Maria van Hongarije was veel meer dan de zus van Karel V

Regentes der Nederlanden Josephine Rombouts schrijft over onderbelichte prestaties van opmerkelijke vrouwen. Deze week: de ‘nederige dienares’ die keizerlijke decreten negeerde.

Maria van Hongarije (olieverf op paneel, (1550-1560, diameter 9 cm), van een onbekende schilder, in bezit van het Rijksmuseum in Amsterdam.
Maria van Hongarije (olieverf op paneel, (1550-1560, diameter 9 cm), van een onbekende schilder, in bezit van het Rijksmuseum in Amsterdam.

‘Neem nu bijvoorbeeld Maria van Hongarije.” Niet direct mijn eerste keus, want er gaat in mijn hoofd maar een heel bescheiden belletje rinkelen bij het horen van haar naam. Maar Ger Jochems, voormalig journalist/programmamaker bij de VPRO en mijn oom, noemt haar met enthousiaste vanzelfsprekendheid.

We zitten onder hoge platanen op het terras bij het Utrechts Archief, waar ik zojuist een lezing heb gegeven over de invloed van de achttiende-eeuwse schrijfster Belle van Zuylen op mijn schrijfwerk. We praten na over Belles politiek getinte oeuvre, komen op Anna Maria van Schurman, die alleen van achter een gordijntje college mocht volgen aan de Universiteit van Utrecht, en over de hordes die vrouwen moesten nemen om een rol te kunnen spelen in het publieke leven.

Mijn oom is ook de man van Agnes Jongerius, voormalig voorzitter van de FNV en tegenwoordig Europarlementariër, en hij mijmert hardop: „Als ik me nou Agnes voorstel, iemand met haar karakter en kwaliteiten, die steeds achter een gordijntje zou moeten zitten en zich in bochten wringen om maar geen aanstoot te geven, dan vraag ik me af hoe dat zou werken.”

„Enne, Maria van Hongarije?” Want om nu te zeggen dat ik ondertussen begrepen had wat die in het verhaal deed, is overdreven.

„Maria van Hongarije was van 1530 tot 1555 regentes in de Nederlanden voor haar broer Karel V”, vult mijn gespreksgenoot gelukkig eerst dit hiaat in mijn kennis van de vaderlandse geschiedenis op. „Ze ging de geschiedenis in als het jongere zusje van de keizer, die van hem weinig bevoegdheden kreeg, en zich door haar politieke onervarenheid moest laten leiden door de Nederlandse raadslieden. Ik heb ooit de wetenschapper geïnterviewd die onder de loep heeft genomen of dat beeld klopt.”

We zetten het gesprek een paar weken later voort in zijn huis, met tussen ons in het boek van historica Laetitia V.G. Gorter-van Royen. Zij is de eerste die systematisch de brieven tussen de keizer en zijn zuster heeft bestudeerd. Brieven waarin Maria aan haar broer schrijft: „Mijnheer, mijn persoontje is niet geschikt om U erg veel goede diensten te kunnen bewijzen, hoewel de wil er wel is. Ik hoop dat U mij tot aan de dood uw nederige dienares en slavin zult weten.” Gorter-van Royen ontdekte dat dezelfde nederige dienares de keizer ook vertelt dat ze het pakket voor hem bestemde brieven van de ambassadeurs uit Engeland vast heeft geopend – en haar mening over de inhoud gelijk meestuurt.


Dit vind ik wel een moment om Agnes te vragen wat haar ervaringen zijn, herkent ze iets in het verhaal van Maria van Hongarije? Is het in onze tijd nog moeilijk om als vrouw aan een vergadertafel je stem te laten horen? Ze denkt even na.

„Kijk, ik ben nu 62 en ik draai al een tijdje mee. Er zijn niet veel dingen die me nog van m’n stuk brengen. Maar iets wat me in het begin erg opviel, was dat als ik een voorstel of een oplossing inbracht en een man ná mij daarop inhaakte, dat dan de rest van de vergadering die man werd aangehaald. Het kwam zo vaak voor dat ik me afvroeg: wat gebeurt hier eigenlijk? Word ik over het hoofd gezien?”

Hoe ging je daarmee om?

„Ik ging door op de inhoud, want daar gaat het voor mij om. Je wilt ook geen zeikerd zijn. Ook als ze ‘ach meisje’ zeiden, negeerde ik dat.”

Wát zeiden ze?

