De Spaanse regering heeft dinsdag zijn ambassadeur definitief uit Argentinië teruggeroepen. Dat heeft José Manuel Albares, de Spaanse minister van Buitenlandse Zaken, dinsdag bekendgemaakt. Het besluit dient als diplomatiek signaal richting Buenos Aires nadat de ultrarechtse Argentijnse president Javier Milei vooralsnog heeft geweigerd zich te verontschuldigen voor zijn uitlatingen over de Spaanse premier Pedro Sánchez en zijn vrouw Begoña Sánchez. Albares gaf aan dat de Spaanse ambassadeur voortaan permanent vanuit Madrid zal werken.
Milei deed de uitspraken zondag in Madrid als eregast op het congres van de Spaanse rechtspopulistische partij Vox. In een toespraak viel hij naast het socialisme in zijn geheel ook Sánchez’ vrouw aan, zonder haar bij naam te noemen. Begoña Sánchez was de afgelopen weken zelf specifiek doelwit van rechtse partijen in Spanje, waardoor de Spaanse premier zich genoodzaakt voelde om zijn taken voor vijf dagen neer te leggen en ontslag te overwegen. Uiteindelijk zag Sánchez daarvan af.
Milei zei daarover zondag: „Als je een corrupte vrouw hebt, word je vies en denk je er vijf dagen over na”, verwijzend naar een voorlopig Spaans corruptieonderzoek naar Begoña Sánchez. Dat onderzoek werd eind april ingesteld door een rechter in Madrid nadat de rechtse pseudovakbond Manos Limpias haar van corruptie had beschuldigd.
Madrid dreigde zondag meteen de diplomatieke betrekkingen met Buenos Aires te zullen verbreken als er geen publieke excuses van Milei kwamen. Dezelfde dag nog werd de Spaanse ambassadeur uit Buenos Aires teruggeroepen voor overleg en „om de ernst van de situatie uit te drukken”. Volgens Sánchez zou de Argentijnse president „helaas niet voldoen aan” de „broederlijke banden die Spanje en Argentinië verenigen”. Milei wilde op zijn beurt Spaanse excuses omdat hij meent degene te zijn die wordt aangevallen.
Een harde aanscherping van het asielbeleid in Europa laat nog even op zich wachten. Maar in de Europese migratiediscussie staat bijna geen taboe meer overeind, zo liet de EU-top van regeringsleiders in Brussel donderdag zien. Landen die al op eigen houtje experimenteren met een ander asielbeleid zullen zich door de top eerder gesterkt dan teruggefloten voelen.
Het meest concrete voorbeeld: Polen. De Poolse premier Donald Tusk kreeg van de rest van de EU begrip voor zijn beslissing om het asielrecht voorlopig op te schorten. Met zo’n uitzonderingspositie wil Tusk nog strenger kunnen optreden tegen migranten die vanuit Wit-Rusland de grens oversteken, nadat ze daar vanuit Azië of het Midden-Oosten met hulp van Minsk en Moskou zijn beland. „Hybride oorlogvoering”, aldus Tusk, en dus reden om de normale asielregels op zijn minst tijdelijk op te heffen.
Daar konden de andere regeringsleiders zich in vinden. Er was immers al een precedent: Finland nam deze zomer een wet aan die zijn grenswachten toestaat om asielzoekers die het land bereiken vanuit Rusland terug te sturen. Ook daar worden groepen migranten vanuit Moskou aangemoedigd en geholpen. De Baltische landen hadden eerder te kampen met een vergelijkbaar scenario.
Maar bovenal lijken de andere landen begrip te hebben voor de politiek benarde positie van Tusk. Zijn centrumrechtse partij won vorig jaar weliswaar de verkiezingen van de PiS-partij, maar moet het volgend jaar opnieuw tegen zijn ultrarechtse rivalen opnemen bij de presidentsverkiezingen.
Lees ook
De EU-landen wensen almaar strenger migratiebeleid – lukt het ze samen op te trekken?
