
Het gebeurt: mensen die op straat Maxim Februari zien lopen, hem op de schouder tikken en zeggen dat ze hem missen. Dat hun kinderen hem zo graag lazen. Of, zoals een vrouw laatst, dat ze elke dag aan hem dacht. Jaren terug had hij geschreven dat mensen ’s ochtends voor de kledingkast staan en denken: shall I be sexy or shall I be warm? Keek ze nu ’s ochtends in haar kast, dan dacht ze aan Februari.
Hij zet koffie op de keukentafel in zijn huis in – nou ja, aan de telefoon had hij gezegd dat het beter was om maar niet op te schrijven in welk dorpje hij precies woont, want er zijn vreemden die hem dan mailen of bellen en zeggen: ik wil iets bespreken en ik kom wel bij je langs, daar in dat dorpje. Op de hoek van de tafel ligt een stapeltje met zijn leesbril, krantenknipsels en zijn boek Doe zelf normaal uit 2023, dat nogal een succes werd.
Zo werkt hij: dingen lezen, informatie verzamelen, het bij elkaar brengen op een stapeltje, in een bak en er dan, het kan zomaar een jaar duren en ook daarna houdt het denken niet op, over schrijven. Een kwart eeuw, week in, week uit, schreef hij columns voor de Volkskrant en later NRC. Nogal een bezigheid, want de lezer ging terugpraten en stuurde steeds meer mails – uiteenlopend van ideeën over nieuwe overheidssystemen tot de vraag of de lezer nou bij haar man moest blijven. En bijna altijd verwachtte de lezer dat Maxim Februari het antwoord had.
Het werd, zegt Februari als hij is aangeschoven in een houten stoel met hoge rugleuning en brede armsteunen, steeds groter en groter. Tot het te groot werd. „De column is het podium. Maar wat er in de coulissen gebeurt, is dat elk onderwerp dat je agendeert tot twintig aanvragen voor lezingen leidt. Het ontploft. En na verloop van tijd krijg je een hekel aan jezelf.”
Hij is, zegt hij, iemand die liever niet veel praat. „Ik luister graag, hoor de argumenten. En als je dan in een rol wordt gebracht waar je steeds maar naar voren wordt geschoven als iemand die het allemaal maar moet vertellen, dan wringt dat een beetje met mijn persoonlijkheid. Dus het was ook goed om daar even van af te geraken.”
Dus stopte hij. Lezers teleurgesteld, want wat moesten ze zonder hem. Krantenredactie beteuterd, want hoe hadden we dit laten gebeuren. Maar de columnist was opgelucht.
Voortaan, schreef hij in zijn laatste van 617 columns, was hij „een deur verderop”. „Het wordt lente, er begint iets nieuws, je ruikt het in de lucht, je ziet het licht in de verte al helderder worden.” Punt. Verlost van het strakke regime ging hij meer lezen, kijken, denken, luisteren en, dat was het plan, uitrusten.
Alleen ligt er nu dus weer een stapeltje op de keukentafel. De krant bleef maar mailen of ze niet weer eens in gesprek konden. Begin dit jaar dacht hij: misschien wel een goed idee. Na één gesprek in Amsterdam wisten de mensen van de krant: hij is binnen. Hij zelf was daar ook wel van overtuigd. Dus staat hij vanaf deze woensdag weer in NRC, voortaan eens in de twee weken, er is hem een leven naast de column gegund.
Waarom zei u nu wel ja?
„Met alles wat er op het moment gebeurt kun je wel heel hard roepen wat er allemaal níet moet gebeuren. Maar schrijven is een belichaming van wat je wél wilt. Het is een akte van wat we willen behouden, wat belangrijk is. Het laten zien wat beschaving is, wat cultuur is, wat dat inhoudt, hoe dat eruitziet. Mijn leven is nou eenmaal zo gelopen dat ik die functie kan vervullen op momenten dat het belangrijk is.”
Toen u vertrok als columnist zeiden mensen tegen u dat u uw macht opgaf. Was dat zo?
„Nee. Ik heb nooit macht gehad. Mensen denken ook altijd dat ik bij de krant werk, dat ik invloed heb op wat de krant doet. Terwijl ik gewoon in mijn eentje door de maatschappij zwerf. Ik heb geen beslissingsbevoegdheid. Ik ga niet over geldstromen. Ik kan niets beslissen. Dus macht heb ik op geen enkele manier. Misschien heb ik hier en daar een beetje invloed, maar dan vooral op mensen die toch al geneigd zijn om na te denken.”
