Maja Haderlap laat in haar nieuwe roman zien hoe dochters en moeders door hun etnische wortels zijn getekend

Het leven op het platteland kan verstikkend zijn, maar nergens is het zo verstikkend als in Oostenrijk. De afgelopen jaren kon je het lezen in de boerenromans van Monica Helfer, Paulus Hochgatterer en Maja Haderlap, die de broeierige dorpsgemeenschappen vol geheimen, onderdrukte lusten en geniepige agressie tot uitgangspunt van hun romans kozen.

In het werk van Maja Haderlap (1961) speelt ook nog de Sloveense minderheid in haar Heimat Zuid-Karinthië een grote rol. Na de annexatie van Oostenrijk door Hitler, in 1938, werd die etnische groepering gedwongen te assimileren, compleet met naamsverandering. Veel Karinthische Slovenen verzetten zich hiertegen en sloten zich aan bij de partizanen, die een even bloedige strijd met hun onderdrukkers aangingen als in buurland Joegoslavië. Het geweld trok diepe sporen door de naoorlogse Oostenrijkse geschiedenis, ook omdat die partizanen als landverraders werden beschouwd. Haderlap schreef er in 2011 haar debuutroman Engel des Vergessens (De engel van het vergeten) over, die een internationale bestseller werd.

Haar nieuwe roman Nachtvrouwen speelt zich eveneens af in de wereld van Karinthisch-Sloveense plattelanders, al is voor de Tweede Wereldoorlog en de partizanenstrijd deze keer een kleinere rol weggelegd. Haar hoofdpersoon Mira is een Sloveense boerendochter, die in Wenen sociologie heeft gestudeerd en daar is blijven wonen. Ze is getrouwd met Martin, een Duitstalige staalarbeiderszoon die het tot leraar op een gymnasium heeft geschopt. Zelf werkt ze op de bibliotheek van de Arbeiterkammer, een organisatie die voor de sociale, culturele en maatschappelijke belangen van werknemers opkomt. Ze is er verantwoordelijk voor educatie en vrouwenvraagstukken.

Op haar werk bestaan veel interne conflicten, waar Mira slecht tegen kan. Opgelucht is ze dan ook als ze even op bezoek kan gaan bij haar oude moeder in haar geboortedorp Jaundorf, in het Sloveenstalige Zuid-Karinthië. Die moeder, Anni, moet haar huis uit, omdat een neef, die het geërfd heeft, het wil verbouwen om er voor zichzelf iets mee te doen. Mira moet haar samen met haar broer Stanko overhalen om naar een bejaardentehuis te gaan.

Achtergelaten wereld

Zodra Mira haar moeder ziet, spreekt ze weer Sloveens. Daardoor beseft ze dat die taal de poort is „waardoor ze een afgesloten, schijnbaar achtergelaten wereld binnenging, die bevolkt werd door mensen, door levenden en doden, die iets van haar wilden”. Over deze levenden en doden die aan Mira trekken gaat het in deze intrigerende roman over moeder-dochterrelaties en de rol die de geschiedenis daarin speelt.

Mira beseft gaandeweg dat ze dertig jaar geleden weliswaar een nieuw leven in de grote stad is begonnen, maar dat ze nooit aan haar afkomst zal kunnen ontsnappen. Iedereen draagt tenslotte zijn verleden met zich mee. En als je wortels op het platteland liggen, dan zijn dat je ketenen.

In een katholiek land als Oostenrijk is het ook nog eens niet zo vreemd dat schuldgevoel hierbij een rol speelt. Bijvoorbeeld over het feit dat Mira heeft kunnen studeren terwijl haar vriendinnen in het dorp achtergebleven zijn. Niet voor niets schreef ze haar doctoraalscriptie over het beroepsleven van die ongeschoolde vrouwen, alsof ze daarmee wilde aantonen dat zijzelf niets bijzonders was en nog altijd een van hen was.