Die benarde positie herkennen Europese regeringsleiders namelijk maar al te goed. Of ze zijn zelf een stuk rechtser dan hun voorgangers, die de afgelopen jaren het beleid bepaalden, of ze voelen zich dermate in de hoek gedrukt door rechtsere partijen in de peilingen dat ze voelen dat zij ook met maatregelen moeten komen. En dus dringen ze aan op harder beleid – en snel een beetje. De vraag is dan wel hoeveel ruimte er nog is om het beleid aan te scherpen.
Rust van korte duur
Je zou bijna vergeten dat dezelfde landen dit voorjaar hun handtekening zetten onder een gigantisch migratiepakket, na bijna tien jaar onderhandelen. Een uitgekiende deal waarin strenge selectie door de EU-landen aan de grens (vooral in het zuiden) wordt gecombineerd met onderlinge solidariteit bij het verdelen van asielzoekers over Europa. Iedereen was om, iedereen leek opgelucht: eindelijk even rust in het stormachtige migratiedossier – al hadden Polen en Hongarije gezegd dat ze aan die solidariteit niet meedoen.
Die rust was van korte duur, bleek de afgelopen maanden. Uit de cijfers is deze druk niet direct te verklaren. De asielaantallen liggen fors lager dan in het piekjaar 2015. Toen arriveerden meer dan 1 miljoen mensen in de EU, veel van hen uit Syrië. Vorig jaar waren het er 300.000 en het is nog maar de vraag of dat aantal dit jaar gehaald wordt. Toch buitelden EU-regeringen de afgelopen dagen en weken over elkaar heen met strengere plannen.
Dick Schoof, die als premier zijn eerste EU-top meemaakte, zat in Brussel niet op een bijrol in deze discussie te wachten. Hij memoreerde in zijn betoog hoe Nederland en Duitsland in 2016 voorop waren gegaan in het sluiten van een Europese deal met Turkije om vluchtelingen terug te nemen. Op de ochtend van de top organiseerde Schoof bovendien met de Italiaanse premier Giorgia Meloni en de Deense premier Mette Frederiksen een bijeenkomst over migratie.
Van het idee om uitgewezen Afrikaanse asielzoekers naar Oeganda te sturen moest Schoof in Brussel bekennen dat er „nog veel haken en ogen aan zitten”
Italië verscheept sinds deze week kleine groepen onderschepte asielzoekers naar Albanië, waar ze hun asielprocedure moeten doorlopen. Denemarken stuurt al enige tijd uitgeprocedeerde asielzoekers met een strafbaar feit op hun naam naar Kosovo. Nederland is nog niet zo ver. Van het idee om uitgewezen Afrikaanse asielzoekers naar Oeganda te sturen moest Schoof in Brussel bekennen dat er „nog veel haken en ogen aan zitten”. En bovendien, zei hij, had hij zelf ook pas een dag eerder van het idee gehoord.
Het Oeganda-voorstel leverde her en der een opgetrokken wenkbrauw op. Toch bewegen steeds meer landen in de richting van het bouwen van detentiecentra buiten de grenzen van de Europese Unie, eufemistisch ‘terugkeerhubs’ genoemd. Alleen België en Spanje spraken zich na afloop van de top nog duidelijk tegen zulke centra uit. Spanje valt op, omdat juist dat land wél te maken heeft met een stijgend aantal asielzoekers, dat arriveert vanuit West-Afrika op de Canarische eilanden.
Wie de nieuwe politieke wind ook goed aanvoelt is Commissievoorzitter Ursula von der Leyen. Begin deze week steunde de voorzitter van de Europese Commissie al het pleidooi voor detentiecentra, donderdagochtend woonde ze het Italiaans-Nederlands-Deense overleg bij. Concreet stelt Von der Leyen twee dingen voor: het migratiepact moet sneller worden ingevoerd én terugkeer, het voornaamste ontbrekende element uit het pact, vergt alsnog Europese afspraken.
