit. Als je maar een klein contract hebt, is zzp’en een manier om extra uren te kunnen draaien, een overlevingsstrategie

Wat doen de werkgevers om de positie van hun werknemers te verbeteren?

„Een manager die ik sprak zei: we hebben onszelf na de bezuinigingen van 2015 toegestaan slechte werkgevers te worden. Voor veel zorgorganisaties speelde toen de vraag: overleven wij dit of gaan we gewoon failliet? Het medewerkerswelzijn is daardoor buiten beeld geraakt. Zo kwamen er zelfsturende teams, en zijn tussenlagen verdwenen. Dat vond iedereen een goed idee. Maar het betekent wel dat je nu managers hebt met zestig tot negentig mensen onder zich. Die kunnen niet voor negentig mensen in de gaten houden hoe het met ieder van hen gaat.

„Inmiddels is het tij gekeerd en zijn de meeste zorgorganisaties hard aan het werk om een goede werkgever te zijn. Bijvoorbeeld door hulp te bieden aan medewerkers met geldzorgen. Maar daarmee hebben ze nog een probleem op hun bord, terwijl de oorzaak elders ligt.

„Ik zie dat vast zorgpersoneel tegen zzp’ers wordt uitgespeeld, en werkgevers tegen medewerkers. Ik denk: ze hebben allemaal hetzelfde probleem. Er is te weinig geld, daardoor komen ze in een kwetsbare positie.”

Ziekenhuispersoneel staakt. Waarom roert de langdurige zorg zich niet?

„Het is niet makkelijk een vuist te maken als je bestaan onzeker is. Mensen denken: ik ga mijn bek niet opentrekken, want ik wil blijven werken.

„Dat cure [genezen] boven care [verzorgen] gaat, zie je uiteindelijk ook terug in de politieke verhoudingen. De cure-sector [artsen, specialisten, verplegers] heeft meer macht, meer aanzien, meer status dan de care-sector [helpenden, verzorgenden]. In de coronapandemie hebben we gezien hoe dat gaat. De ouderenzorg moest vechten voor een plek aan tafel, terwijl in die sector de hardste klappen vielen.”

Als werknemers en werkgevers het erover eens zijn dat dit werk beter betaald moet worden, moeten dan de premies van de zorgpolis omhoog?

„We moeten andere vragen stellen. Welke zorg gaan we straks nog geven? Waar lekt geld weg in ons zorgsysteem? Je bespaart geen kosten door medewerkers zo weinig te betalen dat zij niet rond kunnen komen. Bestaansonzekerheid is uiteindelijk pas echt duur, daar zijn ook alle artsen het over eens.”

Dus moet elders in de zorg gekeken worden waar dat van betaald kan worden?

„Ik moet denken aan een verhaal van een zorgmedewerker die vertelde dat zij langer was gebleven bij een stervende patiënt, omdat ze ongemak kon wegnemen, zodat diegene die avond rustig kon sterven met de familie erbij. Ze is daarvoor een uur na haar dienst gebleven. Daarna kreeg ze op haar kop, want ze moest leren grenzen stellen en op tijd naar huis gaan. Ze kreeg dat uur dus niet betaald.

„Later kwam ze erachter dat de specialist in het verpleeghuis twee dagen eerder een dure behandeling had uitgeschreven die veel meer had gekost dan haar overuur. En ze zei: ja, die arts wordt er niet op aangesproken, maar ik wel. Daar zit het hem in.”


Helena Veldwachter (57)
werkt als zelfstandige in de thuiszorg

Ik neem alle opdrachten aan die ik aangeboden krijg. Daardoor werk ik gemiddeld zestig tot zeventig uur per week. Dat is heel pittig, maar ik wil niet minder werken: ik ben alleen en kan op niemand terugvallen. Minder werken betekent meer onzekerheid.

Mensen denken dat je gouden bergen verdient als zzp’er, maar aan het eind van de maand blijft er weinig over. Er komen allerlei kosten bij kijken, verzekeringen, een boekhouder, je pensioenpremie; dat beseffen mensen niet. Als zelfstandige moet je ook aan heel wat eisen voldoen om vergoed te worden door de verzekeraar.

