Met de ruk naar rechts tijdens de Duitse parlementsverkiezingen verandert niet alleen de politieke kleur van de Bondstag. Uit eerste analyses over de in totaal 630 parlementariërs die binnenkort geïnstalleerd worden, blijkt dat ook de genderbalans, de populairste beroepen en de gemiddelde leeftijd per partij veranderen.
Slechts 32,5 procent van de aanstaande parlementsleden is vrouw, zo schrijft de Duitse krant Die Zeit. Met uitzondering van 2017 is dat het laagste percentage vrouwen sinds 2005. Die verschuiving komt door de groei van de radicaal-rechtse AfD en CDU/CSU. Zij vaardigen respectievelijk 12 en 23 procent vrouwelijke parlementariërs af. Partijen die doorgaans meer vrouwen op de lijst hebben, hebben juist zetels verloren. Het gaat dan om de SPD en De Groenen, die allebei een quotum hanteren.
Meer juristen en ouder
De parlementsleden van AfD en CSU zijn met een gemiddelde leeftijd van 51 en 48 jaar ook relatief ouder dan de volksvertegenwoordigers die namens de andere partijen zijn gekozen. Toch blijft de gemiddelde leeftijd van het parlement 47 jaar. Dat komt onder meer door de 25 nieuwe zetels van Die Linke, een relatief jonge partij met parlementsleden van gemiddeld 42 jaar oud.
Slechts 46 parlementsleden (7,5 procent) zijn onder de 30 jaar, tegenover 13 procent van de totale bevolking.
Dan zijn er nog de beroepskeuzes van de nieuwe Bondsdagleden. Het aantal juristen blijft stijgen, inmiddels is één op de vijf parlementariërs afkomstig uit deze sector, gevolgd door 17 procent uit de zakenwereld. Het aantal docenten en hoogleraren is gedaald naar 4 procent. Halverwege de jaren negentig had 15 procent van het parlement nog een achtergrond in het onderwijs.
Slechte vertegenwoordiging
De AfD heeft wat beroepskeuze betreft de meest diverse lijst. Toch komen ook de afgevaardigden uit deze partij nauwelijks uit de arbeidersklasse, net zoals in de gehele Bondstag. Het aandeel parlementariërs uit de arbeidersklasse is slechts 3 procent. In totaal zullen 230 nieuwe parlementariërs toetreden tot de Bondstag, die door een recente hervorming in de kieswet nog maar 630 zetels kent.
Politicologen en sociologen waarschuwen voor de risico’s van een gebrekkige ‘descriptieve’ vertegenwoordiging, ook buiten Duitsland. Hoewel mensen met dezelfde karaktereigenschappen niet per definitie dezelfde meningen of belangen hebben, blijkt uit onderzoek dat de belangen en meningen van groepen die minder aanwezig zijn in het parlement, doorgaans minder goed vertegenwoordigd worden.
Liveblog Duitse verkiezingen
BSW wil voor partij nadelige verkiezingsuitslag juridisch laten toetsen en eventueel aanvechten in rechtbank
Joop van den Ende sloeg vorige week alarm. In een paginagrote advertentie in diverse kranten waarschuwde de tv-producent tegen de macht van Amerikaanse techbedrijven zoals Meta, Amazon, en X van Elon Musk. Volgens hem doet de Nederlandse politiek te weinig om de Nederlandse mediasector te beschermen. Hij noemde de komende bezuinigingen van ruim 160 miljoen euro op de publieke omroep en de voorgenomen fusie tussen de commerciële omroep RTL en de krantenuitgever DPG. Die bezuiniging moet van tafel, en die fusie moet doorgaan, vindt Van den Ende.
De advertentie weerspiegelt de grote zorgen die leven onder de pakweg zestig commerciële productiebedrijven die tv-programma’s maken voor de omroepen – de zogenoemde buitenproducenten. Zij vrezen kind van de rekening te worden bij de komende bezuinigingsronde. De publieke omroepen moeten voor 1 april een lijst inleveren met programma’s die moeten verdwijnen. En productiebedrijven vermoeden dat dit vooral programma’s zullen zijn die de omroepen niet zelf maken. Irene van den Brekel van Human Factor TV: „De producenten staat enorm onder druk. De publieke omroepen moeten drastisch bezuinigen én ze moeten veel freelancers in vaste dienst nemen, dus de angst is dat ze de bezuinigingen op de buitenproducenten gaan afwentelen.”
