Marten de Roon zit op maandagavond 16 december 2024 in het eeuwenoude theater van Bergamo om een ereteken van verdienste in ontvangst te nemen van het stadsbestuur. Hij krijgt het „als symbool van passie en trots voor de stad en voor zijn buitengewone en jarenlange toewijding aan haar inwoners en de club Atalanta”. In zijn zak zit een A4’tje met een korte speech, waaraan hij lang heeft geschaafd om er zeker van te zijn dat zijn Italiaans vrij is van grammaticale fouten.
Zeven mensen gaan De Roon voor. Ze komen op, krijgen hun onderscheiding uitgereikt en gaan weer zitten – zonder een speech te geven. Dan is De Roon aan de beurt. Hij kijkt even opzij, naar zijn vrouw. Moet hij nog wel wat zeggen? Is dit het geschikte moment?
De Nederlandse middenvelder van Atalanta Bergamo vertelt erover in een café in de Città Alta, het historische centrum op een heuveltop die boven de rest van de Noord-Italiaanse stad uittorent. Hij heeft het neoclassicistische etablissement met gewelfd plafond bewust uitgekozen, zegt hij nadat hij in zangerig Italiaans een caffè macchiato en een mineraalwater heeft besteld. „Als je wil begrijpen waar ik leef, waar de mensen hier trots op zijn, dan moet je hier door de authentieke oude straatjes lopen. Dan krijg je er een gevoel bij.”
De speech in het theater heeft hij gegeven. „Misschien sprak ik wel het minste Italiaans van alle aanwezigen, maar ik wilde het gewoon doen. Die avond ging niet over Marten de voetballer, maar over Marten de persoon. De onderscheiding was een ode aan mij, en daarvoor wilde ik ze bedanken. Vanuit mijn hart wilde ik proberen uit te leggen wat mijn liefde is voor deze stad.” De zaal geeft hem na afloop een lang applaus, eenmaal buiten zingen voetbalfans hem toe met fakkels en een spandoek.
Vlek op zijn carrière
Marten Elco de Roon uit Hendrik-Ido-Ambacht heeft het meest bijzondere jaar uit zijn carrière achter de rug. Hij haalde in 2024 met Atalanta twee finales: in de Coppa Italia (die verloren ging), en in de Europa League – die werd gewonnen, de eerste Europese beker in de geschiedenis van de club. De Roon speelde niet in de Europese finale vanwege een blessure, die ook een streep zette door het Europees Kampioenschap in Duitsland.
Dit seizoen is hij weer fit en speelt hij op 34-jarige leeftijd vrijwel alles in het blauw-zwart, ook dit weekend weer in de topwedstrijd tegen AC Milan. De Roon is aanvoerder van de ploeg die derde staat in de Serie A, op tien punten van koploper Internazionale. Hij is de controleur op het middenveld, de bewaker van de defensieve balans in het elftal. In november werd De Roon de speler met de meeste competitiewedstrijden ooit voor Atalanta (toen 282, inmiddels 300), een uitzonderlijke prestatie voor een niet-Italiaanse speler.
Hoe kijk je terug op afgelopen jaar?
„Het was een fantastisch jaar. Als team en als individu hebben we een superhoog niveau gehaald, het record van competitiewedstrijden is heel speciaal, ik ben trots op wat we hebben gepresteerd…”
Maar…?
„Maar als je gaat inzoomen, dan is er een stukje…”
De Roon valt even stil.
„Ik praat er nog steeds niet graag over. Het missen van de Europa League-finale is het pijnlijkste moment uit mijn carrière, dat zal altijd een vlek blijven. Dat had mijn hoogtepunt moeten zijn. Dat is het uiteindelijk ook wel, want ik heb hem gewonnen.”

Voelt het ook zo, dat jij hem hebt gewonnen?