Alexei Krumps, één van de hoofdpersonen van uw roman ‘Klont’ uit 2017, wordt op een gegeven moment moe van de positie die hij in het publieke debat heeft gekregen. Ze zien hem als een „heiland”, zegt hij. Natuurlijk, het is een roman, maar toch: ik dacht dat het misschien liet zien dat u al langer twijfelde over de positie die u door uw column had.
„Het interessante van die positie, en daarom is het natuurlijk in die roman terechtgekomen, is dat je kunt merken hoe de verwachting van het publiek op jezelf uitwerkt. Die verwachtingen werden steeds groter, dan kan je onzin gaan vertellen. Het interessante is natuurlijk dat je de verleiding van het populisme aan den lijve ondervindt, dat je steeds meer gaat vertellen wat je denkt dat mensen verwachten dat je gaat vertellen. Ik heb daar een beetje ervaring mee, maar ik heb het nooit uit de hand laten lopen. Ik wist altijd op tijd te stoppen.”
U heeft geen onzin verteld?
„Nee.”
Ook niet een beetje?
„Nou ja, ik ben romanschrijver.”
Niet meegaan in die verwachtingen kost ook energie, zegt hij. „Iedereen die aan de universiteit werkt weet dat je soms een sabbatical moet nemen.”
U bleef wel schrijven en stapte over naar Vrij Nederland.
„Ja, het voordeel van de universiteit is dat de arbeidsvoorwaarden iets beter zijn dan die van freelancer. Die moet zichzelf overeind zien te houden. Het is, laat ik het zo zeggen, niet zo dat ik al kan stoppen met werken. Dus ik dacht, ik ga wel iets doen. Toen maakte ik de afspraak om twee jaar voor Vrij Nederland te gaan schrijven. Maar halverwege veranderde daar opeens het regime [er kwamen een nieuwe eigenaar en hoofdredacteur, red.] en ben ik vertrokken.”
Het soort ijdelheid dat mensen tegen je op kijken vind ik niet zo prettig
Voelde het onzichtbaar om ineens de positie en het gezag die u had dankzij uw columns kwijt te zijn?
„Ik ben uitermate bereid straks al mijn negatieve eigenschappen met je door te nemen. Maar één positieve eigenschap is dat ik niet zo heel erg ijdel ben, anders dan, denk ik, andere mensen in het metier. Ik heb niet het gevoel dat ik nou iets losliet.”
Bestaat dat, een schrijver die niet ijdel is?
„Oh ja, een beetje wel. Ik bedoel, alle mensen zijn ijdel. Ik ben ook ijdel. Maar sommige mensen in dit vak zitten er nog iets boven en daar hou ik niet zo van.”
Is het een ijdelheid waarbij je plezier hebt in het delen van je ideeën, niet het jezelf willen horen praten?
„Het soort ijdelheid dat mensen tegen je op kijken vind ik niet zo prettig. Daar komt bij: ik was eigenlijk gewoon van plan een roman te schrijven. Want dat is hoe ik ooit het leven ben begonnen, per toeval ben ik toen bij de krant terechtgekomen omdat ik iets moest verdienen. Ik had nu ook even nodig om in plaats van non-fictie weer fictie te gaan schrijven. Dat kun je niet zomaar besluiten op een dag, dat heeft rust nodig. En ik was best moe. Het hielp dat Vrij Nederland me niet erg aan het sturen was. Dus ik ben een grotere wending gaan maken naar de wereld van de kunst en literatuur, ben weer zelf aan het schrijven gegaan. Dat staat nu in de steigers.”
U heeft weer een boek geschreven?
„Nee, nee, nee, was het maar waar. Ik ben ermee begonnen, ik weet waar het over gaat. Er is een outline, dus ik kan gaan schrijven. Het duurt bij mij altijd even voor ik op het punt ben aanbeland dat ik kan gaan schrijven. Het vereist lezen en luisteren en kijken. Daar had ik nu de tijd voor. Ik heb ook wel geestige dingen gedaan, zoals een tekst voor het Groot Omroepkoor geschreven, kwam aan dingen toe waar ik anders geen tijd voor had. Dat wringt je een beetje uit de gebaande paden.”
