Marijke Schermer biedt wakkerschuddende literaire therapie en tegelijk een scherpe generatieroman

Hoe zal ik het zeggen? Je kunt op zoveel verschillende manieren over de werkelijkheid vertellen en dan, door er eentje te kiezen en de andere achterwege te laten, toch de waarheid geen groot geweld aandoen. ‘Ik ging biologie studeren omdat ik uitgeloot was voor geneeskunde’, is één zo’n versie van de werkelijkheid. En waar. ‘Nee, herstel’, noteert verteller Nicola in Marijke Schermers nieuwe roman In het oog onmiddellijk: ‘Ik ging biologie studeren omdat ik altijd al, als kind al, gefascineerd was door de natuur en het leven.’ Ook waar, en dan klinkt die beslissing toch echter, bezielder. Of… Een paar zinnen later maakt ze van haar bioloog-zijn iets dat diep bij haar persoonlijkheid past: ‘Ik voelde me nergens zo fijn als met het kijkglas tussen mij en de dingen.’

In dat ‘kijkglas’ zie je, doorpsychologiserend, ook nog een (onbedoelde?) metafoor voor Nicola’s zwakke plek. Dat ze de dingen graag onderzoekt, dat ze ijverig inzoomt, maar daarmee ook op afstand blijft, met een weliswaar doorschijnende, maar ook ondoordringbare scheidingswand tussen haar en de wereld.

Zou ze het zelf zien, vraag je je regelmatig af over de verteller van In het oog. Ziet ze hoe grappig en tragisch treffend het is dat de zeeanemoon haar lievelingsorganisme is, een ‘solitaire poliep’? Heeft ze in de gaten dat dat een zelfportret is, dat ze is als die dieren, ‘zonder skelet maar met tentakels, waarmee ze levende prooien vangen’ en zich vastkleven en dan op hun voorwaarden in symbiose leven, bijna parasitair?

Marijke Schermer (1975) meet je in In het oog als vanzelfsprekend een onderzoekende leeshouding aan, waarbij je dubbelzinnigheden gaat ontwaren en de blik van Nicola niet voetstoots voor waar aanneemt. Want dit is de openingszin van de roman: ‘Vlak voor Bee begon aan haar verhaal waarin ze me onder meer verweet dat ik haar niet zag, zat ik haar juist te bekijken.’ Dan weet je het als literaire lezer wel. Dan weet je: onbetrouwbare verteller, subtiele dramatische ironie. En dan weet je ook: je hebt zien en écht zien, en daar zal de roman over gaan. Over dat degene die ziet, bepaalt wat er gezien wordt. Nicola is zich daar als wetenschapper ook al van bewust: ‘Zodra iemand metingen begint te doen, worden de resultaten beïnvloed. Je meet wat je meet, niet wat het vlak ervoor was.’

Psychologische pageturner

Ze weet het. En toch. Voordat het echt tot haar doordringt – en ze snapt wat dat betekent, wat ze daarmee moet – is er zo’n beetje een hele roman overheen gegaan. En In het oog is een even soepele en vermakelijke als scherpzinnige roman, een psychologische pageturner waar Schermer je met vaste hand doorheen leidt, en waar je, hoewel je misschien al wist wat Nicola te weten komt, uiteindelijk toch verfrist en gelouterd, misschien wel wakkergeschud, uit opduikt.

Eerst is ze nog blind. Onverwachts vertrekt haar geliefde Bee uit haar leven (er was een ‘druppel in een emmer waarvan ik niet wist dat hij bestond’) en onverwachts kwam ook de afwijzing van haar onderzoeksaanvraag, en ze begrijpt daar ook niets van, dus ze wijzigt haar koers niet, dan maar alleen verder. En dat gaat prima. Dat ze gefascineerd raakt door een onbekende man, Louis, dat ze hem volgt naar zijn huis, ook dat geeft haar niet het gevoel dat er met haar iets mis is. Het is misschien wat stalkerig, maar hij merkt niets, dus hij heeft er toch geen last van. En later komt ze hem ook nog op Tinder tegen, ze swipet naar rechts, het is een match, ze gaan daten en het is leuk, dus dan was er al helemaal geen probleem.