Een van de redenen dat ik alles aanneem, is dat er gedurende de maand ook diensten kunnen uitvallen, bijvoorbeeld als een cliënt overlijdt. Er zijn periodes met minder werk – en daarvoor moet je een buffer creëren. Dus ook als ik moe ben, zeg ik ‘ja’ tegen extra diensten.

Het werk past goed bij me, ik vind het fijn om te doen. Twintig jaar geleden werkte ik in de commerciële wereld, voor UPC [nu Ziggo]. Maar mijn moeder werd ziek en ik ging voor haar zorgen, tot ze overleed. Toen dacht ik: dit kan ik ook voor anderen betekenen. Dat neemt niet weg dat het fysiek én mentaal zwaar werk is. Je werkt met mensen die bedlegerig zijn en die je bijvoorbeeld in een tillift moet kunnen zetten.

Dat heeft effect op mijn gezondheid: ik ben eigenlijk altijd moe en heb last van mijn rug. Ook werk je met mensen die in de laatste fase van hun leven zitten en elk moment kunnen komen te overlijden. Dat eist emotioneel z’n tol.

Mensen om mij heen zeggen dat ik minder moet werken en beter op mezelf moet letten. Ze hebben gelijk, maar het is ook de aard van het beestje. Als er een zorgvraag is, wil ik mensen daarbij helpen. Al raakt de balans tussen werk en ontspanning vaak zoek.

Ik kom gelukkig wel rond, maar ik dien wel bedachtzaam te zijn. Tijdens corona kon ik wat minder werken vanwege besmettingsgevaar. Ik ben nog bezig met opkrabbelen daarvan. Ik ben sindsdien ook niet meer op vakantie geweest. Het liefst zou ik naar Suriname gaan, daar kom ik vandaan. Weer even de Surinaamse zon op mijn gezicht. Maar dat is al helemaal onbetaalbaar.”


Yvonne Jaspers (56)
werkt als gastvrouw in ouderenzorg

„Ik kwam in 2014 in de WW terecht nadat ik mijn baan als secretaresse had verloren. Vanuit het UWV werd ik gepusht om te werken.

Ik kon snel aan de slag in de thuiszorg. Het onregelmatige werk zou geen probleem zijn. Maar na drie jaar kreeg ik een overzicht van mijn uren, een uitdraai van vijf kantjes. Ik snapte er niets van, maar het kwam erop neer dat het weekgemiddelde niet klopte met wat ik had opgegeven en ik moest terugbetalen. Dat kwam neer op 8.000 euro. Op een inkomen van rond de 1.000 euro in de maand.

Op dat moment was ik ook mantelzorger van mijn ernstig zieke moeder. En ik was net aan een nieuwe baan begonnen. Die brief bracht ineens al mijn zekerheden aan het wankelen. Ik voelde me zo machteloos, het ging zo snel. Niemand ziet je. Ik kon het met niemand delen, niet met mijn moeder, niet met mijn nieuwe collega’s.

Uiteindelijk is mijn dochter financieel bijgesprongen. Ik zou echt niet weten hoe ik het anders had opgelost.

„Ik vind het achteraf beangstigend hoe snel ik in deze situatie terechtkwam en hoe genadeloos hard instanties zijn. Het UVW had geen oor voor mijn verhaal. Ik heb nooit iemand gesproken die het goed kon uitleggen. Stop die uitkering maar, zei ik op een gegeven moment. Het levert alleen maar ellende op. Maar je kunt niet zomaar stoppen, je hebt er zogenaamd recht op.

Ik werk nu in de ouderenzorg als huiskamerbegeleidster. Ik begeleid en observeer bewoners met dementie en ouderen met gedragsproblemen. Ik ben in vaste dienst, heb een contract voor achttien uur per week. En in alle eerlijkheid, het is niet genoeg om van rond te komen. Al sinds ik deze baan heb, werk ik er dus bij, in de schoonmaak.”