De Roon moet lachen, maar zijn gezicht verraadt geen plezier. „Ik weet dat het team niet in de finale was gekomen zonder mij. Maar er mist iets, omdat ik niet op de elftalfoto sta. Dat doet pijn. Mijn vrouw en kinderen kijken graag de highlights van de finale terug. Ik niet. Ik kon het de eerste maanden niet horen of zien.”
Je weet dat je onderdeel van het succes was, maar toch voelt het niet zo?
„Dát is het. Ik dacht: ‘Godverdomme’ – sorry voor het schelden – ‘hoe kan ik hier niet bij zijn?’ Ik had dit verdiend, die finale was de kroon op het seizoen, op mijn carrière.”
Waarom verdiend?
De Roon denkt even na. „Het klinkt wat arrogant, maar de afgelopen negen jaar bij Atalanta heb ik elke dag het maximale gegeven. In de kwartfinale van de Europa League tegen Liverpool bleek vlak voor de uitwedstrijd onze linker centrale verdediger niet fit genoeg, en dan kijken ze altijd naar Marten. Ga jij het maar doen, tegenover Mo Salah. We wonnen met 0-3. Thuis hadden we het moeilijk, tot ik met een paar stevige duels een signaal afgaf, waardoor we meer zelfvertrouwen kregen. In de halve finale tegen Marseille speelde ik weer anderhalve wedstrijd als centrale verdediger. Ik wil niet zeggen dat ik het team op mijn schouders nam, je doet het met zijn allen, maar eigenlijk was dat het wel. De finale had míjn, óns moment moeten worden.”
Hoe heb je dat verwerkt?
„In de loop der tijd ben ik het meer gaan waarderen. Een medespeler heeft het hele team een kopie van de beker gegeven, die staat thuis. Nadat ik geblesseerd was geraakt, zat ik er helemaal doorheen en ik denk dat de mensen hier dat zagen. Ze hingen een gigantisch spandoek voor mijn huis, ik kreeg duizenden berichtjes. Dat maakte me heel emotioneel. Het was misschien wel het moeilijkste moment uit mijn leven, maar het liet me ook zien wat ik had bereikt en wat ik betekende voor de stad en wat er tussen ons ontstaan is.”
Denk je dat je die waardering niet had gekregen als je fit was gebleven?
„Ik denk dat mensen het altijd wel op een bepaalde manier hebben uitgesproken, dat is typisch Italiaans. Maar nu kwam het voor mij in extreme mate. Dat zal ik nooit vergeten.”


Foto’s Agnese Morganti
Makkelijk doelwit
Het gesprek wordt voorzichtig onderbroken door een vrouw op leeftijd. Ze wil weten of De Roon een „famoso calciatore” is, een beroemde voetballer. Voordat De Roon dat kan bevestigen, komt haar echtgenoot aansnellen om te vertellen dat ze hier „il capitano” van de plaatselijke profclub voor zich heeft. „Complimenti”, zegt ze tegen De Roon, en vraagt dan of hij van hen samen een selfie wil maken.
Een praatje maken, op de foto gaan, De Roon doet het met liefde. Toen hij zijn eerste wedstrijd bij Atalanta had gespeeld, liep hij na afloop een rondje over het veld om het publiek te bedanken. „Al mijn medespelers waren al in de kleedkamer verdwenen, zo’n rondje lopen gebeurde in Italië niet. Voor mij was het iets simpels, ik was het gewend, maar de mensen vonden het speciaal.”
De Roon belandde in 2015 in Bergamo, na enkele seizoenen bij Sparta en sc Heerenveen. De club Atalanta was toen degradatiekandidaat. „Ik was een onbekende jongen, als mijn tijd hier niks was geworden, had men daar ook vrede mee gehad. Maar in het veld ging het al snel vrij goed.”
In het shirt van Atalanta staat een spreuk, vertelt De Roon, la maglia sudata sempre. „Dat betekent dat je shirt altijd bezweet moet zijn. De stad Bergamo vindt dat je hard moet werken, dat is het eerste wat gevraagd wordt. Dat lijkt wel een beetje op de Rotterdamse mentaliteit, dat past wel bij mij.”
