N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Archeologie De voorwerpen „laten zien dat mensen in Noord-Holland rond het jaar 1000 contacten hadden op het hoogste niveau”.
Bij het Noord-Hollandse Hoogwoud heeft een detectorzoeker een schat uit de Middeleeuwen gevonden. Het gaat om vier gouden oorhangers, twee stukken goudblad, en 39 zilveren munten. De vondst, in 2021 gedaan, is deze donderdag bekendgemaakt in het Rijksmuseum van Oudheden (RMO) in Leiden. Hoogwoud ligt tussen Alkmaar en Medemblik.
„De vondst van de oorhangers is internationaal van belang”, zegt Annemarieke Willemsen, conservator Middeleeuwen van het RMO. „Ze laten zien dat mensen in Noord-Holland rond het jaar 1000 contacten hadden op het hoogste niveau en in een internationaal netwerk met geld zaten.”
De oorhangers zijn achttien karaats goud, hebben de vorm van een maansikkel en zijn voorzien van ophangbeugels. Twee hebben aan een zijde gegraveerde voorstellingen, waaronder een mannenhoofd met stralen. „Mogelijk Christus, afgebeeld als Sol Invictus, de Onoverwonnen Zon”, zegt Willemsen. De andere twee zijn aan een kant versierd met rozetten in filigraan, fijne gedraaide draden gemaakt van goudbolletjes. Alle ‘achterzijden’ zijn onversierd. „Waarschijnlijk zijn ze niet door de oren gestoken, maar gedragen aan een kap of band.”
Vergelijkbare oorhangers
Op basis van de stijl worden de twee paar sieraden tussen 1000 en 1050 gedateerd. In Duitsland zijn enkele vergelijkbare oorhangers gevonden bij Mainz, Keulen en Haddien, langs de Duitse Waddenkust. In Nederland waren tot nu toe drie losse oorhangers bekend: uit Schellinkhout in West-Friesland, Weerselo in Twente en Opsterland in Friesland. „De oorhangers van Hoogwoud zijn speciaal omdat ze hybride zijn. De maansikkelvorm komt voor in Byzantium, het gebruik van dit type filigraan zien we in het Heilige Roomse Rijk, met name Duitsland, en de graveringen zijn typisch voor Frisia en Scandinavië.”
Onderzoek wijst uit dat de twee goudbladfragmenten aan elkaar passen en deel hebben uitgemaakt van een soort hoofdband om een kap. „Er zaten nog vezels aan het goudblad”, vertelt Willemsen.
De zilveren munten, penningen uit het Bisdom Utrecht, het Duitse rijk en de graafschappen Gelre, Kleef en Holland, blijken tweehonderd jaar jonger te zijn. „De jongste zijn onder Willem II, graaf van Holland en Rooms-koning, geslagen in 1247 of 1248”, weet Michiel Bartels, hoofd Archeologie West-Friesland. Hij heeft de schat vorig jaar zomer voor het eerst gezien. „De vinder, een jonge historicus, heeft de vondst keurig bij ons gemeld. Momenteel werkt hij bij ons als archeologisch assistent.”
Gebiedje van vijf bij vijf meter
Het is de vraag wat de oorhangers, het goudblad en de munten met elkaar te maken hadden. „Ze zijn in een gebiedje van vijf bij vijf meter gevonden. Wij denken dus dat ze bij elkaar horen en dat de sieraden erfstukken waren. Kleine stukjes textiel tussen de munten geven aan dat in elk geval de munten in een zakje zaten.”
De munten plaatsen de schat in een onrustige periode, toen de graven van Holland regelmatig in oorlog waren met West-Friesland, dat door historici traditioneel wordt afgeschilderd als een weinig beschaafde en egalitaire boerenrepubliek, maar gezien de vondsten van sarcofagen en een Viking-ring ook een elite kende. „Iemand heeft de schat toen voor de zekerheid begraven”, meent Bartels.
Willemsen acht dat mogelijk, maar zou ook niet vreemd opkijken als de sieraden en het bladgoud al eerder, dus apart van de munten, begraven zijn. „Ik vraag me af of de tere stroken goud het zouden hebben overleefd, als ze tweehonderd jaar als erfstuk zouden zijn doorgegeven.”