Jengatoren
Het enige probleem: het is geen toeval dat de Europese regeringsleiders hier tot nu toe niet uitkwamen. Daarvoor helpt een blik in de voorgeschiedenis. Een eerste poging het Europese migratiebeleid te vernieuwen liep al onder Von der Leyens voorganger spaak.
De landen aan de EU-buitengrens vonden dat ze te weinig steun kregen bij de opvang van asielzoekers die zich aan hun kust meldden. Migratie was een Europees probleem, zeiden ze. De noordelijke lidstaten kregen steeds meer asielzoekers binnen die al door half Europa waren gereisd. Zij beschuldigden de landen aan de buitengrens ervan dat ze migranten zomaar lieten doorlopen. Internationale afspraken dicteren juist dat asielzoekers een asielaanvraag indienen in het eerste land waar ze aankomen.
De Commissie-Von der Leyen nam in 2019 meteen een tweede aanloop met een immens pakket voorstellen. Er was bijna vijf jaar politieke strijd voor nodig om het eens te worden. De essentie was een ruil: strengere grensprocedures in ruil voor meer Europese solidariteit. Op papier werd de oude politieke tegenstelling dus overwonnen.
Lees ook
Aan de buitengrenzen van Europa: minder migranten en dat heeft een schaduwzijde
In de nieuwe grensprocedure kunnen migranten met weinig kans op asiel meteen door naar een sterk verkorte procedure. Daarna moeten ze snel uitgezet worden. Mensen die meer kans maken op asiel kunnen overgenomen worden door noordelijke landen om daar een reguliere asielprocedure te doorlopen. Het noorden kan die last ook afkopen, tegen betaling van 20.000 euro per asielzoeker. Het verplicht overnemen van asielzoekers werd door Hongarije en Polen van de hand gewezen.
Het gaat twee jaar duren voordat de regelgeving is omgezet in de praktijk. Het is nog niet zo eenvoudig om dat proces ter versnellen. Er moeten bij voorbeeld ict-systemen voor ontwikkeld worden. In de zuidelijke landen moeten centra gebouwd worden waar asielzoekers opgevangen kunnen worden en waar de als kansloos ingeschaalde asielzoeker moet verblijven totdat de versnelde procedure is doorlopen.
Het is, zei de Franse president Macron donderdagavond, ook een precaire operatie om delen van het pact te versnellen omdat je dan het risico loopt dat je de balans tussen strengere procedures en solidariteit verstoort.
Eerdere voorstellen om terugkeer te regelen waren zo controversieel dat ze vastliepen in het Europees Parlement. Om het migratiepact erdoor te krijgen is terugkeer deels buiten beschouwing gelaten omdat anders het hele pact gevaar liep. Daar zit dus nog ruimte voor politici die migratie willen aanpakken. Von der Leyen stelde een nieuwe regeling in he vooruitzicht.
Al deze gevoeligheden en kwetsbaarheden maken van het Migratiepact een zorgvuldig opgebouwde jengatoren. Wie gaat schuiven aan één steentje, loopt het risico dat het hele bouwwerk instort. Voor Schoof en andere regeringsleiders is dat inmiddels een aanvaardbaar risico: niets doen is geen optie, denken zij. Ze willen hoe dan ook nieuwe wegen inslaan.
Deze maand is het zestien jaar geleden dat ABN Amro midden in kredietcrisis voor een kleine 17 miljard euro werd genationaliseerd om te voorkomen dat de bank failliet ging en het betalingsverkeer voor miljoenen klanten plat zou gaan. En het was ruim elf jaar geleden dat de staat voor nog eens 4 miljard het noodlijdende SNS Reaal moest redden van de ondergang. De bank en de verzekeraar bleken destijds onvoldoende bestand tegen de gure wind op de financiële markten. De belastingbetaler betaalde de prijs.