Toch? Die vraag stelt Nicola niet, In het oog is in feite een monoloog, waarin tegenspraak is kaltgestellt. Dat ze haar eigen gang gaat met haar bacterie, de leptotrichia animalis, dat is een kwestie van toewijding, en dapper. En dat ze haar onderzoeksresultaten soms wat oppoetst, dat is haar ‘flatteringsrecht’. ‘Je moet je resultaten presenteren, doe je dat door het licht te zetten op tekortkomingen of op je resultaten?’

Vrij en gelukkig?

En de lezer zich maar van alles afvragen. Of het niet gek is dat haar dochter Marie meer contact heeft met de ex van haar moeder dan met haar moeder zelf. En of Nicola zich niet iets miserabels wijsmaakt, als ze ‘buiten door de straten door de nacht [heeft] gelopen, heel lang, tot het licht werd, heel vrij, freischwebend, en gelukkig’. Of het waar is dat ze perfect bij Louis past, omdat die niet haar ‘rots in de branding’ kan zijn – wat zij, heerlijk ongebonden, ook niet wil: ‘Ik ben een schip in beweging; voor mij is juist een rots een levensgroot gevaar.’ En of ze wel gelijk heeft in haar afwijzing van therapieën ‘die van elk mens een oplosbare puzzel wilden maken’.

‘Het is een daad van autonomie om te beslissen of een gebeurtenis wel of niet een rol mag spelen in je leven’, dacht Emilia in Noodweer (2016), Schermers tweede roman, waarin ze die stelling bevroeg. Diezelfde kwestie, van vrijheid of gedetermineerdheid, speelt nu weer een belangrijke rol, en dan niet zozeer óf, maar vooral hóe. Dat maakt In het oog spannend: de lezer van Schermer wordt vanzelf de psycholoog van haar personage. Hoe zit Nicola in elkaar? Haar psychologische bedrading tekent Schermer geweldig zorgvuldig uit: ze geeft aanwijzingen voor Nicola’s onbetrouwbaarheid, voor de gemankeerdheid van haar blik, maar al te gek wordt het niet. Ze krijgt ook veel krediet, veel geloofwaardigheid, ze lijkt zich bewust van haar blinde vlekken, ze lijkt haar redeneringen stevig door te denken en rond te breien. Je krijgt als lezer toch niet de indruk dat het waanzin is, dat Nicola de waarheid veel geweld aandoet.

Maar ja, dat was ook het punt – dat je slechts ziet wat je ziet, en dat één beeld niet de gehele werkelijkheid in zich draagt. Na de literaire psychotherapie van dit personage, de psychologische dissectie die deze roman is en die je als lezer gretig meemaakt, kun je niet anders dan concluderen dat het moeite kost maar ook zin heeft om jezelf echt te leren zien.

Zelfonderzoek

Toch doet In het oog ook nog meer dan de bekende weg naar de psycholoog plaveien. Uiteindelijk laat Schermer haar roman zich onverwachts ontpoppen tot een scherpe generatieroman. Nicola kun je zien als een literaire exponent van een generatie die denkt dat zelfinzicht wel vanzelf komt aanwaaien (en therapie als zweverig en onbetrouwbaar), terwijl de millennials na haar nauwelijks meer van de zin van zelfonderzoek overtuigd hoeven te worden, en Generatie Z, waartoe Nicola’s dochter behoort, al niet meer zonder kan. Marie is ‘heel wijs, veel wijzer en opmerkzamer, dan ik op die leeftijd’, noteert Nicola. En, zo krijgen we tussen de regels mee, Marie is opgegroeid in het besef van haar tekortkomingen, ze durft ze te bezien en is inmiddels klimaatactivist. Doordat ze echt naar zichzelf kon kijken, kon ze ophouden haar eigen zwaktes te negeren, én die van de mensheid.

Klimaatactivisme als psychologische verdienste van een generatie en als metaforisch bewijs voor de zin van zelfonderzoek – het is die verrassende greep waarmee Schermer haar psychologische roman boven het persoonlijke uit laat stijgen. En hoe konden we het ooit níét zien?


Lees ook
dit interview met Marijke Schermer

‘Het klassieke idee van een huwelijk is denk ik vrij onwerkbaar voor veel moderne mensen’