N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Debat enquêtecommissie gaswinning Premier Rutte houdt vol dat hij het beste voor had met Groningen. De oppositie vertrouwt hem niet. „Ik denk dat u loog.”
Een nieuw begin, een laatste kans om het bij het herstel van de aardbevingsschade in Groningen beter te doen. Daar had het kabinet om gevraagd, in reactie op het vernietigende rapport van de enquêtecommissie, dat het jarenlang bewust negeren van de Groningse belangen bij de gaswinning blootlegde.
Dat nieuwe begin zit er niet in, zo bleek na het Kamerdebat over de kabinetsreactie op het enquêterapport. De oppositie liet duidelijk merken nauwelijks een woord meer te geloven van wat premier Mark Rutte (VVD) over zijn handelen de afgelopen jaren in dit dossier zei. Hun misprijzen werd hoorbaar gedeeld door Groningers die in groten getale, deels urenlang staand, het debat vanaf de publieke tribune bijwoonden.
Kamerlid Henk Nijboer (PvdA) was het duidelijkst: „Ik zeg het de minister-president recht in het gezicht. Ik denk dat u loog.”
Een breed door de oppositie gesteunde motie van wantrouwen werd daarmee woensdagavond onvermijdelijk. Net zo onvermijdelijk leek het dat de coalitiefracties de rijen rond Rutte zouden sluiten, ondanks hun zichtbare ongemak met de opstelling van de premier in het debat.
Waarom ik niet opstap? Ik wil onderdeel zijn van de weg voorwaarts
Mark Rutte premier
Dat Rutte niet van opstappen wilde weten, maakte hij al meteen aan het begin van het debat duidelijk, toen hij opsomde in welke volgorde hij de vragen van de Kamer zou beantwoorden. Zijn laatste blokje zou gaan over „waarom ik of het kabinet niet opstap”. De premier: „Ik wil onderdeel zijn van de weg voorwaarts (…). Dat is mijn absolute ambitie.”
De kern van Ruttes verdediging: ja er zijn fouten gemaakt, en het kabinet deed regelmatig „niet genoeg” om de problemen te verhelpen rond de afhandeling van aardbevingsschade en de versterking van onveilige woningen in Groningen. Maar zijn intenties, was zijn boodschap, waren goed geweest. „Ik doe dit werk toch met mijn hele lijf, 24 uur per dag, omdat ik het goede voor Nederland wil.”
Zo probeerde de premier de belangrijkste conclusie van de enquêtecommissie te omzeilen. Namelijk dat de belangen van Groningers jarenlang „stelselmatig zijn genegeerd”, ook door zijn kabinetten. Het geld dat werd verdiend met de gaswinning ging boven de belangen van de Groningers, concludeerde de enquêtecommissie. Het waren bewuste politieke keuzes die in Groningen een „rampzalige situatie” veroorzaakten, niet ongelukkige fouten.
Schorsing
Het pijnlijkste voorbeeld daarvan was het verhogen van de gaswinning in 2013, na de aardbeving in Huizinge in 2012. Een fout, dat gaf Rutte direct toe, maar volgens hem geen gevolg van een „actief besluit” van het kabinet. Nadat GroenLinks-leider Jesse Klaver herhaaldelijk zei dit „feitelijk onjuist” was en Rutte dat herhaaldelijk tegensprak, vroeg Klaver om een schorsing, zodat Rutte nog even goed naar het enquêterapport kon kijken.
In dat rapport staat dat ambtenaren op het ministerie van Economische Zaken wisten dat de gaswinning in 2013 fors hoger zou uitvallen, en wisten dat er mogelijkheden waren om minder te winnen. Die ambtenaren gaven toen gashandelaar Gasterra een „expliciet signaal” om verder te gaan met de verhoogde gaswinning.
Na de schorsing vertelde Rutte dat die informatie toenmalig minister Henk Kamp en dus de politieke top niet had bereikt. „Dat zegt Henk Kamp in zijn verhoor, en ik vertrouw Henk Kamp.” De premier ging daarmee voorbij aan de verhoren van twee ambtenaren door de enquêtecommissie: die verklaarden onder ede dat zij hun minister wel degelijk mondeling hadden gewaarschuwd voor de hogere productie. Kamp zei in zijn verhoor dat hij zich dat niet herinnerde, maar ook dat zijn ambtenaren zich daar vast niet in hadden vergist.