Sommigen merken al dat omroepen terughoudender zijn in het bestellen van nieuwe programma’s: „Sinds een maand of twee staat alles on hold omdat niemand weet wat er gaat gebeuren”, zegt Iris Lammertsma, eigenaar van productiebedrijf Witfilm (Hokwerda’s Kind, Dance or Die) en voorzitter van de NAPA, een belangenclub van audiovisuele producenten. „Veel buitenproducenten hebben het altijd al moeilijk gehad, maar nu nemen de omroepen echt weinig tot geen nieuwe projecten meer aan. Dit komt bovenop de bredere trend dat producenten voor meer artistieke documentaires en speelfilms bijna niet meer bij de omroepen terecht kunnen. Er is steeds minder ruimte voor kunst en meer artistieke projecten.”
Heel Holland Bakt
Wie is de Mol, Heel Holland Bakt, Even tot hier: volgens belangenclub de Vereniging van Nederlandse Content Producenten (NCP) worden de populairste tv-programma’s in Hilversum gemaakt door externe productiebedrijven. Sinds de opkomst van de commerciële zenders eind jaren tachtig is het gebruikelijk dat omroepen veel programma’s niet zelf maken, maar dit uitbesteden. Joop van den Ende was in de jaren zeventig de eerste buitenproducent. Hij is nu op de achtergrond aanwezig in het bedrijf van zijn dochter, Medialane (Even tot hier, Eva). John de Mol en Joop van den Ende zijn de bekendste buitenproducenten. Samen schiepen de twee het internationale productiebedrijf Endemol, bekend van onder andere Big Brother.
Deelnemers van ‘Heel Holland Bakt’. Beeld Beeld MAX/Elvin Boer
„Het zou onverstandig zijn om de rekening bij de producenten neer te leggen, want die zijn een belangrijke creatieve pijler onder het bestel”, zegt Nelsje Musch-Elzinga, directeur van de NCP. Volgens de NPO, het centrale bestuur van de publieke omroep, wordt maar liefst 40 procent van het programmabudget van de publieke omroep door buitenproducenten gemaakt. Zijzelf schatten dat nog hoger. Musch-Elzinga: „In 2023 ontvingen buitenproducenten maar een kwart van het totale programmabudget van de NPO, terwijl ze daarvoor 60 tot 80 procent marktaandeel leverden. Acht van de tien best bekeken programma’s werden door buitenproducenten gemaakt – los van nieuws, sport en evenementen.”
De productiebedrijven vinden dat er sprake is van een ongelijk speelveld tussen henzelf en de omroepen omdat ze in feite met hun opdrachtgevers concurreren. Die maken immers zelf ook programma’s. „Dit maakt de situatie voor producenten erg complex”, zegt Musch-Elzinga. „En het ongelijke speelveld wordt versterkt doordat de omroepen wegens de bezuinigingen vrezen voor hun toekomst. Hierdoor kiezen ze meer en meer voor eigen producties. Ik hoor van alle producenten dat de deur van omroepen vaker dicht is wat betreft nieuwe programma’s.”
Lees ook
Publieke omroepen gaan voor 2026 al ruim 20 miljoen euro bezuinigen
Kleine producenten
Volgens Musch-Elzinga zullen alle producenten in meer of mindere mate door de bezuinigingen worden geraakt, zowel kleine producenten als Human Factor (Lubach, Plakshot) als grote spelers zoals Endemol Shine (All You Need is Love, Miljoenenjacht). „Het voeren van een gezonde bedrijfsvoering wordt op deze manier erg lastig en in sommige gevallen wellicht zelfs onmogelijk”, zegt Musch-Elzinga. „Ik ken geen bedrijven bij wie het water al aan de lippen staat. Maar het zou me niks verbazen dat als de bezuinigingen worden doorgezet, sommige producenten het erg moeilijk gaan krijgen.”
Wat bijdraagt aan de nijpende situatie van kleine producenten is dat het NPO-fonds, waarmee de publieke omroep fictie, documentaires en talentontwikkeling stimuleert, anders is ingericht, waardoor grofweg nog maar de helft van het aantal documentaires gefinancierd kan worden. „Er werden ongeveer vierentwintig documentaires per jaar gefinancierd door het fonds, en dat zijn er nu nog maar twaalf”, vertelt Lammertsma. „Want de productiekosten zijn hoger geworden door inflatie en andere factoren, terwijl het totale budget van het fonds hetzelfde is gebleven. Dus ze kunnen met hetzelfde geld gewoon minder films financieren. En dat heeft grote invloed op de kleinere documentaireproducenten, die afhankelijk zijn van het fonds.”
Waarom maken omroepen niet zelf hun programma’s? „Buitenproducenten zijn creatiever, efficiënter en flexibeler”, zegt Musch-Elzinga van NCP. „Dit is de kern van wie en wat ze zijn.” Vincent ter Voert van Vincent TV (Chateau Meiland, Mr. Frank Visser, Vriendenloterij Miljonairs) wijst erop dat buitenproducenten vaak een specialisatie hebben die de omroepen niet hebben. In zijn geval is dat reality: „Producenten komen met ideeën die omroepen niet hebben. Bij reality moet je veel tijd en aandacht investeren in het casten en onderhouden van talenten. Dit kan een omroep niet altijd zelf.”
