N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Wat maakt het leven de moeite waard?
Had je een jaar geleden gezegd dat Marnix Sixma (31) in een bekende galerie mocht exposeren, zijn eerste solotentoonstelling, om vervolgens op de drukbezochte opening niets, helemaal niets te laten zien, een lege ruimte met alleen de titel Gelieve het werk niet aan te raken, dan had hij er zelf ook wel van opgekeken.
Marnix Sixma verrast graag, ook zichzelf. En soms loopt het zoals het loopt. Hij toonde het werk met volle overtuiging, 14 januari jongstleden in Galerie Block C te Groningen. Al was hijzelf niet aanwezig – want dan was er alweer ‘iets’.
Dat niet iedereen het werk kon waarderen, had hij wel verwacht. Terwijl hij die middag om vier uur ongedurig in een koffietent zat, wetende dat tegelijkertijd elders in de stad een expositieruimte volstroomde met mensen die verwachtten hem daar te zien staan naast zijn werk, „een surreële ervaring”, druppelden de eerste appjes binnen.
„Hee Marnix, zit ik hier goed?”
„Waar ben je?”
Hij kreeg een foto doorgestuurd van een volle zaal; de opkomst was bovengemiddeld. Zoekende, vertwijfelde gezichten. Sommigen meenden dat de beeldend kunstenaar zich had verstopt onder een luik in de vloer. Totdat stilaan het besef indaalde dat…
„I’m not gonna lie, this was pretty spicy.”
„Heb ik híérvoor 4,30 euro aan een parkeerkaartje besteed?”, kreeg hij later te horen.
De galeriehouders – en dat had hij niet verwacht – besloten na de opening de expositie te sluiten. Sixma had hen vooraf laten weten niets fysieks te exposeren. Er was alleen een tekst, geschreven door een kunsthistoricus die buiten hem om was benaderd, waarin stond dat Marnix Sixma „op kritische wijze” de kunstwereld beschouwt en dat leegte een „prima conditie” is om „tot reflecties te komen”.
Maar de galeriehouders vonden niet dat zij hun ruimte hiervoor hoefden te lenen. Alsof ze „de nieuwe kleren van de keizer” exposeerden, lichtten ze de sluiting op hun website toe. Ze openden de expositie alleen nog op de geplande laatste dag een maand later, „voor wie wil vaststellen dat er inderdaad niets (te zien) is en ons eventueel wil aanspreken op dit besluit”.
Even was Marnix Sixma lokaal nieuws. Twee artikelen en twee polls besteedde Dagblad van het Noorden aan het werk. „Terecht” dat de galeriehouders hun ruimte hadden gesloten, vond 79 procent van de lezers. „Genoeg kunstenaars hadden wellicht graag geëxposeerd, terwijl deze leeghoofd hiermee denkt de publiciteit te halen”, schreef iemand. Maar er waren ook lezers die het werk konden waarderen. „Vrijheid van kunstzinnige uiting.” „Laat ons zelf maar weer eens denken.”
En net zo gemengd waren de reacties in Sixma’s eigen (kunstenaars)kringen. Sommigen waren beledigd, gekwetst. Ze hadden er zelf wel willen exposeren. Voor anderen voelde het werk juist als een bevrijding van het juk dat ook zij ervaren, om altijd maar te presteren zo goed je kunt.
„Maximalisatie, optimalisatie, zelfverwezenlijking. Daar zit iets heel giftigs in.” Marnix Sixma licht zijn keuzes toe in zijn atelier in Groningen waar – had-ie al voor gewaarschuwd – amper iets van zijn werk is te zien. „Weet je, mensen kunnen zich gewoon doodlopen erop.”
Wat is het gif dan?
„Nou, er zit geen rem op. Het is in deze tijd mogelijk om jezelf te verwezenlijken en dan ontstaat de druk om dat ook te doen. Het maximale uit jezelf halen, anders tel je minder mee. Maar een maximum is rekbaar. Ik zag eens een documentaire over het werkethos in Zuid-Korea, waar mensen na hun werk massaal slapen in de metro. Het hoogst haalbare: zo hard werken dat je omvalt op de terugreis. En zo kun je overal de top willen bereiken. Maar in Korea leidt dat tot een hoog zelfmoordpercentage. What is the point als het ten koste gaat van jezelf?”
Volgens ‘de norm’ had je op je eerste solotentoonstelling de ruimte maximaal moeten benutten.
„Niet dat de galerie dat van mij vroeg. Ik heb ze hoog zitten en ze gaven mij alle vrijheid. Maar blijkbaar heb ik in hun ogen niet het maximale eruit gehaald, anders waren ze niet gesloten. Terwijl ikzelf juist dacht het maximale te doen door het minimale te doen. Dat voelt natuurlijk paradoxaal. Maar wanneer is het genoeg? Ik denk dat het in de huidige tijdgeest niet gauw genoeg is.”