Beide nationalisaties waren deze weken weer in het nieuws. De staat maakte bekend het overheidsbelang in ABN Amro, na al die jaren is dat nog altijd ruim 40 procent, af te bouwen naar rond de 30 procent. De Volksbank, erfopvolger van SNS Reaal, is nog steeds voor 100 procent in staatshanden. Maar ook daarvan is besloten dat het de komende jaren ofwel onderhands wordt verkocht, ofwel naar de beurs gaat. Minister van Financiën Eelco Heinen (VVD) toont zich zo de liberaal die hij graag zegt te zijn: banken horen niet in staatshanden. De verkoop zal met een boekverlies eindigen.
Niet geheel verrassend steunen de besturen van ABN Amro en Volksbank de minister voluit in zijn verkoopplannen. Minder overheidsbemoeienis betekent voor hen ook meer (financiële) ruimte. Wel is er enige terughoudendheid bij de Volksbank over een scenario waarin de bank in delen verkocht zou worden. En bij ABN vrezen ze te worden overgenomen door een grote buitenlandse partij. Maar verder: leve de markten!
Voor burgers is dit niet per se goed nieuws. Het Nederlandse bankenlandschap kent al jarenlang weinig diversiteit. Elke bank biedt min of meer dezelfde producten aan, elke bank heeft min of dezelfde apps, rentes verschillen nauwelijks, het is allemaal koekoek één zang. Nog twee van zulke concurrenten erbij vergroot de uniformiteit alleen maar.
Daarbij was een van de lessen van de kredietcrisis dat de financiële sector weliswaar op de vrije markt opereerde, maar per saldo een publieke rol vervulde. Het betalingsverkeer is immers een nutsfunctie, vergelijkbaar met elektriciteit en water. En dat juist die cruciale functie in de economie in de crisis bijna werd meegesleurd als gevolg van hebzucht en winstbejag van de commerciële banken, voelde verre van veilig.
Begin 2019 publiceerde de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) het rapport Geld en schuld. De publieke rol van banken. De WRR adviseerde daarin onder meer de oprichting van een publieke bank waar mensen geheel risicovrij een spaar- en betaalrekening kunnen openen. Deze bank zou volledig gedekt moeten worden door centralebankreserves. Zo ontstaat een veilig alternatief voor commerciële banken.
De bankensector wist niet hoe snel ze uit lijfsbehoud afstand moest nemen van het rapport. Een ultra-veilige staatsbank zou per definitie betekenen dat de private banken minder veilig waren, met alle commerciële risico’s van dien. Het plan verdween in een la.
Terwijl het zo dichtbij was dankzij de deelnemingen in ABN Amro en Volksbank. In die zin laat het ministerie van Financiën een unieke kans liggen de burger daadwerkelijk een veilige haven te bieden binnen de ruige commerciële geldwereld. Een bank die indirect de andere banken ook veiliger zou maken, omdat zij zich gedwongen zouden zien hun buffers op te hogen om klanten te overtuigen dat hun geld bij hen ook veilig was. Stabiliteit en veiligheid hebben een prijs. Maar alles beter dan paniekerige reddingen met miljarden belastinggeld midden in de volgende crisis.
In het Westen gold Israël decennia als een westers land dat toevallig wat ver naar het oosten ligt. Jaren geleden is zelfs wel eens hardop gefilosofeerd over een EU-lidmaatschap. Israël was immers een stabiele democratie, een lid van de op regels gebaseerde internationale orde, al zorgde de steeds weer oplaaiende strijd met de Palestijnen wereldwijd voor tweespalt.
In zijn ijver de vijanden van Israël te verslaan, tart de regering-Netanyahu al weer een jaar lang dagelijks die internationale orde, haar principes en haar organisaties. Is Israël nog steeds ‘one of us’?
Zuid-Afrika daagde Israël voor het Internationaal Gerechtshof op verdenking van schending van het Genocideverdrag. Israël vond de aantijging absurd: het was er niet op uit Palestijnen systematisch te vermoorden, maar wil Hamas onschadelijk maken na een terreuraanval. Een tussenvonnis droeg Israël op alles te doen om genocide te voorkomen.