En nu gaat u weer terug naar de gebaande paden, met een strak ritme van columns, deadlines en woordenlimieten.
„Er gebeurt natuurlijk wel van alles dat commentaar vereist. Het laatste half jaar beginnen zelfs mensen op straat mij te verwijten dat ik niet meer schrijf. Dat de tijd erom vraagt.”
Dat is precies die positie waarin mensen verwachtingen van u hebben.
„Ja. Maar ik ben van nature heel calvinistisch en heel erg vatbaar voor suggesties van plicht. Dus ik was het er ook wel een beetje mee eens. Maar dat duurde wel vrij lang.”
Het opzij schuiven van rechten is geen methode waarmee je de samenleving overeind houdt
Voor u die plicht weer voelde?
„Nee, voordat ik wist wat die plicht inhield en waarom en hoe precies mijn opdracht in de wereldgeschiedenis past, wat mijn plaats in de wereld was. En ook wat de plaats is van het maatschappelijke gesprek. Er is veel markt, héél véél markt, die partijen nemen staatstaken over. Dan zijn er staten die zich groot proberen te maken. En ik zit op de positie van de samenleving, waar de kunst zit, van oudsher ook de kerk. Daar kun je correcties aanbrengen op wat er in de markt en de staat gebeurt. Dat is een belangrijke plek en tegelijkertijd is ze ongrijpbaar. Dus daar dacht ik over na. Wat hebben we nodig op die plek van kunst, kerk en samenleving, columnistiek, maatschappelijk debat? En toen kreeg ik daar langzamerhand ook wel weer een heldere overtuiging over. En ik dacht, dan moet ik het ook zelf doen.”
Hij grist naar het stapeltje rechts van hem, zet zijn bril op. Hier, zegt hij, een interview met de voormalige baas van MI6 in NRC laatst. Hij leest voor: dat veiligheid volgens de ex-spion niet alleen gebaseerd is op „militair vermogen”, maar ook op technologische innovatie. Daarom zou het „gekkenwerk” en „echt idioot” zijn dat Europa techbedrijven „onnodig” wil reguleren.
Dit, zegt Februari, „is volgens mij een cruciale uitspraak over deze periode. Enerzijds heeft hij natuurlijk gelijk, want Europa zal iets moeten doen om zich staande te houden tegen grote machten van buiten. Maar de andere kant van wat hij zegt is dat we het denken over mensenrechten, grondrechten en burgerrechten maar moeten afschaffen. Dan is de volgende vraag: waar heb je Europa nog voor nodig? Dan geven we, net als nu in de Verenigde Staten, alle macht aan de markt. Dan heft Europa zich op.”
Mario Draghi zegt hetzelfde: Europa moet grote bedrijven stimuleren verder te groeien, zodat het continent een geo-economische speler van belang is. Anders zouden grote machten over ons heen lopen. Dan kunt u democratische bezwaren hebben, maar wat doen die er toe als het continent verzuipt?
„Ik ben er ook niet voor dat we ons economisch onder de voet laten lopen. Maar je kunt niet zeggen dat het gekkenwerk is om na te denken over regulering, want dat doe je juist om te behouden wat je hier aan het verdedigen bent. Want wáárom wil je je niet onder de voet laten lopen? Wat heb je aan innovatie als je vervolgens de democratische rechtsstaat weggooit? Tijdens corona was er precies dezelfde redenering: we zijn nu ziek, dus we doen even niet aan grondrechten. Er is nu oorlogsdreiging, dus we doen even niet aan mensenrechten. Maar zo werkt het niet.”
Of wel.
„Ja, of wel. Israël probeert het nu: we zijn ons aan het verdedigen, dus we doen even niet aan mensenrechten. Maar rechten opzij schuiven is uiteindelijk geen methode waarmee je de samenleving overeind houdt, omdat rechten burgers beschermen. Als je het alleen maar hebt over machten die tegenover elkaar staan, denk je de burger weg uit het geheel. Het hele terrein van de kunst en de samenleving is intussen uit de discussie verdwenen. En dat is voor mij reden om te zeggen: misschien moeten we dat met z’n allen terugpakken. Ook als de rechtsstaat onder invloed van macht en technologie ingrijpend verandert, zou het op zijn minst een onderwerp van gesprek moeten zijn: hoe behouden we nog iets aan rechtsbescherming voor de inwoners? Ga je het recht helemaal afschaffen of geef je er nieuwe vormen aan? Misschien is het mijn liberale inborst, maar ik ben erg gehecht aan individuele rechtsbescherming.”