Minimalistisch kun je zijn werken zeker noemen. Marnix Sixma zoekt de grens op tussen aan- en afwezigheid. Hij speelt met verwachtingen, met de ongrijpbare lagen van kunst. Wanneer is een werk ‘goed’? Wanneer is een werk ‘het waard’ om getoond te worden? Zo exposeerde hij eind vorig jaar in Kunstpunt Groningen een muur met daarop in potlood amper zichtbaar geschreven ‘here I am’. En in datzelfde kunstencentrum maakte Sixma dit voorjaar op een muur van 22 bij 9 meter een subtiel slakkenspoor van woorden die letter voor letter veranderden in nieuwe woorden. Verandering is een thema dat telkens terugkomt in zijn werk.
Maar verwijt hem geen gemakzucht. Minimalistisch werken kan flink zwoegen zijn. Sixma had voor het slakkenspoor zacht pastelpotlood gebruikt op hard korrelig beton. Zes weken had hij eraan gewerkt op een stellage, en nu is er door het kunstencentrum alweer overheen gewit. En zo vergaat het veel van zijn werk op locatie. Neem Getij van aanwezigheid, een oneindig koorlied met louter rustmaten; het idee was Sixma ingevallen toen hij aan zee de golven zag komen en gaan. In juni was het twee dagen te beluisteren in een kerk in Oosterwijtwerd, en nu is het weer weg.
‘JE KUNT OVERAL PROBEREN DE TOP TE BEREIKEN. MAAR WHAT IS THE POINT ALS DAT TEN KOSTE GAAT VAN JEZELF?’
Vergankelijkheid, ook zo’n thema.
Sixma ziet zijn werken als paddestoelen die uit de grond schieten en weer verdwijnen. Voor hem telt alleen het mycelium: het ondergronds organisme dat doorgroeit en al die tijdelijke kunstuitingen met elkaar verbindt.
Het atelier van Marnix Sixma bestaat uit een bureau met computer en twee kasten met boeken en werkmateriaal, gesitueerd op de derde verdieping van een antikraakpand in Groningen. Hier werken beginnende kunstenaars in één grote ruimte naast elkaar en velen van hen kent hij van het afstuderen in 2019 aan de bachelor beeldende kunst van Academie Minerva. Eén collega is sindsdien vertrokken, die kan rondkomen van zijn kunst. Voor de achterblijvers is het kunstenaarsbestaan sappelen met een baantje ernaast. Sixma doet soms een klus als video-editor, al begint zijn kunstenaarspraktijk dankzij beurzen en opdrachten nu aardig te lopen.
Denken, lezen, praten, schrijven, dat is hoe Marnix Sixma – die zichzelf ook als schrijver/filosoof ziet – zijn werkdagen doorbrengt. Hij is op deze verdieping zowat het meest van iedereen. „Ik probeer uit zelfbescherming kantooruren aan te houden, anders blijf ik doorgaan.”
Is de sfeer anders nu jullie allemaal een eigen praktijk hebben?
„Ehm ja. De sfeer is vriendschappelijk. Maar we zijn geen studenten meer, die veilige muren van de academie zijn weggevallen.”
Je bent nu ook elkaars concurrenten.
„Absoluut. En iedereen heeft zijn eigen niche, de één schildert, de ander schrijft, maar je bent allemaal startend kunstenaar in een economie met beperkte aandacht. Zeker rond het afstuderen was iedereen super-eager. Ook voor mezelf voelde dat toen heel gewichtig. ‘Dit maakt of breekt het’, dacht ik. Het ‘lol maken’ viel wat weg. Ik liep tegen ego’s aan, ook dat van mezelf. Wie wordt the next big thing?”
Die ervaring heeft Sixma tot afstudeerwerk gemaakt. Eerst in boekvorm, Art Should: een reflectie van gesprekken, frustraties en angsten die hij destijds ervoer. Daarna als installatie. Stond er in grote neonletters op de muur: ‘Cast: Me Marnix Sixma’.
Waar was je bang voor?
„Toch wel de vergetelheid.”
Bedenk, de kunstacademie was voor Marnix Sixma een grote stap geweest. Hij had altijd gedacht arts te worden. De systemen van het menselijk lichaam fascineerden hem. Histologie – weefselleer. Hij had zijn bachelor geneeskunde al afgerond toen hij stopte. Hij had gehoopt, achteraf, dat het menselijk lichaam uit gesloten systemen bestond: ‘oh, die heeft dit symptoom, daar is deze verklaring voor en dat ga ik behandelen.’ Maar hij kwam er steeds meer achter: zo is het niet.
In al die geneeskundeboeken staat het toch keurig uitgelegd?
„Ja maar bepaalde ziektebeelden, zoals fibromyalgie of prikkelbaredarmsyndroom, zijn best moeilijk te verklaren.”
Had je niet gedacht: ik ga me als arts daarin vastbijten, de verklaring vinden?