Rik van de Westelaken in ‘Wie is de Mol?’ Beeld Joy Hansson / AvroTros
Verplichte Nederlandse producties
Los van deze beweegredenen zijn omroepen ook wettelijk verplicht om minstens een kwart van hun programma’s bij productiebedrijven te bestellen. Zo wil de regering „het creatieve, diverse en innovatieve potentieel van deze sector” beter benutten. Daar is vorig jaar een wet bijgekomen die streamingdiensten als Netflix verplicht om 5 procent van hun omzet in Nederlandse producten te steken. Daarmee zouden de buitenproducenten 45 miljoen euro meer omzet moeten krijgen.
Hier staat een rapport van de Algemene Rekenkamer uit 2019 tegenover. Daarin staat dat programma’s van buitenproducenten duurder zijn dan wat de omroepen zelf maken – iets wat zij zelf fel bestrijden. Wat buitenproducenten werkelijk kosten, houden ze liever voor zichzelf, zo bleek uit een artikel in Vrij Nederland uit 2022. Dat doen ze mede omdat de omroepen ook hun concurrenten zijn. Uitgaande van de 40 procent van het NPO-programmabudget zou er 330 miljoen euro per jaar naar de buitenproducenten gaan – alleen van de publieke omroep. Argumenten tegen die financiële geheimhouding zijn dat het om publiek geld gaat, waarvan je de correcte besteding moet kunnen controleren, en dat bijvoorbeeld ster-presentatoren zich aan controle op hun salaris kunnen onttrekken door zich via buitenproducenten te laten uitbetalen – de zogenoemde U-bochtconstructie.
Bij deze wettelijke regelingen om de Nederlandse audiovisuele sector te ondersteunen, zoals de verplichte 5 procent Nederlandse producties op Netflix, moet worden aangetekend dat de grote Nederlandse productiebedrijven na diverse fusies veelal in buitenlandse handen zijn. Tim Vloothuis van Every Media (Anne Frank Video Diary, Het verhaal van Floor): „In zo’n competitieve markt is consolidatie logisch.” Zo is het Franse Banijay eigenaar van onder meer Endemol Shine en NL Film (Penoza, Costa). Het Britse Fremantle heeft Blue Circle (Heel Holland Bakt, B&B Vol Liefde). Daarnaast heb je de Britse ITV Studios (Oogappels) en het Amerikaanse Warner Bros ITVP (First Dates).
Musch-Elzinga van de NCP betreurt het dat er door de bezuinigingen meer frictie dreigt te ontstaan tussen omroepen en buitenproducenten: „We moeten het toch samen doen.”
De Amerikaanse R&B en soulzangers Roberta Flack, bekend van de nummer 1-hits ‘Killing Me Softly With His Song’ en ‘The First Time Ever I Saw Your Face’, is maandag overleden op 88-jarige leeftijd. Dat maakte haar management bekend, zo melden internationale persbureaus en Amerikaanse media. Flack kondigde in 2022 aan dat ze stopte met zingen omdat ze de ziekte ALS had.
Flack was niet de eerste zangeres die het nummer ‘Killing Me Softly With His Song’ zong, maar wel de eerste die van het liedje een nummer 1-hit maakte. Het nummer werd oorspronkelijk begin jaren zeventig geschreven voor Lori Lieberman. Toen Roberta Flack het liedje echter in 1973 uitbracht, werd het een wereldwijde hit. Flack won met haar versie een Grammy. Later werd‘Killing Me Softly’ door veel artiesten nogmaals gecoverd, onder meer door Lauryn Hill van The Fugees in de jaren negentig.
De klassiek geschoolde zangeres en pianiste werd pas op late leeftijd bekend, toen haar versie van ‘The First Time Ever I Saw Your Face’ door Clint Eastwood werd gebruikt in de soundtrack van zijn film Play Misty for Me uit 1971.
Het nummer ‘Feel Like Makin’ Love’ werd in 1974 wel oorspronkelijk door Flack uitgebracht en later gecoverd door veel R&B en popartiesten, onder wie D’Angelo en Roy Ayers.
„Ze is vredig gestorven, omringd door haar familie”, aldus de verklaring van het management van Flack. „Roberta heeft grenzen en records verbroken.”
2024 was (voorlopig) het laatste jaar dat PostNL winst heeft gemaakt met het rondbrengen van brieven. „Vanaf dit jaar is de postbezorging structureel verliesgevend”, stelde Pim Berendsen, financieel directeur van PostNL en opvolger van vertrekkend bestuursvoorzitter Herna Verhagen, maandag bij de presentatie van de jaarcijfers.