„Oh, dat verbaast je? Ja hoor, regelmatig, als ik iets zei dat iemand niet zinde. Wat ik vaak te horen krijg als ik mensen ontmoet, is: ‘In het echt bent u best aardig.’ Ik weet niet waarom ze aannemen dat ik niet aardig ben. Omdat ik een mening heb, omdat ik mijn werk doe in de politiek? Mannen heten dan slagvaardig, besluitvaardig, scherp. Vrouwen zijn dan bozig, schel, niet aardig.”

„Koningin Maria is levendig en amusant…”, leest Ger voor uit de studie van Gorter-van Royen. „Verzot op luxe, klein, lelijk, hooghartig, harteloos en wraakgierig. De Hongaren verafschuwen haar, zij veroorzaakt allerlei problemen voor haar man. Ze haat de Venetianen.” Dit schreef de Venetiaanse gezant die in 1514 aan het Hongaarse hof kwam. „Zij rijdt de hele dag op steigerende paarden, houdt van feesten en lekker eten op ieder uur van de dag, zodat zij de ene indigestie op de andere stapelt wat de oorzaak is van haar onvruchtbaarheid.” Agnes knikt: „Nog steeds herkenbaar. Vrouwen worden op veel meer aspecten aangesproken dan mannen. Op hun uiterlijk, kleding, stem. Bij vrouwen wordt er veel meer bijgehaald.” Maar tijden en meningen veranderen, zegt ze stellig. „Dat mannen mijn plannen aan een ander toeschrijven, gebeurt nu niet meer. Er is ook al heel lang niet meer ‘ach meisje’ tegen me gezegd.”

Karaktervastheid

Gorter-van Royen toont aan dat Karel de voormalig koningin van Hongarije uitgebreide bevoegdheden gaf en dat haar nederige uitroepen worden afgewisseld met passages waaruit blijkt dat ze zelfstandig handelt, en ook wel tegen zijn decreten in, waar hij haar meestal gelijk in geeft. Tien jaar later schreven de Venetiaanse gezanten: „Haar karaktervastheid valt niet hoog genoeg te prijzen. Zij bezit ook een grote lichamelijke kracht. Zodra de regeringszaken het toelaten, stijgt zij te paard en gaat op jacht. Sinds lange tijd al is er waarschijnlijk geen vrouw te vinden die ergens beter in is dan zij, vooral niet op het gebied van de paardrijkunst.”

Europa was een vat vol tegenstrijdige belangen en vorstendommen met een kort lontje, een strijdtoneel waarop Maria ook nog eens de Battle of the Sexes moest zien te overleven. Het ene moment wendde ze zich tot haar broer als een gelijkwaardige gesprekspartner: „Het lijkt mij dat de Franse koning meer zijn emoties dan zijn verstand gebruikt door zijn leger, dat zover gevorderd was in Luxemburg, te splitsen.” Maar even later schreef ze weer als een klein meisje: „Mijnheer, ik vrees dat ik weer te ver ben gegaan. Ik hoop dat u mij wilt vergeven. Het was mijn ijver, die me ertoe bracht en mijn dwaasheid, waar ik meer gebruik van maak dan zou moeten.”

Ik moet opeens denken aan de bruiloft van Ger en Agnes. Voor een interview had Ger een paar jaar eerder FNV-voorzitter Lodewijk de Waal uitgenodigd, maar die kon niet. „Wat is er mis met Agnes Jongerius, waarom vraag je haar niet?”, vroeg de voorlichter. „Niks”, zei Ger, beschaamd dat hij nog nooit van haar had gehoord. Hij nodigde haar uit en de rest is geschiedenis. Tijdens het huwelijksfeest lieten ze de opname van dit interview horen. Eerst gingen professioneel de vragen en antwoorden heen en weer, toen begonnen ze steeds onsamenhangender te stamelen. „Hebben ze dit echt uitgezonden?”, vroeg ik verbaasd aan mijn tafelheer, Harry Jekkers. „Nee joh, dit is een grap. De technici hebben het zo gemonteerd.”

„Ik ben er zeker van dat u dat niet zonder te lachen hebt neergeschreven”, vertrouwde Karel zijn zuster toe, „en ik moest ook lachen toen ik het las.” Deze twee Habsburgse vorsten bevonden zich in een roerige tijd van verbeten oorlogen en moesten ook nog hun genderrollen zorgvuldig uitspelen. Ze wierpen daarvoor het machtigste wapen in de strijd dat ze konden vinden: humor. Karel aan Maria: „Ik schrijf u dit alles om te lachen en om onszelf belachelijk te kunnen maken, want dat heb ik erg nodig.”