Hij begint over de topman van een groot technologiebedrijf die hij ooit hoorde zeggen: over een tijdje hebben we mensenrechtenverdragen niet meer nodig, dan gaan we mensen beschermen op basis van data. „Daar zie ik een grote bedreiging in. Dat sturen op data gebeurt al in toenemende mate. Dan gaan we dus die bescherming in datasystemen stoppen en moeten we erover nadenken hóe. Wat zijn de doelen? Wat zijn de waarden, de inrichting die de samenleving belangrijk vindt? Wat is eerlijk en rechtvaardig?”
Facebook kent misschien je zoekgeschiedenis, maar weet niet wie je bent
Daar is niet één antwoord op.
„Natuurlijk niet, maar er wordt gedaan alsof dat wel zo is. En in sommige discussies lijkt het zelfs alsof de rechtvaardigheidsvraag überhaupt niet meer ter zake is. Als we maar inzetten op innovatie, dan komt het vanzelf goed. Ik ben ervan overtuigd dat je rechtvaardigheid niet kunt computeriseren. Maar computational thinking is wel alles in een greep aan het krijgen. Alles wordt berekend, we kijken op een statistische manier naar menselijk gedrag, naar recht en naar het bestuur.”
Statistieken en data, zegt hij, zeggen nooit iets over het individu. Ze vatten mensen in profielen, die menselijk gedrag niet kunnen verklaren en al helemaal niet kunnen voorspellen. „Als je mensen sancties oplegt op basis van profielen, heb je de rechtsstaat vaarwel gezegd.”
Sam Altman van OpenAI zei laatst in ‘Financial Times’ dat hij droomde van een „persoonlijke AI” die je leven lang je data verzamelt en daardoor steeds beter weet hoe hij je kan helpen. Dan zou het wel lukken om individuen in data te vatten.
„Ik zeg altijd dat data niet aan struiken groeien. Ze ontstaan niet, je maakt ze, er zitten altijd ideologieën achter. En er vallen altijd grote delen van de werkelijkheid weg, je krijgt nooit de hele wereld gedataficeerd. De kaart is nooit het gebied. Er zijn zo verschrikkelijk veel dingen die we over iemand niet weten. Het hele gevaar van de technocraten is de suggestie dat ze alles kunnen weten. ‘Facebook kent je beter dan je geliefde.’ Nee, dat doet die niet. Hij kent misschien je zoekgeschiedenis, maar niet wie je bent. Computers kunnen heel goed rekenen. Oneindig veel beter dan wij. Maar wij kunnen andere dingen beter dan machines, en doen dat ook.”
Maar dan kun je ook denken: uiteindelijk staat er ook niet zo wezenlijk veel op het spel, de mens blijft relevanter omdat we beter zijn.
„Dat denk ik ook wel en filosofisch en historisch gezien is het allemaal reuze interessant om uit te zoeken hoe we vooruitgaan of achteruit. Maar het zijn grote ontwikkelingen, er is zomaar alweer een eeuw voorbij. In de tussentijd moeten we ook een beetje zorgen dat niet iedereen ertussenuit valt. Ik geloof niet dat we allemaal vermoord gaan worden door een AI-robot, maar de misvattingen over technologie kunnen in korte tijd, de komende decennia, wel heel veel mensen in ellende storten.”
Sam Altman heeft miljarden te besteden aan de ontwikkeling van AI en u heeft een column in NRC. Is hij, of iemand als Elon Musk, uiteindelijk niet veel meer de meester over ons lot dan wijzelf?
„Zeker, dus ik kan zeggen: ga iets leuks doen met je leven. Meepraten heeft helemaal geen zin. Maar als je dat zou zeggen, dan geef je de samenleving helemaal op. Ik ben een optimistische calvinist, dus ik geloof er wel in dat de samenleving op zichzelf moet passen. En ik geloof in het gesprek. Dat is de reden dat ik denk, weet je wat, ik kom terug.”