In tien jaar tijd ontwikkelde de club zich tot een stabiele middenmoter, de laatste jaren zelfs tot goede subtopper, met drie derde plaatsen in de Serie A. „De club laat de spelers en deze stad dromen, geeft het gevoel dat alles mogelijk is met hard werken en toewijding. Het is mooi dat ik daar al zo lang onderdeel van ben”, zegt De Roon.
Inmiddels speelt zijn leven zich al jaren ver van Nederland af. „Heerlijk, fantastisch”, vindt De Roon dat, zegt hij op humoristische toon. Op sociale media steekt hij regelmatig de draak met kritiek op zijn spel, die vooral uit Nederland komt zodra De Roon in actie komt voor Oranje. „Ik ben een makkelijk doelwit: ik speel in het buitenland, heb nooit bij de traditionele top-3 gevoetbald, ben niet de beste aan de bal. In Nederland is de trend dat als je fantastische dingen aan de bal laat zien, het minder erg wordt gevonden als je vijf keer je man uit je rug laat lopen. De kritiek in de media richt zich dan al snel op de minder grote namen.”
Doet het je iets?
„Ik heb het altijd makkelijk een plek kunnen geven. Dankzij mijn mentale kracht en hoe ik met tegenslag omga heb ik veel kunnen bereiken in mijn carrière. Ik ben een optimist, probeer het leven met humor te benaderen, dus als iemand tegen me zegt dat ik verschrikkelijk heb gespeeld bij Oranje, dan antwoord ik: ‘Ha, maar ik speelde wél in het Nederlands elftal’.”
De Roon grijnst. Dan serieus: „Ik ben niet 42 keer opgeroepen omdat ik zo’n leuk karakter heb, maar omdat ik bepaalde kwaliteiten heb. Voor de trainer en mijn medespelers is duidelijk welke dat zijn, meer waardering heb ik niet nodig.”
In welke interland kwamen je kwaliteiten het best tot uiting?
„Er zijn er meer geweest, maar ik kan me een uitwedstrijd tegen Wit-Rusland herinneren, in 2019. Ik zat op de bank, we kwamen 2-0 voor. Na de 2-1 kwamen we onder druk te staan. De bondscoach bracht mij erin in de 67ste minuut en vanaf dat moment zijn de Wit-Russen niet meer in onze zestien geweest. Geen schot meer op doel. Ligt dat alleen aan mij? Nee. Maar mijn inbreng had wel veel effect op het wedstrijdverloop.”
Vond je het erg om het EK te moeten missen afgelopen zomer?
„De Europa League-finale missen was een groot verdriet, het missen van het EK was een teleurstelling. Ik was er heel graag bij geweest in Duitsland, uitkomen voor Nederland is altijd speciaal. Maar bij Atalanta ben ik elke dag met de club bezig, bij het Nederlands elftal niet, dat is het verschil.”
Je bent daarna niet meer opgeroepen. Tegen bondscoach Ronald Koeman heb je gezegd: mijn beste tijd ligt achter me.
De Roon lacht. „Zó heb ik het niet gezegd, maar ik ben wel realistisch. Ik maakte al minder minuten, en ik zag jongens als Ryan Gravenberch, Quinten Timber en Jerdy Schouten opkomen. Ik weet dat Koeman graag in cycli werkt, met een team dat van de kwalificatiereeks tot het eindtoernooi hetzelfde blijft. Ik zou nog best mee kunnen tot het WK van volgend jaar, maar ik ben qua leeftijd over mijn top.”
Je hebt de beslissing voor de bondscoach genomen?
„Zo heeft de bondscoach het aan me uitgelegd. Hij zei: als deze jongens het goed oppakken, is er een kans dat ik je niet meer oproep. Dat snapte ik wel. Ik geloof dat ik nog prima meekan, maar ik zou nooit zeggen dat ik in de basis hoor. Ik weet dat het fout klinkt, maar het is goed zo.”