Berendsen had het niet alleen over de wettelijk verplichte bezorging van urgente post, de zogeheten universele postdienst (UPD), want daarop lijdt PostNL al jaren verlies. Hij had het over de totale postbezorging. Die krimpt het komend jaar met 8 tot 10 procent.
In 2024 verdiende PostNL nog 3 miljoen euro (voor aftrek van rente en belasting) met het bezorgen van brieven. Bij de distributie van pakketten, het tweede en beter presterende onderdeel van PostNL, haalde het bedrijf een brutoresultaat van 65 miljoen.
Berendsen en Verhagen herhaalden maandag dat zij steun nodig hebben van de overheid. Financieel, voor de komende twee jaar, en beleidsmatig. De Postwet zou moeten worden aangepast: urgente post zou binnen 48 uur en niet langer binnen 24 uur moeten worden bezorgd.
„Wij hebben het heel lang op eigen kracht gekund”, aldus Berendsen. „Maar nu is het tijd dat de overheid het bonnetje [van de wettelijk verplichte postdienst] oppakt.” PostNL meldde vrijdag dat het een aanvraag heeft ingediend bij het Rijk voor compensatie, een tegemoetkoming in de kosten van de universele postdienst. PostNL wil 30 miljoen voor 2025 en 38 miljoen voor 2026.
Vrijdagmorgen reageerde het ministerie van Economische Zaken direct negatief op dat verzoek. Verhagen zag dat niet als een afwijzing, stelde ze maandag. „De minister heeft gezegd dat commerciële bedrijven die een wettelijke dienst uitvoeren daarop geen verlies zouden moeten lijden.” Dat vond ze een positieve boodschap. Dit voorjaar verwacht ze een officiële reactie van Economische Zaken.
24-uurs-verplichting urgente post
De compensatie van 68 miljoen moet de kosten dragen die PostNL maakt om urgente post binnen één dag te bezorgen. Als het parlement die verplichting oprekt tot twee of drie dagen, gloort winst voor de posttak, aldus PostNL. Handhaaft de overheid de 24 uurs-verplichting (en geeft het kabinet geen compensatie) dan zakt de postbezorging volgens PostNL vanaf dit jaar weg in dieprode cijfers.
In de meeste West-Europese landen wordt de post bezorgd binnen twee (Duitsland, België, Zweden) of drie dagen (Frankrijk, Italië, Denemarken, Noorwegen). Consumenten zouden volgens PostNL liever zekerheid willen dat hun post binnen twee dan wel drie dagen wordt bezorgd, dan snelheid (die PostNL niet altijd haalt vanwege onder meer personeelstekort en een hoog ziekteverzuim). Alleen in het VK geldt hetzelfde regime als in Nederland – daar praat de overheid ook over aanpassing van de postregels.
Oneerlijke concurrentie
Volgens de directie van PostNL ondervindt het bedrijf in Nederland oneerlijke concurrentie van internationale concurrenten die op hun thuismarkt niet zulke strikte (en geld verslindende) regels voor de universele postdienst hoeven te volgen als het Nederlandse postbedrijf.
Het afstoten van klanten die relatief weinig opleveren is een van de maatregelen die PostNL wil nemen om ‘gezond’ te groeien in pakketten
PostNL haalde in 2024 een omzet van 3,25 miljard euro (2023: 3,17 miljard). De winst daalde van 56 naar 18 miljoen euro. Dat kwam niet alleen door de verlieslatende postbezorging. Bij pakketten merkte PostNL dat grote klanten (Nederlandse en vooral internationale webwinkels) een forser aandeel in de te bezorgen hoeveelheid pakketjes zijn gaan innemen. Dat betekent voor PostNL minder winst per pakje: grote klanten betalen een lager pakkettarief.
Financieel directeur Pim Berendsen meldde maandag dat hij de pakkettarieven wil verhogen – ook al dreigt hij dan klanten te verliezen. „Soms ben je beter af zonder bepaalde volumes van sommige klanten.” Hij doelt op bedrijven waarvoor PostNL pakketten bezorgt die zulke grote kortingen bedingen op te bezorgen volumes aan pakketten dat het postbedrijf weinig winst maakt op die bezorging.
PostNL ziet de Nederlandse markt voor digitaal winkelen (e-commerce) dit jaar groeien met 4 tot 5 procent; zelf rekent PostNL op een volumestijging van 1 tot 3 procent.
Het afstoten van klanten die relatief weinig opleveren is een van de maatregelen die PostNL wil nemen om ‘gezond’ te groeien in pakketten. PostNL wil verder onder meer het aantal pakketautomaten uitbreiden. Dat zijn kluisjes op openbare plaatsen waar PostNL-bezorgers pakketjes in doen en waar geadresseerden ze op een zelf gekozen moment weer uit kunnen halen.