Het Hof keek ook naar het gedrag van Israël in de Palestijnse gebieden die het sinds 1967 bezet houdt. Zo’n beetje alles wat Israël in de bezette gebieden heeft gedaan, is in strijd met internationaal recht. De Israëlische aanwezigheid was onrechtmatig en moet zo snel mogelijk beëindigd worden. Israël, oordeelde het Hof, respecteert het Palestijnse recht op zelfbeschikking niet. Dat verbaast misschien niet, maar het staat nu wel zwart op wit.
Na Gaza en de Westelijke Jordaanoever richt de aandacht zich nu op Libanon, waar Israël jacht maakt op Hezbollah, een bondgenoot van Hamas die Israël met raketten bestookte. Vijf militairen van VN-vredesmacht UNIFIL raakten gewond door Israëlische beschietingen. Premier Netanyahu eiste vervolgens op hoge toon het vertrek van de 10.000 vredeshandhavers die er zijn gestationeerd door de Verenigde Naties.
Genocideverdenking, lak aan het recht op zelfbeschikking, geen respect voor UNIFIL. De lijst wordt steeds langer. Het feit dat secretaris-generaal van de VN, António Guterres, persona non grata werd verklaard omdat hij de Iraanse raketaanval op Israël niet hard genoeg veroordeeld zou hebben, is het summum van dedain voor de VN en alles waar ze voor staat. Het is gedrag dat je verwacht van een outcast als Noord-Korea.
Het aanzien van Israël krijgt tik na tik en de internationale gemeenschap ziet toe, zonder al te veel invloed. Het geweld wordt veroordeeld, er wordt gebedeld meer humanitaire hulp toe te laten tot Gaza, een handvol extremistische kolonisten kwam op een sanctielijst. De roep om een staakt-het-vuren heeft inmiddels al zo vaak geklonken dat het een treurige evergreen is geworden.
De afgelopen dagen verhardde de toon enigszins. De VS stelden Israël een ultimatum. Als er niet binnen dertig dagen meer hulp Gaza binnenkomt, kan dat gevolgen hebben voor wapenleveringen. De Britse regering overweegt twee Israëlische ministers op een sanctielijst te zetten omdat ze geweld tegen Palestijnen verheerlijkten. En Ierland wil de handel met Israël opschorten wat betreft goederen afkomstig uit de bezette gebieden.
Europese regeringsleiders haalden fel uit als het gaat om Libanon. De Italiaanse premier Giorgia Meloni noemde de aanvallen op UNIFIL een vergaande schending van VN-Resoluties. Ze kondigde aan deze vrijdag naar Libanon te reizen om haar kritiek te onderstrepen. Italië geldt als een van de trouwste bondgenoten van Israël in Europa.
De Franse president Emmanuel Macron nam het na de inval op voor de Libanese bevolking en keurde het geweld tegen UNIFIL af. Hij vroeg zich snerend af of Netanyahu is vergeten dat Israël zijn bestaan dankt aan een resolutie van de VN? Netanyahu schoot terug dat Israël niet is gesticht door de VN, maar te danken is aan de overwinning in een onafhankelijkheidsoorlog, bereikt „met het bloed van heroïsche strijders”.
Italië en Frankrijk leveren een stevige bijdrage aan de VN-macht. Italië is met duizend militairen vertegenwoordigd, Frankrijk met zevenhonderd. Ze hebben dus een eigen belang. Voor Frankrijk komt daar nog bij dat het historisch gezien een speciale band heeft met Libanon, voor Italië geldt dat het pro-Palestijnse sentiment groeit en Meloni daarop wil inspelen.
De vijanden van Israël voldoen uiteraard ook niet aan de hoge normen van democratie en internationaal recht. Maar dat kan geen rechtvaardiging zijn voor Israël om dan maar lak te hebben aan al die normen. De toon tegen Israël wordt iets harder, maar of het veel zal uithalen?
Redacteur geopolitiek Michel Kerres schrijft hier om de week over de kantelende wereldorde.