‘Mentaal eindverantwoordelijk’
Op de vraag of de premier zich verantwoordelijk voelde voor deze cruciale episode in de gaswinning, varieerden zijn antwoorden. Het ene moment zei hij dat „deze vragen zich diep in het ministerie van Economische Zaken” hadden afgespeeld, waar hij geen leiding aan gaf. Het volgende moment zei hij dat hij „staatsrechtelijk uiteraard altijd eindverantwoordelijk voor alles” is. Daarna dat hij zich in ieder geval altijd „mentaal eindverantwoordelijk” voelt.
De premier draaide zich ook even vast toen hij Kamerleden moest uitleggen wat hij had bedoeld met een opmerking tijdens zijn verhoor door de enquêtecommissie. Rutte zei toen dat hij „de grote maatschappelijke discussie” over het hoge winningsniveau in 2013 „pas echt [had] waargenomen in 2018”, „in zijn heftigheid”. Een uitspraak die tijdens het verhoor in oktober al grote verbazing wekte, zowel bij Kamerleden als in Groningen.
Rutte probeerde zijn opmerking in het verhoor met terugwerkende kracht een andere invulling te geven: „Ik zeg [in het verhoor] niet dat ik dat niet wist. Wat ik in het verhoor zeg, is dat in 2018 die maatschappelijke golf [van onvrede] terugkwam.” Hoe ernstig de situatie in Groningen was, had hij al ver voor 2018 door, zei hij. Wat hij pas in 2018 had ontdekt was uitsluitend hoe belangrijk de hoge gaswinning in 2013 was geweest voor die maatschappelijke onvrede.
Volgens Nijboer kwam bij hem de „stoom uit de oren” toen hij in 2014 hoorde over de hoge gaswinning van het jaar daarvoor. De kranten stonden er vol van, het kon niet zijn dat Rutte dat allemaal had gemist. Volgens zelfstandig Kamerlid Pieter Omtzigt waren er in 2013 „minstens honderd moties” ingediend die vroegen om de gaswinning verder terug te dringen. Dat Rutte pas in 2018 écht doordrongen was van de weerstand tegen de hoge gaswinning was „totaal ongeloofwaardig.”
Met zijn semantische manoeuvres dreef premier Rutte de oppositie tot wanhoop
Pudding aan de muur
Het waren zulke semantische manoeuvres op de vierkante millimeter – een handelsmerk van Rutte – die Kamerleden van de oppositie tijdens het debat al tot wanhoop dreven. Henk Nijboer: „De premier probeert een pudding aan de muur te spijkeren.” Sandra Beckerman (SP): „Als je dit al afschuift, hoe kunnen we dan verder?”
Lees ook: De kabinetsplannen maken de problemen alleen maar groter, klinkt het in Groningen
De coalitiepartijen vroegen de premier te „reflecteren”. Ze probeerden Rutte vooral zo ver te krijgen dat hij gevoelens zou uiten. Eline Vedder (CDA) was geschrokken van de „nogal technocratische reflectie” van de premier. Ze wilde horen hoe de premier het vertrouwen van Groningers ging terugwinnen. „Ik zou hem vooral ook willen aanmoedigen om dit soort vragen niet technocratisch aan te vliegen maar om ze, sneller dan nu gebeurt, op menselijk vlak aan te vliegen. Ik vind namelijk dat we erg hard ons best moeten doen om die kant van u te zien vandaag.” Ook Faissal Boulakjar (D66) vroeg de premier „zijn zakelijke schild af te gooien”, want „dit debat gaat ook over gevoel en emoties”.
Rutte vond het een lastig verzoek. „We tikken allemaal anders.” Uiteindelijk kreeg coalitiegenoot Mirjam Bikker (ChristenUnie) Rutte toch zover – met een subtiele politieke dreiging. Zij had eerder zelf excuses aangeboden voor het optreden van haar partij: „Voor onze fractie weegt ontzettend zwaar hoe de premier zelf erop terugkijkt.” Of hij wilde aangeven wat hij daarbij voelde. Rutte: „Boosheid en schaamte.”