Maar vooral voelt ze zich schuldig over de vroege dood van haar vader, die tijdens het omzagen van een boom verongelukte toen de kleine Mira hem riep en hij even niet goed oplette. Zijn dood bezoedelt de relatie tussen Mira en Anni, want die geeft haar dochter lange tijd de schuld van dat ongeluk. Op haar Duitstalige school wordt ze er door haar rijkere klasgenoten zelfs van beschuldigd haar vader te hebben vermoord. Je begrijpt waarom ze zo snel mogelijk weg wilde uit dat dorp.

Nu Mira er na al die jaren terugkeert, is het alsof ze in haar vroegere ik stapt en ze zich weer geketend voelt. Die indruk wordt nog eens versterkt als ze haar jeugdliefde Jurij tegen het lijf loopt. Hij is op het platteland gebleven, al woont hij tegenwoordig in een stadje in de buurt van Jaundorf waar hij een transportbedrijf heeft dat op Slovenië rijdt.

Door die ontmoeting met Jurij is Mira „in haar eigen geschiedenis” aangekomen en herinnert ze zich dat Jurij in die tijd een politiek activist voor de Sloveense zaak was, terwijl zij daar veel minder mee had. Na een avondje uit gaan ze met elkaar naar bed. Mira’s man Martin lijkt ineens geen enkele rol in haar dorpsbestaan te spelen. Wel belt ze hem op om te zeggen dat ze wat langer wegblijft, wat tot Martins ergernis leidt. Toch voelt ze zich dan gewoon zijn vrouw, omdat ze weet dat ze op een gegeven moment naar Wenen zal terugkeren om haar stadsleven te hervatten.

Moeder-dochterrelatie

Steeds meer kom je te weten over de ingewikkelde moeder-dochterrelatie, die gedrenkt is in verzwegen gebeurtenissen, schuldgevoel en trauma’s. Zo blijkt Anni’s vader aan het Oostfront te zijn gesneuveld en is tante Dragica, de zuster van Anni’s moeder, een communistische partizaan geweest. Ook heeft Mira op jonge leeftijd een zenuwinzinking gehad, nadat ze een abortus heeft laten uitvoeren omdat ze zwanger was van een getrouwde man. Anni doet alles om het in de kleine dorpsgemeenschap geheim te houden.

En al zou Mira het anders willen, uit alles blijkt hoezeer ze haar dorpsgenoten is ontgroeid. Daarom ook beseft ze op een gegeven moment dat ze te laat naar het dorp is teruggekeerd om nog iets met Jurij te beginnen.

In het tweede deel van de roman richt Haderlap de blik op het verleden van Anni, die sinds haar dochter bij haar op bezoek is terug verlangt naar hun vroegere intimiteit. Omdat ze amper heeft leren schrijven, tekent ze haar verleden, met kleurpotloden in een schoolschrift. Zo dringt steeds meer tot haar door hoezeer de oorlog haar leven heeft bepaald. Het sterkst is nog haar herinnering aan de executie van haar grootouders door de Duitsers, die op zoek waren naar tante Dragica. Aan haar gesneuvelde vader heeft ze daarentegen geen enkele herinnering. Des te meer heeft ze die aan Agnes, haar verbitterde, kille moeder. Als ze haar wil tekenen, stelde Anni zich voor „hoe het ijs met Agnes in de wereld kwam en in ijzige herfstnachten aan de vochtige schaduwkant van het dal zichtbaar werd”. Die moeder heeft Anni in haar ontwikkeling op alle fronten belemmerd, want ze wilde leren en plezier maken, maar werd door haar moeder in alles kortgehouden en moest op de boerderij blijven totdat ze ging trouwen. Meteen begrijp je waarom ze zo boos op Mira werd toen haar man door die boom werd geplet, want haar huwelijk was haar enige geluk. Daarna heeft ze alleen nog haar sterke godsgeloof.

Wie had verwacht dat Mira aan het slot van de roman weer op zou duiken, komt bedrogen uit. Het heeft ergens iets onbevredigends. Maar zodra je beseft dat het Haderlap gaat om de manier waarop je geboortegrond je leven kan bepalen, vergeef je haar dat. Vooral om ze zo goed laat zien dat die krachten sterker zijn dan je beseft.