„Ik worstelde, ook met mezelf. Het groepje studenten met wie ik coschappen liep had enorm plezier na het werk. Maar ik dacht alleen: als ik nu niet studeer benadeel ik later mijn patiënten. Ik nam het zó serieus. En in het ziekenhuis begon ik te twijfelen: het ging er vooral om de kwantiteit van leven. Terwijl ik me afvroeg: is dat de essentie? De gesloten systemen van de geneeskunde, besef ik nu, verklaarden voor mij niet het volle leven.”
‘VERANDERING BETEKENT LOSLATEN EN HET NIEUWE OMARMEN. HET IS TWEEZIJDIG, DAARIN ZIT VOOR MIJ DE POËZIE’
‘Hier ga ik niet gelukkig van worden’, besefte Sixma. Hij stopte met geneeskunde en begon te tekenen – iets dat hij vroeger graag deed. En plots begonnen zijn gedachten „te stromen”. Alles wat hij op papier zette was nog chaotisch en ongericht, maar het voelde voor hem betekenisvol. Sixma besloot de gok te wagen en werd aangenomen op de kunstacademie.
180 graden de andere kant op.
„De wereld van de geneeskunde is gestructureerd en doelgericht. Maar dat moest je loslaten op de academie. Daar had ik in het begin wel moeite mee. Je kunt niet denken: ‘ik wil deze boodschap overbrengen en dat gaan we zo doen’. Dan krijg je een plat, dood proces. Het gaat erom dat je ruimte schept voor nieuwe bevindingen. Jezelf verrassen. Dat ben ik gaan omarmen.”
DE LAATSTE VERANDERING IN ONS LEVEN ZAL WELLICHT ZIJN DAT HET OPHOUDT, ELKE HERINNERING VERDWENEN’
Sixma pakt één van zijn werken erbij. Een puzzel van 2.000 stukjes met daarop talloze keren zijn ID-kaart gedrukt. Alleen, de randen ontbreken en geen enkel stukje past. Een puzzel die nooit af komt. Dat is hijzelf, zijn identiteit – wie had gedacht dat hij nu oorbellen zou dragen? Maar de puzzel staat ook voor het leven. Alles verandert, continu, de enige constante is dat het leven níét constant is.
„Je kunt het oude proberen vast te houden, maar dat gaat je niet lukken, uiteindelijk. Verandering betekent loslaten en het nieuwe omarmen. Verandering is tweezijdig, daarin zit voor mij de poëzie.”
Zit de poëzie in verandering of vergankelijkheid?
„Vergankelijkheid is een vorm van verandering. Een gebouw moet je onderhouden, anders valt het op den duur uit elkaar. Die neiging om te verkruimelen geldt eigenlijk voor alles. Dat is blijkbaar de natuurlijke staat van zijn. Daar gaat alles naartoe.”
Naar het niets.
„Het niets ja. Maar het niets klinkt misschien zo… zo… eng?”
Wat maakt het niets zo eng?
„Ken je van die filmpjes die langzaam uitzoomen? Je ziet eerst jezelf, dan de stad, de aarde, het zonnestelsel, het sterrenstelsel…”
Ja ja, vreselijk.
„En dan zo’n zwart gat. Dan bekruipt me toch wel een gevoel van… onmetelijkheid. Dat nietsige, mijn koortsdromen gaan daar ook altijd over. En we weten allemaal dat we zelf ook niet aan het niets ontkomen. De laatste verandering in ons leven zal wellicht zijn dat het ophoudt, elke herinnering verdwenen.”
Vind je dat erg?
„Ik vind het raadselachtig. Het fascineert me. Het beangstigt me ook. En tegelijkertijd: hoeveel paniek moet ik ervan ervaren? Er zit iets scherps aan verandering, maar ook iets zachts. Het maakt bewust dat je nú leeft en er het beste van moet maken. Juist dat het leven eindig is, maakt het de moeite waard. En ja, je kunt het ook verkeerd uitleggen, als extreem nihilisme. Dan is niks de moeite waard. Maar ik vind juist: er zijn zoveel zaken waar we ons druk om maken, terwijl…”
We maken het onszelf onnodig moeilijk.
„Loslaten en acceptatie, dat zou veel mensen goed doen. Mij in ieder geval wel. En dat probeer ik ook in mijn werk te leggen.”
Maar als je nu al bij ‘het niets’ belandt, welke kant kun je als kunstenaar dan nog op?
„Dat klonk ook toen mensen die lege ruimte zagen. ‘Prima als je op je 70ste uitkomt op het niets, maar nu al?’ Sommigen vonden het beangstigend voor mijn carrière.”
Galeriehouders hoeven niet bang te zijn dat…
„Nee, nee, nu wil ik weer iets anders doen. Maar het achtervolgt me wel. Bij de expositie van het slakkenspoor laatst kwam ik een oud-docent tegen die droogjes zei. ‘Hee Marnix, je gaat zowaar wat laten zien?’”