Halflang haar, asociaal rijden
De Roon voelt zich inmiddels evenveel Nederlander als Bergamasco. Twee van zijn drie dochters zijn in de stad geboren, voor zijn gezin is dit thuis; naar Nederland gaan ze met vakantie. „Mijn dochters vragen me in het Italiaans of er crêpepapier in huis is en of ik een vlecht kan leggen. Via hen leer ik een compleet nieuwe Italiaanse vocabulaire, zij maken de band met dit land nog sterker.”
Het Italiaanse leven heeft bezit van hem genomen. De Roon draagt zijn haar halflang, in het veld gaat er een bandje in. „Daar moest ik heel erg aan wennen, ik vond het nogal gladjes.” Hij rijdt als een Italiaan, „asociaal voorrang nemen in plaats van geven”, en is meer emotie gaan tonen, zegt De Roon. „Daar heb ik geen moeite meer mee. Ik reageer in het veld ook altijd in het Italiaans, zelfs als ik het tegen Hans [Hateboer, een andere Nederlandse speler van Atalanta] heb.”
Naast het veld geniet hij van de ontspannen levenshouding van de Italianen. „Ik erger me niet zo snel, en zo gaat het hier ook: het gaat zoals het gaat. Italië is een beter land om te genieten van la dolce vita dan Nederland. Ik weet niet of ik nog terug zou kunnen switchen.”
Zijn contract bij Atalanta loopt nog een jaar door, maar De Roon is nog niet bezig met het leven daarna, zegt hij. „Mijn vrouw hamert daar wel op. Ze is bang dat het straks misschien te laat is.” Hij kan zich niet voorstellen dat hij stopt als zijn contract afloopt. „Zoals het nu gaat, zoals ik me nu voel, zie ik dat niet gebeuren.”
Je zaakwaarnemer zei dat je bij de KNVB hebt geïnformeerd naar een trainerscursus.
„Ik wil uitzoeken of het bij me past. Ik weet zeker dat het werk van veldtrainer me ligt, ik heb daar allerlei ideeën over. Maar laatst vroeg ik mijn trainer, Gian Piero Gasperini, wat hij allemaal deed. Hij zei: hier is mijn laptop, daar kijk ik de wedstrijd van gisteren twee keer op terug. Hij liet me een blaadje voor de training van morgen zien. ‘Ik hoop morgen niet van mijn staf te horen dat er spelers niet fit zijn’, zei hij. Hij had ook nog een media-dag, en zo ging het nog even door.
„Ik realiseerde me dat het trainerschap een job van twaalf uur per dag is, waarbij je over alles controle probeert te houden. Dat is wel even wat anders dan voetballer zijn. Een trainerscursus van de KNVB gaat voorlopig niet lukken, want daarvoor moet ik een aantal keer in Nederland zijn.”
Is een Italiaanse trainerscursus niet wat voor jou?
„Daar heb ik het ook over gehad met de technisch directeur van Atalanta. ‘Je bent nu nog voetballer, je speelt zoveel wedstrijden, concentreer je nou daarop’ zei hij. Hij had gelijk. Op vrije dagen ben ik liever bezig met mijn vrouw en kinderen dan met een trainerscursus.”
Sluit je een terugkeer naar Nederland uit?
„Niet helemaal, omdat ik nog niet weet wat ik na het voetbal ga doen. Algemeen directeur lijkt me ook een mooie functie, omdat je dan niet alleen met voetbal bezig bent, maar ook heel veel dingen daarbuiten. Stel dat ik de kans krijg trainer of directeur van een club als Feyenoord te worden, misschien wil ik dat dan wel doen.”
Het klinkt als een vergezicht.
„Laatst vroeg ik mijn vrouw wat ze ervan zou vinden als ik nog een keer een transfer maak. We keken elkaar aan en beseften: we kúnnen hier helemaal niet weg. We zijn verbonden met deze stad.”
